| |
| |
| |
Jos Houtsma
Het populaire lied in de achttiende eeuw
Een verkenning in Thirsis Minnewit
Abstract - The author presents Thirsis Minnewit, an at the time extremely popular collection of songs of the early eighteenth century. He argues that there may have been more continuity between post medieval popular song and popular song of the late middle ages than might be expected. Seventeenth and eighteenth century song collections are important windows on post medieval popular culture. They deserve more attention than they have been allowed.
In 1708 verschijnt bij Willem van Hekeren, Boekverkoper in de Oude Lelystraat in Amsterdam een boekje: Thirsis Minnewit, Bestaande in een versameling van de aangenaamste Minne-zangen en Voysen. Het is het oudstbekende exemplaar van wat waarschijnlijk het populairste liedbundeltje is uit de achttiende eeuw.Ga naar voetnoot1 Na de uitgave van Willem van Hekeren kennen we uitgaven uit 1710 en later van Johannes van Heekeren, Boekverkooper op de Haarlemmerdyk over de Eenhoornsluis, eveneens uit 1710 en later van de Wed. van Gysbert de Groot, Boekverkoopster op de Nieuwendyk, en vervolgens van een reeks andere uitgevers, uit Amsterdam, maar ook uit Dordrecht (Hendrik Walpot) en Deventer (Marinus de Vries). Na het eerste deeltje is er kennelijk al snel een tweede deel verschenen - in twee gedeeltelijk overeenkomende uitgaven van Johannes van Heekeren (vanaf 1710)Ga naar voetnoot2 en van de Wed. van Gysbert de Groot (ook vanaf 1710)Ga naar voetnoot3 - en een derde - in een uitgave van Johannes van Heekeren in 1711,Ga naar voetnoot4 in 1712 gevolgd door een ‘verbeterde’ editie.Ga naar voetnoot5 De delen ii en iii werden, net
als het eerste deel, gedurende de hele achttiende eeuw nagedrukt. Deeltjes van Thirsis Minnewit zijn door eigenaars vaak in een convoluut bij elkaar gebonden, niet zelden in combinatie met een vierde bundeltje: De Vrolyke Zang-Godin, Opheffende veelerhande ernstige en boertige Gesangen, Kusjes en Drink-Liederen: Op de Nieuwste en meest-bekende Zangwysen (de oudstbekende uitgaven uit 1713 en 1716 door Jan Graal, Boekverkoper op de Voorburgwal, agter de Nieuwe Kerk).Ga naar voetnoot6
Aan Thirsis Minnewit is in de Neerlandistiek tot dusver niet bar veel aandacht besteed. Hoffmann von Fallersleben ontleent er een aantal teksten aan voor zijn Horae BelgicaeGa naar voetnoot7; Kalff laat het kort de revue passeren in het slothoofdstuk ‘Ver- | |
| |
dere lotgevallen der Oude liederen’ van Het lied in de Middeleeuwen,Ga naar voetnoot8 Fl. van Duyse gebruikt het bij het samenstellen van Het oude Nederlandsche lied.Ga naar voetnoot9 In hun kielzog zijn een paar liederen min of meer gecanoniseerd - de meeste omdat werd aangenomen dat ze ‘oud’ zijn.Ga naar voetnoot10 Maar dat is het wel zo'n beetje. Jammer. Want Thirsis Minnewit is een fascinerende verzameling, waarin we - naast een aantal ‘oude’ liederen - een overvloed aan typisch zeventiende- en achttiende-eeuwse, classicistisch opgetuigde vrijages en andere liefdesliederen aantreffen, drinkliederen, genre-stukjes naar het voorbeeld van Bredero's Boertigh Liedt-boeck, melodrama's, spotliederen, bruiloftsliederen, liederen op bijbelse thema's, soldatenliedjes, matrozenliedjes: liederen van de meest uiteenlopende snit, soms knap of tenminste handig gemaakt, maar soms ook van een aandoenlijke stunteligheid.
In de diverse delen van Thirsis Minnewit zijn in totaal 286 liedteksten verzameld. Het eerste deel telt er in alle edities die ik onder ogen heb gehad 88. Het tweede deel telt in de editie Van Heekeren 90 liederen. Het tweede deel in de editie van de Wed. De Groot heeft er 80, waarvan er 53 woordelijk of vrijwel woordelijk overeenstemmen met die in de editie Van Heekeren, 27 daarentegen niet in de editie Van Heekeren worden aangetroffen. Het derde deel heeft in de editie van Heekeren van 1711 80 items, in de ‘verbeterde’ editie van 1712 eveneens 80, maar met dien verstande dat vijf liedteksten uit de eerste druk zijn vervangen door vijf andere teksten. Het derde deel wordt gecompleteerd door een tekst met een heel ander karakter: een volgens de regels der kunst gedicht mini-epos, een bewerking van Musaeus' tragische geschiedenis van Hero en Leander (481 fraaie alexandrijnen).Ga naar voetnoot11
Alle liederen in Thirsis Minnewit zijn anoniem overgeleverd. Achter deze anonimiteit gaat een uiteenlopende herkomst schuil. Een (klein) deel van de liedjes heeft een min of meer traditioneel karakter: ze kenmerken zich door niet-metrische versregels, eenvoudige strofenvormen, assonantierijmen, en vaak een typisch balladeske verteltrant, met veel scènes in de directe rede, tijdsprongen, en met gebruikmaking van stijlkenmerken als parallellisme en uitbreidende herhaling. Sommige van deze liedjes zijn late nazaten van liedgoed dat we kennen uit de zestiende eeuw; voor de ouderdom van andere zou ik mijn hand niet in het vuur durven steken. Van een deel van de liedjes kan men vermoeden dat ze zijn gefabriceerd door rederijkende burgers. Er zijn matrozenliedjes waarvan men zich heel goed kan voorstellen dat ze inderdaad zijn gemaakt door zang- en dichtlustige zeelui. En sommige liedteksten zouden producten kunnen zijn van straatzan- | |
| |
gers.Ga naar voetnoot12 Maar er zijn ook nogal wat teksten terug te voeren op van naam en faam bekende poëten uit de zeventiende eeuw. Zo figureert als ii 36Ga naar voetnoot13 Bredero's fameuze Boeren-Gezelschap; als iii 44 het al even beroemde O Kersnacht, schoonder dan de dagen, de Rei van Clarissen uit Vondels Gysbrecht; Cats draagt een schriftuurlijk melodrama bij Indien oit maagt haar droeve klachten (i 67); Jan Jansz. Starter is zelfs drie maal vertegenwoordigd: iii 56, Ik vrijden op een tijd een soet Menniste susje, iii 60, Doen Daphne, d' overschoone Maegt, en in deel ii van de editie Van Heekeren 1710 op p. 129, het fraaie lied Is Bommelaliere soo groot geneugt. En dan zijn er nog rond vijfentwintig liederen van andere bekende of minder bekende zeventiende-eeuwers als Krul,Ga naar voetnoot14 Elzevier,Ga naar voetnoot15 Van Heemskerck,Ga naar voetnoot16 Van Asten,Ga naar voetnoot17 Van Veen,Ga naar voetnoot18 Seep,Ga naar voetnoot19 Ducens,Ga naar voetnoot20 Smeerbol.Ga naar voetnoot21 Een deel van de teksten is van contemporaine dichters. Zo treffen we als i 74 onder het incipit Goeden avond, mijn soete troosje een lied aan uit de - aan Dirck Buysero toegeschreven - Bruiloft van Kloris en Roosje.Ga naar voetnoot22 Aan Andries Pels zijn toe te schrijven i 30, i 44, i 54, ii 13. Cornelis Zweerts is de auteur van i 85, i 86, ii 87, ii 88. Van de Amsterdamse dichter Jan de RegtGa naar voetnoot23 kennen we ii 6, ii 10, iii 7 iii 21, iii 25.
