over boord zou werpen, is door de meeste geschiedschrijvers door een vergrootglas beschouwd. - Het door Columbus gehouden Journaal is nog overig, en meer dan eens in onderscheidene talen uitgegeven: de laatste maal, voor zooverre ik weet, bij wijze van vrij uitvoerige uittreksels in het bekende werk van Eduard Charton: Voyageurs anciens et modernes. Men zal daar te vergeefs naar zulk eene vreeselijke zamenzwering zoeken, terwijl de eenvoud, waarmede de ontdekker van Amerika zijne woorden te boek stelt, ons een waarborg zijn voor de waarheid. Berichten omtrent ontevredenheid onder zijn scheepsvolk komen meer dan eens voor; zoo vermeldt hij dat op 22 September zijne manschappen in hevige beweging waren omdat zij zich verbeeldden dat op de zeeën, waar men toen was, er nimmer een windje woei dat ze naar Spanje zou doen terugkeeren; den volgenden dag morden zij nog eens, want de zee bleef zoo kalm, en dit was volgens hen het bewijs voor hunne bewering, doch 's avonds verhief zich de wind en de zee geraakte in beweging, waarop zij zich stil hielden. Door eenige Spaansche schrijvers wordt beweerd dat het hevigste oproer op 8 October heeft plaats gehad, en ziehier wat Columbus in zijn dagboek op dien dag schrijft: ‘De zee was zoo schoon als de rivier voor Seville, en de lucht zoo zacht als in April in Andaluzië; het was een genot om de lucht in te ademen, die als het ware met balsemgeuren bezwangerd was. Wij zagen versch gras drijven, vogels, die naar het Zuiden vlogen, kraaijen, eenden en zeemeeuwen. 's Nachts zeilden wij vijftien mijlen in 't uur in eene Zuid-Westelijke rigting.’ Kan men zich kalmer gemoedsstemming denken?
Twee dagen later evenwel begon het scheepsvolk te klagen over den langen duur van de reis, zij wilden niet verder gaan. De admiraal deed zijn best om hun' moed op te beuren, door hun de voordeelen voor te spiegelen, welke hen wachtten. Hij voegde er verder met vastberadenheid bij dat geene klacht hem van plan zou doen veranderen, dat hij op reis was gegaan om in Indië te komen, en dat hij zijn weg tot dáár, met 's Heeren hulp zou vervolgen. Mij dunkt hieruit blijkt nog niet veel van zulk eene gevaarlijke zamenzwering, als waarvan ook Mulder spreekt, doch het is vrij natuurlijk dat wanneer enkele schrijvers, op wie men vertrouwt, iets dergelijks mededeelen men geen verder onderzoek doet; bij de Spaansche schrijvers schijnt een streven te hebben bestaan om van den man, die Amerika's schatten in de schatkist deed vloeijen, meer dan een held, een dramatisch persoon te maken.
Eene tweede opmerking betreft hetgeen op diezelfde bladzijde gezegd wordt, dat Columbus het eiland Guanahani ontdekte en dat hij dit San Salvador noemde. 't Is volkomen waar, doch 't mogt er dunkt mij wel bij gezegd zijn, dat men niet juist meer weet, welk eiland dit is; sommigen toch en daaronder mogen vooral von Humboldt en Washington Irving wel genoemd worden, beweren ons dat het tegenwoordig door de Engelschen zóó genoemde Cat-Island het eerst gevonden werd, terwijl anderen meenen dat de eerste landingsplaats op het eiland Watlings, dat iets meer Zuid-Oostelijk ligt, moet gezocht worden. - Het is vast eene drukfout dat een later opgegeven eiland niet Isla Espanola maar Espanola heet.