Veel van de liedteksten uit Thirsis Minnewit treft men ook aan in andere zeventiende- en achttiende-eeuwse liedbundels: Apollo's St. Nicolaas Gift,Ga naar voetnoot24 Apollo's Vastenavond-Gift,Ga naar voetnoot25
't Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder en Purmerender Liede-BoekGa naar voetnoot26 en vele andere: raadplegen van de databases van de Liederenbank en eigen
| |
| |
onderzoek leverde tot dusver al meer dan 150 bronnen op van parallelteksten. In een bundel als Het Amoureuze Lusthof, die wordt gepresenteerd als een vervolg op Thirsis,Ga naar voetnoot27 vond ik niet minder dan achttien Thirsis-paralellen. Opvallend is de overeenkomst met een verzameling (waarschijnlijk vroeg achttiende-eeuwse) liedjes die wordt bewaard in de Leidse universiteitsbibliotheek onder de signatuur 1497 h16. In deze bundel - wel aangeduid als ‘Collectie Nijhoff’, en in 1938 beschreven door E.F. KossmannGa naar voetnoot28 - zijn uit losse katernen, kennelijk bedoeld voor een weinig draagkrachtig publiek, meer dan 400 liedjes bij elkaar gebonden, waarvan er niet minder dan 78 in verband zijn te brengen met teksten uit Thirsis Minnewit.
Als men de liedteksten uit Thirsis Minnewit vergelijkt met parallelteksten, constateert men in veel gevallen weinig verschillen. ii 26 en 32 zijn liederen die zonder noemswaardige afwijkingen zijn ontleend aan Johan van Heemskerck, Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische Arcadia.Ga naar voetnoot29 Vondels Kersnacht verschijnt zonder tekstbederf. De liederen van Bredero en Starter hebben wat meer schade opgelopen, maar er lijkt geen aanleiding om er aan te twijfelen dat deze teksten anders dan via een normaal proces van schriftelijke overlevering in de bundel zijn terecht gekomen. In veel gevallen echter lopen tekstparallellen uiteen. Een aardig voorbeeld is het hierboven al aan de orde gestelde i 74, een versie van het lied van Krelis en Elsje uit het zevende toneel van de Bruiloft van Kloris en Roosje, een handig naar de smaak van de tijd gemaakt genrestuk, dat beschouwd kan worden als een tophit: in de Liederenbank van het Meertensinstituut zijn niet minder dan elf parallelteksten geregistreerd, in liedboekjes tussen 1681 en 1875. i 74 vertoont een reeks kleine verschillen met de oudst bekende gedrukte versie van het blijspel, die van ca. 1712,Ga naar voetnoot30 maar het strofeschema (4a 2a 4b 4c 2c 4b 4d 4d 4d, met overwegend metrische verzen: geen voorslag in de eerste regel; dubbele dalingen in de regels 7-9) is onaangetast. Sterk afwijkend zijn de oudst bekende versie, die uit het Enchuyser
Botschuytje,Ga naar voetnoot31 die uit Thirsis Minnewit ii 46, editie De Groot 1710, die uit de Amoureuze Lusthof, p. 49, en die uit de Collectie Nijhoff, blad 92-1, p. 715. Ik laat dat zien door Thirsis i 74 synoptisch af te drukken met die uit Botschuytje, met in noten de belangrijkste varianten van de editie 1712, die van Thirsis ii 46, de Amoureuse Lusthof (Lusthof) en die van de Leidse verzameling (Leiden):Ga naar voetnoot32
| |
| |
[tm i 74] |
[Botschuytje p. 52] |
|
Een Nieuw Amoreus Liedeken |
|
Stemme: Alst begint |
|
1. |
1. |
Goeden avond mijn soete troosje,Ga naar voetnoot33 |
Ik seyd goeden Avont lieve Joosje,Ga naar voetnoot44 |
Mijn suykerdoosje, |
Myn suyker doosje, |
NogGa naar voetnoot34 eens gekust, wy zijn alleen. |
Nu eens gekust wy syn alleen, |
Ik mag uGa naar voetnoot35 schoonheid heel wel leyen, |
Ik mach u schoonheyt heel wel lyen, |
WantGa naar voetnoot36 al mijn vryen, |
En al myn vryen |
Dat is om u en anders geen: |
Dat is om u en anders geen;Ga naar voetnoot45 |
Myn liefje, mijn diefje, myn hondje, myn |
Ick seghjeGa naar voetnoot46 mijn hertje mijn troosje mijn |
schat, |
schat, |
Ik sweerje by 't bond van Lubberd Ooms |
Ik zweer je by 't Bondt van Lubbert Ooms |
kad, |
kat, |
Maar ag, ag, en agGa naar voetnoot37 dat ik U reys had. |
En och och dat ik jouw had.Ga naar voetnoot47 |
|
2. |
2. |
Wel wat praat die vry er aardig, |
Heer, wat praet die vryerGa naar voetnoot48 Aerdigh |
WelGa naar voetnoot38 gy bent waardig |
En hy is waerdig, |
Een meisje, die het maar wil doen: |
Een Meysjen die het maer wil doen |
Ik loof,Ga naar voetnoot39 gy soud my wel licht bekooren, |
My dunckt je sout licht bekooren,Ga naar voetnoot49 |
Na ik kan hooren, |
Na ick 't aenhoore,Ga naar voetnoot50 |
Gy lijktGa naar voetnoot40 my so geweldig groen;Ga naar voetnoot41 |
Soo loert broer Cornelis byster groenGa naar voetnoot51 |
Gy segt het so geestig, soo aardig, so raar,Ga naar voetnoot42 |
Hey je seght het so geestelijckGa naar voetnoot52 soo aerdigh so raar, |
Ik wens u de Bruigom al binnen het jaer, |
|
Maar ach, ach, en ach, mijn suikerdeGa naar voetnoot43 vaar. |
Ik wenschjeGa naar voetnoot53 de Bruydegom binnent jaer |
|
En och och mijn lieve vaer. |
| |
| |
3. |
3. |
Wel mijn aldersoetste liefje, |
Hey mijn Bruytje mijn malle geckje,Ga naar voetnoot62 |
Myn honigdiefje,Ga naar voetnoot54 |
Mijn treckebeckje, |
Daar is myn hand, ontvang mijn trou, |
Daar isser mijn handt en daer isser mijn |
Dan so sweer ik sulje wezen, |
trouw,Ga naar voetnoot63 |
Myn uitgelesen, |
Wilje 't doen soo magjeGa naar voetnoot64 wesen, |
Myn eigen selven, ja myn vrou: |
Mijn uytgelesen |
Maar seg het wat haastig, en maak my niet |
Mijn Koninghin myn waerde vrouw, |
bang,Ga naar voetnoot55 |
En seght eens ja en maeckt my niet bangh,Ga naar voetnoot65 |
So sing ik van vreugde een vrolijke Zang. |
So singh ick van vreughde eenGa naar voetnoot66 vrolijcken |
Maar ach, ach, en ach, gy wagt my so lang. |
sangh, |
|
En och och je wagt soo langh. |
|
4. |
4. |
't Is wel: ik sal 't myn besje vragen,Ga naar voetnoot56 |
Wel ick sal 't mijn Besje vragenGa naar voetnoot67 |
't Is ligt te wagen, |
't Is licht te wagen, |
En kom dan morgen om bescheyt:Ga naar voetnoot57 |
Soo komtGa naar voetnoot68 dan Morgen om bescheyt |
Dan zal ik het U al verhalen, |
Dan sal ick 't jou al verhalen, |
En gaan vertalen, |
En vertalenGa naar voetnoot69 |
Wat dat myn besje heeft gezeyt: |
Wat dat mijn BesjeGa naar voetnoot70 heeft geseyt, |
Maar ik vrees,Ga naar voetnoot58 sy isser niet toe gezint, |
Maer ick sorgh sy isser niet wel besintGa naar voetnoot71 |
Praat ik van trouwen so seyt sy mijn kint, |
Praet ick van trouwen so seytse mijn kint, |
Maar ach, ach en ach, sie wat gy begint. |
En och och siet watje begint. |
|
5. |
5. |
Wel myn alderliefste Bruidje, |
Mijn Alderliefste liefjeGa naar voetnoot72 |
Mijn lieve Guidje,Ga naar voetnoot59 |
Mijn honingh diefje, |
Gaat by uw Besje met fatsoen: |
Nou bid jou Besje met Fatsoen, |
Dan sult gyGa naar voetnoot60 haar oude koude zinnen, |
Dan salje haer oude sinnen, |
Wel haast verwinnen, |
Wel haest verwinnen |
En seggen wat der u staat te doen.Ga naar voetnoot61 |
Tot dat se seyt je sult het doen,Ga naar voetnoot73 |
| |
| |
Dan ben ik de Bruigom, en gy bent de |
Hey dan ben icker de Bruydegom en gyer |
Bruid, |
de bruydt,Ga naar voetnoot74 |
Haal een Notaris, die 't Huwelijk sluyt. |
Haelt ons de Notaris die het Huwelijck |
Maar ach, ach en ach, mijn vryen is uyt! |
sluyt, |
|
Corasy, Corasy, CorasyGa naar voetnoot75 mijn vryen is |
|
uyt.Ga naar voetnoot76 |
Thirsis ii 46 stemt vrijwel woordelijk overeen met de versie van Botschuytje. De versies uit de Collectie Nijhoff en de Amoureuse Lusthof wijken wat meer af. Het lijkt aannemelijk dat deze teksten versies zijn van het liedje, dat door de maker van de Bruiloft van Kloris en Roosje is bewerkt om op te nemen in zijn zangspel. Niet echt verrassend misschien dat de ‘oorspronkelijke’ versies meer variabiliteit vertonen dan de bewerkte. Maar er zijn veel extremere gevallen, tm i 19 is een drie strofen lange liefdesklacht in classicistische stijl. Bij deze tekst kennen we één parallel: in Amoureuze Lusthof, p. 52. Ik zet de liederen naast elkaar, in spelling en strofe-indeling zoals ze in de bron verschijnen:
[tm i 19] |
[Lusthof p. 52] |
|
|
De Klagende Minnaar |
|
Stem: Courant simple |
|
1. |
1. |
Clarindes hert is altyt kout, |
Clarinde's hert is altijd kout, |
Gelijck de Winter dagen, |
Gelyk de winter dagen, |
Wanneer die zijn met sneeuw of Vorst |
Wanneer zy zijn met vorst of sneeu |
belaan, |
belaen! |
Het myn brant als een Etnas vuur, |
En myn brand als een Etna gloed, |
Geheel vol minne vlagen, |
En vol van minne vlagen, |
Al wat ick doe Helaas 't is niet gedaan, |
Al wat ik doe 't is al om niet gedaen, |
Hoe menigmaal dat ick met vuur, |
Schoon dat ik met mijn vier, |
Haer Ys ga attaqueren, |
Haer Ys gae attakeeren, |
O Goon ick sweer u dat door myn gewelt, |
Ik derf zweeren dat door mijn geweld, |
Haar Ys niet eens en smelt. |
Haer Ys niet eens en smelt. |
|
2. |
2. |
ClarindeGa naar voetnoot77 hoort ey lieve hoort, |
Al wie men hoord behalven haer, |
Ey hoort dog eens Clarinde, |
Hebben met mijn meedoogen, |
Ten past uw schoonheyt niet soo wreet te zijn, |
Als ik in eensaemheyt zugt ofte klaeg, |
Want ick bemin u alsoo seer, |
Den echo roept met weder klank, |
Als imandt sijn beminde, |
Over mijn droevig treuren, |
Daarom siet op en verligt mijn pijn, |
de Nimpjes van het wout beklage mijn, |
Maar neen sy spot alleen met mijn, |
't Pluym gediert dat om mijn zwiert, |
| |
| |
Vol van haar trotsigheden |
Dat schynt met mijn te treuren, |
En is te vrede als zy haer Minnaar |
de wreedste dieren staen voor mijn geween, |
Mag stellen in gevaar. |
Versteld gelyk een steen. |
|
3. |
3. |
Al wie myn hoort behalven haar, |
Ey hoord dog eens Clarinde hoort, |
Hebben met myn meedogen, |
Ey hoort dog eens Clarinde; |
Als ick in eensaamheyt sit of schrey, |
Het past u schoonheyd niet zo wreed te zijn; |
Den Echo met sijn droef geluyt, |
Ik min u meer als ooyt minnaer, |
Die antwoort heel bewoogen, |
beminden zijn beminde, |
De Nimphjes van het wout beklagen my, |
Ziet my eens aen hebt deernis met mijn pijn, |
Het pluymgedierte dat om mijn swiert, |
Maer neen zy vlugt en gaet van kant; |
Dat schijnt met myn te treuren, |
Met al haer trotzigheden, |
De wreede diere staan op myn geween, |
En is te vree wanneer zy een Minnaer, |
Veel herder als een steen.Ga naar voetnoot78 |
Kan brengen in 't gevaer. |
Drie strofen van tien regels, met een onregelmatig rijmschema. Welk van beide versies de oorspronkelijke strofevolgorde heeft, is niet met zekerheid uit te maken. De versie van Lusthof heeft de mooiste opbouw. Het slot van Lusthof strofe 2 lijkt een betere betekenis op te leveren dan het einde van tm strofe 3, al kan Veel herder als een steen eventueel worden opgevat als een bijstelling bij De wreede diere. De sleutel tot een beter begrip van deze liederen ligt, dunkt mij, in de vorm. Onder de onregelmatige rijmpatronen lijkt een strofeschema verborgen te liggen van 4a 3b 5c 7b 5c 4c 3d 2d 3e 3e, of zo men wil (bij splitsing in tweeën van de 7b-regel) 4a 3b 5c 4d 3b 5c 4c 3e 2e 3f 2f, de op een na laatste regel zonder voorslag. Als dat inderdaad de oorspronkelijke vorm is, zijn in 1:7 beide versies het spoor bijster; in 1:9 heeft de versie Lusthof het e-rijm bewaard van een oorspronkelijke versie; ook in 3:6 lijkt de lezing van Lusthof de voorkeur te verdienen; in 2:7-10 zou de lezing van tm de oorspronkelijke situatie kunnen representeren evenals in 3:3 en 3:5; in 3:7 / 2:7 is in beide versies een verwacht c-rijm ten onder gegaan aan de verleiding van een binnenrijm. Dichter bij de ontstaansgeschiedenis is op basis van bestudering van deze beide liedteksten niet te komen. Men kan echter concluderen dat het aannemelijk is dat beide versies representanten zijn van een lied dat heeft blootgestaan aan krachten van variabiliteit die overeenkomen met of althans sterk lijken op die welke werkzaam waren op liederen uit de
late middeleeuwen.Ga naar voetnoot79
In nog vergaander vorm is kennelijk hetzelfde het geval bij een lied in een stijl die herinnert aan die van zestiende-eeuwse liederen, misschien in oorsprong een authentiek matrozenliedje: tm i 31, Een Meisje excelent. Bij dit lied is een variant bekend met de beginregel ‘Een meisje pertinent.’ Beide liedteksten zijn opgebouwd uit niet-metrische verzen, met een strofenschema 3a 3b 3a 3b 3c 3c 4c. Ik laat de overeenkomsten en verschillen zien door de Thirsis-versie synoptisch af te drukken met die uit de Collectie Nijhoff, p. 267:Ga naar voetnoot80
| |
| |
[Thirsis Minnewit, i 37] |
[Collectie Nijhoff p. 267] |
|
|
Een Nieuw lied, van een Jonkman die de |
|
schoonheyt van zyn liefste pryst |
|
|
Op een nieuwe Voys |
|
1. |
1. |
Een Meisje excelent, |
Een meysje pertinent, |
Zeer cierlijk boven maten; |
Seer vrindelijk boven maten, |
Staet in mijn hert geprent |
Staet in mijn hert geprent, |
Met Goud en Silvere Platen, |
Met goud en zilvere platen, |
Sy is 'er die mijn behaegt, |
't Is een so schoone maegt; |
Die overschoone maegt, |
Die mijn jonk hert [be]haegt, |
Ik hoop dat zy liefde tot my draegt. |
Ach! ach! ik hoop zijder nog liefde draegt. |
|
2. |
2. |
Haer borsjes die zijn ront, |
Sy heeft twee borstjes rond; |
Als appeltjes van granaten, |
Als appelen van Granaten, |
Haer adem uit haer mondt, |
Haer asem uyt haer mond, |
Ruikt als Note-Muscaten, |
ruykt soeter als Notemuskaten |
Haer oogen die zijn klaer |
Van alles is zy wel |
Als een Christal eerbaer, |
Om te vermaken een Jong gesel. |
Och, och, hoe schoon is al haer Hayr. |
Ach! ach! en hoe schoon blinkt haer dat vel. |
|
3. |
3. |
Haer tanden in haar mond, |
Haer tandtjes in haer mond, |
Sijn witter als Yvoren, |
Zijn witter als Yvoren, |
Van alles is zy 'er gesond, |
Van herten is zy gesond |
En daar toe scherp van Ooren, |
Daer toe seer scherp van hooren. |
Van alles is 't meisjen wel |
Haer ogen die zijn klaer |
Om te vermaken een jong Gesel, |
Als Christallen voorwaer. |
Och, och, hoe schoon is al haar Vel! |
Ach! ach, en hoe schoon kruld haer dat hayr. |
|
4. |
4. |
Haer klederen als een glans, |
Haer kleederen aen haer lijf, |
Siet men om haer lijf zwieren, |
Daer mee zo gaet zy zwiere, |
Sy ziet soo geeren Jonkmans, |
Van goud en zilver stijf, |
En ik die Venus Dieren |
Zeer fraey met goe manieren, |
Al souden wy zyn een paar |
Mogt ik 'er het meysje maer, |
Och, had ik het meisjen maar,Ga naar voetnoot81 |
dan wierden wy samen een paer, |
Sy ziet mijn zo geeren en ik haer. |
't Geschieden al binnen 't Jaer. |
| |
| |
5. |
5. |
Daar toe soo is zy rijk, |
Mijn Vrienden vraegde my; |
Van Landen meenigvuldig, |
wat voor een Maegd is dezen, |
Van deugd' ende eerbaerheit, |
Die door de wille van u, |
Niemand en blijft zy schuldig, |
Soo mindelijk word gepresen, |
Van eerlyk geslagt, |
Van eerlijk geslagt, |
Soo is zy opgebragt. |
Is zy ter wereld gebragt, |
Men doet van haar persoon geen klagt. |
Ach! en ik hoor van de maegd geen klagt. |
|
6. |
|
De luiden vragen fijn, |
|
Wat 't voor een dier mag wesen, |
|
Dat door den mond van mijn, |
|
Seer cierlijk wert geprezen. |
|
Dan seg ik die 't kan raan, |
|
Die aen dees Tafel staan, |
|
Den eersten dronk sal hy ontfaan. |
|
|
7. |
|
Ach, liefste Engelin, |
|
Mogt ik u eens genaken, |
|
Met een opregte min |
|
Tot aan u lippen raken, |
|
Dan zou dees, mijne lust |
|
Aan u al zyn geblust, |
|
Ach liefste Lief nog eens gekust. |
|
|
8. |
6. |
Adieu adieu mijn Lief, |
Adieu mijn Lief adieu; |
Adieu en ik ga varen, |
'k Moet na Oostindien varen, |
't Moet eens gescheiden zijn, |
't Moet eens gescheyden zijn, |
Een Reisjen voor drie jaren, |
Een reysje voor seven Jaren, |
Als ik 'er dan leg op Ree, |
Als ik leg op de ree, |
Soo meenig mijl in Zee, |
Soo meenigen mijl in Zee, |
Soo denkt op Godt en mijn alleen. |
Soo denk ik op mijn Liefje mee. |
|
9. |
7. |
Adieu, adieu, mijn Lief, |
Adieu mijn Lief adieu; |
Adieu en ik ga doolen, |
Voor 't laest moeten wy scheyden, |
Gy zijt 'er mijn soete Lief, |
Als 't eens gescheyden moet zijn, |
Schryft mijnder een minne-brief, |
Een kusje onder ons beyden, |
Daer ik uyt leesen kan mijn gerief. |
Adieu mijn lieve meyd, |
|
Tot op een ander tijd, |
|
Tot uwen wil ben ik bereyd. |
Ongetwijfeld twee keer hetzelfde lied. Maar de verschillen zijn groot. tm strofe 7 is in de Leidse versie niet gerepresenteerd. tm strofe 5 en 6 zijn in de Leidse versie gecombineerd tot één strofe. De slotregels van de strofen 2 en 3 zijn verwisseld. De dubbele oorlofstrofe komt in de tm-versie niet compleet uit de verf.
| |
| |
Een laatste voorbeeld van de variabiliteit van de liedteksten die in Thirsis Minnewit zijn opgenomen, ontleen ik aan tm iii 30, met het incipit Schep moed, myn ziel, gy sult verkwikken:Ga naar voetnoot82
[tm iii 30]
1.
Schep moet myn ziel gy suit verkwikken,
d' Omhelsing die ik plag,
2.
Vaar wel Minnaar ik sal u haaten,
Zeid sy, en sy vlood heen,
Haer Hart was als een steen,
Ik keek haer trotsheit naa,
Mijn mond beklemt door weenen,
3.
Maar ag sy sluit voor my haer Ooren:
Een aâr leid in haar schoot,
Een ander streeld haar Leeden,
Kom rukt my uit den nood.
4.
Hebt gy niet met uw bloed geschreven,
| |
| |
'k Schonk u myn Lente blom,
'k Heb u alleen verkooren,
En hael u schrift weerom.
Vier strofen, op een strofenschema 4a 3b 1b 1a 3b 3c 3d 2c 3c - niet zonder ambitie, en bepaald ook niet onsuccesvol in de realisering; in 2:3 ontbreekt evenwel een rijmwoord, en 2:1 heeft een lelijke antimetrie. In de bron is het lied weergegeven zonder titel, en zonder wijsaanduiding, maar er mag worden aangenomen dat de wijs niet onbekend was: in De Vrolyke Zang-godin wordt het incipit van iii 30 niet minder dan drie keer als wijsaanduiding gebruikt. Het strofeschema is daar een graadje ingewikkelder dan hier, met herhaling van de eerste rijmklank in regel 7: 4a 3b 1b 1a 3b 3c 3a 2c 3c, de vijfde regel zonder voorslag.
Dat wat betreft de vorm. Maar nu de inhoud. Een liefdesklacht. Een minnaar beweent het verlies van zijn trouweloze Philis. Maar hier wrikt iets. Een minnaar die zich aan traantjes verkwikt, willen we nog wel laten gelden, evenals een trouweloze minnares die haar vriend ontvliedt met de mededeling dat ze hem zal haten - en zich vervolgens welgemoed in de armen van een ander stort. Maar de slotstrofe? Een minnares die voor de breuk - onmachtig van liefde - de pen aan haar hand laat ontglippen en vervolgens met haar bloed schrijft dat zij voor hem knielt, dat ze hem haar Lente blom (ongetwijfeld haar maagdelijkheid) heeft geschonken? Wat moeten we hier van denken?
De oplossing van dit raadsel lijkt te worden gevonden in twee parallelteksten. De ene vond ik in de Collectie Nijhoff blad 131-3, p. 95. De andere paralleltekst wordt aangetroffen in de in noot 78 al even aangehaalde liedbundel, De groote nieuwe bootsgezel ofte Bataviers helden-stuk: zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melody en min-gezangen, p. 35. Ik geef de teksten hieronder in synopsis:Ga naar voetnoot84
De klagten van Clarinde, over het trouweloos verlaten van haer Philis, |
De Klagten van Clarinde, over het Trouweloos Verlaten van haar Cloris. |
Stem: Als 't begint. |
Stem: Als 't Begind |
|
1. |
1. |
Schept moed mijn hert, gy zult verquikken |
Schept Moed, myn Hert, gy zult verkwikken, |
door de tranen die ik schrey, |
Door de Tranen die ik Schrei, |
ey my, |
ei my, |
mijn smeken |
Myn Smeken |
getuygen hoe dat ik ley, |
Getuigen hoe dat ik lei: |
de omhelzing die ik plag, |
De Omhelzing die ik plag |
Van Philis te genieten, |
Van Cloris te genieten, |
Vlieten ag, |
Vlieten ach! |
verlieten mijn dees dag. |
Verlieten myn dees Dag. |
| |
| |
2. |
2 |
Vaert wel, ik sal u eeuwig haten, |
Vaert wel, Ik zal u eeuwig haten, |
Sprak hy en liep voort heen, |
Sprak hy en liep voort heen, |
vlood heen, |
Vlood heen, |
Verlaten |
Verlaten, |
'k Bleef staen gelijk een steen, |
'k Bleef staan gelyk een Steen. |
Ik schreeuw hem eerloos na, |
Ik Schreeuw hem Eerloos na, |
Mijn mond beklemt door 't weenen, |
Myn Mond beklemt door 't Weenen: |
Waer heen, |
Waar heen, |
Ey sta, |
Ei sta! |
Philis toond mijn gena. |
Cloris toont my gena. |
|
3. |
3. |
Maer hy ligtvaerdig stopt zijn ooren, |
Maar hy Ligtvaardig stopt zyn Ooren, |
Ja lagt, en is verbijd. |
Ja Lagt en is Verblyd. |
ô spijt, |
ô! Spyt! |
Ik moet hooren |
Ik moet hooren |
dat hy een ander vrijd. |
dat hy een aander Vreid. |
Hy mind een anders schoot |
Hy Mind een anders Schoot |
En streeld een anders leden, |
En Streeld een anders Leden, |
O Wreede dood, |
ô! Wreede Dood, |
Komt helpt mijn uyt de nood. |
Komt helpt my uit de Nood. |
|
4. |
4. |
Hebt gy niet met u bloed geschreeven? |
Hebt gy niet met u Bloed Geschreven, |
Doen u de Pen ontviel, |
Toen u de Pen ontviel, |
nijn Ziel, |
Myn Ziel, |
Mijn Leven, |
Myn Leven, |
Waer voor ik neder kniel, |
waar voor ik neder Kniel! |
'k Schonk u mijn Lente blom, |
'k Schonk u myn Lente-Blom, |
'k Had u alleen verkoren, |
'k Had u alleen Verkooren, |
Trouwloose kom |
Trouwlooze kom |
En haeld u schrift weerom. |
En haal u Schrift weerom. |
|
5. |
5. |
Ziet eens u Letters nu bezweeken, |
Ziet eens u Letters nu verbleken, |
't En lijkt u Bloed geen meer, |
't En lykt u Bloed geen meer, |
Ja 'k zweer |
Ja 'k zweer, |
Kon het spreken, |
Kon 't Spreken, |
't Gaf mijn moord geweer, |
't Gaf myn nu Moord-Geweer: |
Ik leg nu 't Leven af, |
Ik leg nu 't Leven af, |
Nu komt de rou mijn doden, |
Nu komt de Rouw my Dooden, |
O wreede straf, |
ô! Wrede straf, |
Komt voert mijn in het Graf. |
Komt voert my in het Graf. |
De teksten spreken, denk ik, voor zichzelf. De liefdesklacht blijkt een vrouwenklacht en daarmee valt wat er wringt in iii 30 op de plaats waar het thuishoort: de ‘traantjes’ zijn natuurlijk meisjestranen; de trouweloze geliefde is een ‘hij’; en het briefje van strofe 4 is niet met het bloed van de minnares geschreven maar met dat van de trouweloze aanbidder: alleen 4:3, 4, 5 vormen een weergave van de inhoud.
| |
| |
De hapering in het ritme in 2:1 verdwijnt, en zelfs het onbreken van het rijm in 2:3 is opgelost. De Leidse versie en die van de Boots-gezel horen tot dezelfde lijn van overlevering, zoals blijkt uit 1:4, waar het ‘snikken’ van iii 30 is verdwenen ten gunste van een (ongrammaticaal en niet-rijmend) ‘smeken.’ Alle raadsels zijn hiermee overigens bepaald niet opgelost. In de Boots-gezel luistert de minaar naar de naam Cloris - oorspronkelijk een vrouwennaam, maar in de Nederlandse pastorale mode komen wel meer mannelijke Clorissen voorGa naar voetnoot85 - maar het mag opmerkelijk heten dat in de Leidse versie voor de ‘hij’ dezelfde naam Philis van iii 30 wordt gebruikt: Philis is een naam die ik tot dusver in geen enkel lied voor een mannelijk personage ben tegengekomen. Hoe het precies zit met de verhouding tussen deze liedjes, zal wel niet meer te achterhalen zijn. We moeten er van uitgaan dat een belangrijk deel van hun bestaan zich achter de coulissen heeft afgespeeld.
Het populaire lied uit de zeventiende en achttiende eeuw heeft tot dusver in de Nederlandse literatuurgeschiedenis niet veel aandacht gekregen. Thirsis Minnewit, de Collectie Nijhoff, Het Amoureuze Lusthof en de Boots-gezel wachten - net als, tientallen andere zeventiende- en achttiende-eeuwse verzamelingen - op uitgave en nader onderzoek. Hoe dat komt? Ongetwijfeld voor een deel door de slechte naam die in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw de enthousiaste liefhebbers van middeleeuwse liedjes aan het liedgoed van latere tijden bezorgd hebben. Hoffmann von Fallersleben, de pionier van de oude Nederlandse letterkunde, zette de toon. In de inleiding tot het tweede deel van zijn Horae BelgicaGa naar voetnoot86 stelde hij de zaak (zoals dat een dichter betaamt) in krasse bewoordingen. In de Nederlanden werd na het midden van de zestiende eeuw
das Volkslied und das volksthümliche Lied erst durch die Rederijkers verdrangt, und endlich durch die gelehrten oder gelehrt thuenden Poeten fast völlig beseitigt. Die neue bewunderte Kunstpoesie in den nördlichen Provinzen [...] bemachtigte sich auch bald desjenigen Theils des Volks, der bisher noch jene alten einfachen, volksmässigen, vaterländischen Lieder fest gehalten hatte. Durch Nachahmung romanischer Formen enstand jene grosse Künstlichkeit im Versbau und in Reimen, wobei denn für Gedanken und Gefühle nur blosse Spielerei mit Worten und Reimen zum Besten gegeben wurde.
Gerrit Kalff is genuanceerder. In het slothoofdstuk van Het Lied in de Middeleeuwen geeft hij een - nog steeds boeiend - beeld van hoe na het midden van de zestiende eeuw de ‘oude liedjes’ op de achtergrond beginnen te raken, en vervangen worden door een liedkunst met een andere stijl en een andere gevoeligheid. Maar vanaf de achttiende eeuw, zo meent Kalff, ‘daalde [men] af van het hooge standpunt in de zeventiende eeuw ingenomen.’ En die daling was ook in de liedpoëzie te merken, want ‘was ook al de zanglust niet verminderd, het gehalte der liederen zelve wel.’Ga naar voetnoot87 Enzovoort. In de hoogtijdagen van het onderzoek naar populair liedmateriaal, aan het begin van de twintigste eeuw, nam de onderschatting van het populaire lied na de middeleeuwen soms karikaturale vormen aan. Een curieus voorbeeld is H.F. Wirth die een compleet boek wijdde aan de ‘teloorgang van het Nederland- | |
| |
se volkslied,’Ga naar voetnoot88 toegeschreven deels aan het patriciaat dat vervreemdde van de ‘Gesamtheit des Volkes’, deels aan het calvinisme ‘dessen ethischen Ziel es war, die sinnliche Volkskunst zu vertilgen’, deels aan de rederijkerskamers, die ‘lange noch vegetierten in den Dörfern [...] als sie in den Städten schon verschwunden waren.’
Oordelen als die van Hoffmann, Kalff en Wirth zullen we tegenwoordig niet meer zo gemakkelijk onderschrijven. Ons beeld is anders. De laat-middeleeuwse liederen die door vroegere geleerden werden geapprecieerd als ‘volksliederen’, authentieke uitingen van een geïdealiseerd volkskarakter, met wortels die teruggaan tot ver voor de oudstbekende vastlegging, zijn in onze perceptie primair onderdelen van een corpus van liedteksten waarvan we vertegenwoordigers kennen vanaf, zeg, het eind van de vijftiende eeuw. Een deel van deze teksten heeft een traditioneel karakter; een veel groter aantal teksten beantwoordt aan de literaire normen en waarden van de periode: in het westen van het Nederlandse cultuurgebied die van de rederijkerij. Wat al deze liederen gemeenschappelijk hebben, is dat ze anoniem zijn overgeleverd en dat verschillende representaties van hetzelfde lied vaak sterke onderlinge verschillen vertonen, veroorzaakt door intensief gebruik: we hebben hier te maken met populair liedgoed, liedteksten die door gebruikers werden gezongen, thuis, op straat, op het werk en bij gezellig samenzijn in de kroeg en elders.Ga naar voetnoot89 Veel van deze liederen zijn charmant, mooi, of zelfs heel mooi. Voor de literatuurhistoricus zijn ze echter ook buitengewoon interessánt: we hebben hier een uniek venster op de populaire cultuur van de late middeleeuwen.
Het is om precies dezelfde reden dat het populaire lied uit de zeventiende en achttiende eeuw onze aandacht verdient. Hoe men ook denkt over de kwaliteit - en het oordeel hoeft, is mijn indruk, bepaald niet zo negatief te zijn als dat van eerdere generaties onderzoekers - het lijdt weinig twijfel dat liederen als die in Thirsis Minnewit een neerslag zijn van de populaire cultuur van het tijdvak. Ik hoop in dit artikel aannemelijk te hebben gemaakt dat deze liederen, bij alle verschillen, meer overeenkomsten vertonen met het laatmiddeleeuwse populaire liedgoed dan men misschien zou verwachten. In het begin van de achttiende eeuw wordt het populaire lied nog steeds behandeld als ‘Herrenloses Gut’: anoniem overgeleverd, en tenminste voor een deel gekenmerkt door een sterke variabiliteit. Met een beetje goede wil kan men zelfs een stap verder gaan. In een verzameling als Thirsis is, net als in de zestiende-eeuwse verzamelingen, naast een scala van eigentijdse liederen ook een component van liederen in een traditionele stijl aan te wijzen.
Dit soort observaties zou een uitgangspunt kunnen zijn. Maar er valt nog veel meer te onderzoeken. Wat was de plaats van het populaire lied in het muziekleven van het tijdvak? Hoe verhoudt zich na de middeleeuwen het populaire lied tot de officiële literatuur? Wat is de plaats van de traditionele liedjes? Wat was het voor publiek waarop de uitgevers van Thirsis Minnewit zich richtten? Hoe verhoudt de bundel zich tot andere fascinerende verzamelingen als Apollo's St. Nicolaas Gift, Apollo's Vastenavond-Gift, 't Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder en Purmerender Liede-Boek en vele andere? Wat is de relatie met vervolgbundels als Het Amoureuze Lusthof? En wat te denken van het feit dat het liedgoed in een bundel als Thirsis in zo verregaande mate samenvalt met dat in liedkaterntjes voor minder
| |
| |
draagkrachtigen zoals die zijn verzameld in de Collectie Nijhoff? Het namiddeleeuwse populaire lied is een goudmijn, waar waardevolle kennis verworven kan worden.
Er is hier werk aan de winkel, dames en heren Neerlandici!
| |
Bibliografie
Ben Albach, Drie eeuwen ‘Gijsbreght van Aemstel’. Kroniek van de jaarlijkse opvoeringen. Amsterdam 1937. |
Het Amoureuze Lust-hof, Of 't vervolg van Thirsis Minne-Wit, Bestaande in de aangenaamste Gezangen op de nieuwste en hedendaagsche Wysen. Op[nieu]ws oversien, verbetert en vermeerdert met ver[sch]eyde nieuwe Liederen, en schoone Figuren. Den sevenden druk. Amsterdam 1719 |
Apollo's St. Nicolaas Gift, Aan Minerva. Voorzien met Nieuwe en Oude Minne-Herders- En Mengel-Zangen: Ook een Aardige, Klugtige en Aangename Olypodriego. 4 delen. Leiden [ca. 1730]. |
Apollo's Vastenavond-Gift. Voorzien met de Nieuwste en Aangenaamste Minne- Harders- en Bruylofs Gezangen. Zynde een ieder van dezelve, met veel moeiten, op verscheide Muziek- en Zangwyzen gestelt. Dordrecht z.j. [ca. 1750]. |
Lode Baekelmans, Oubollige poëten, Antwerpen / Leiden z.j. [1920]. |
F. van Duyse, Het oude Nederlandsche lied, Wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd; teksten en melodieën. 4 dln. Den Haag, 1903-1908. |
De groote nieuwe boots-gezel ofte Bataviers helden-stuk: zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melody en min-gezangen, Amsterdam z.j. [waarschijnlijk na 1759] |
't Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder, Edammer en Purmerender Liede-Boek, Zijnde een vervolg op 't voorgaande Vercierd met verscheyde Nieuwe en aangename Bruylofts-Liedekens en snaakze Gezangen. Amsterdam z.j. [1762]. |
't Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder en Purmerender Liede-Boek, Vercierd met veel mooye Bruylofts-liedekens en Gezangen. Amsterdam z.j. [1762] |
Johan van Heemskerck. Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische Arcadia. Amsterdam 1637. |
Hoffmann von Fallersleben, Niederländische Volkslieder, gesammelt und erl. von -, 2. Ausg. Hannover, 1856. (Horae Belgicae 2a). |
J. Houtsma, ‘Het lied van het nonnetje, Over de overlevering van laatmiddeleeuwse liedteksten.’ In: tntl 119, (2003), 64-73 |
J. Houtsma, ‘Het lied van het uiltje in zestiende-eeuwse liedboekjes en elders.’ In: Queeste 12 (2005), 47-58. |
G. Kalff, Het Lied in de middeleeuwen. Arnhem 1972 (onveranderde herdruk van de uitgave 1884). Kleyn Jans Konkelpotje, Amsterdam 1714. |
F.K.H. Kossmann, De Nederlandsche straatzanger en zijn liederen in vroeger eeuw. Amsterdam 1941. |
Een Nieuw Liedt-Boeck, genaemt het Enchuyser Bot-Schuytjen, zijnde het derde deel van 't Enchuyse[r] Haringh-Boot / en het tweede vervolg of tweede deel van de Enchuyser Ventjager / versien met verscheyden uijtstekende Nieuwe Liedekens / soo wel voor Visschers / als voor Vogelaers / en Amoreuse Jonghmans en Jonghe Dochters / den eersten druck. Enchuysen 1681, p. 52. |
De nieuwe Vlissingsche tydkorter of verbeterd snaakje, voortbrengende veelerhande vermaakelyke herders- en drinkdeuntjes. Amsterdam z.j. [ca. 1790]. |
H.F. Wirth, Der Untergang des Niederländischen Volksliedes. Den Haag 1911. |
| |
Adres van de auteur
Hazeweide 20
3437 tw Nieuwegein
jhoutsma@wish.nl
|
-
voetnoot1
- Bewaard in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, signatuur muz 122. De titel is waarschijnlijk ontleend aan Scoperos Satyra ofte Thyrsis Minnewit, een leerdicht over de liefde van Johannes van Dans (oudst bekende druk 1636). Thyrsis hier als pastorale naam voor de minnaar; wit in de betekenis van ‘kennis’ of ‘wetenschap.’
-
voetnoot2
- De editie van Heekeren 1710 in muz 122.
-
voetnoot3
- De editie De Groot 1710 o.a. in de kb, 13 L 22.
-
voetnoot5
- Bijv. in de bibliotheek van de Radboud Universiteit Nijmegen, 39 c 296.
-
voetnoot6
- De editie 1713 in de kb 233 l 3; die van 1716 in het Tresoar, Leeuwarden, 2588 tl.
-
voetnoot10
- De bekendste zijn - te oordelen naar de literatuurvermeldingen in de Liederenbank van het Meertensinstituut - i 13. Het wintje dat uyt den ooste waayt; i 52. Na Oost land wil ik varen; i 71. Dat alle Bergen goude waren; ii 50. Ik voer al over de Zee en iii 57. Ik klom'er den Boom al op.
-
voetnoot11
- De Vrolyke Zang-Godin is een verzameling van 75 liedteksten en twee geheel in liedvorm gedichte tafelspelen, die de claim ‘Op de Nieuwste en meest-bekende Zangwysen’ volledig lijkt waar te maken: bij iedere liedtekst is een wijsaanduiding gegeven; verreweg de meeste wijsaanduidingen verwijzen naar teksten die we kennen uit Thirsis Minnewit. De Zang-godin is een goed-gecomponeerde bundel met aardige, knap vormgegeven, maar soms misschien wat erg ‘politiek correcte’ liedteksten. Hoogstwaarschijnlijk één auteur (de A.S. van de Opdragt) biedt ‘De eerstelingen van zijn pogen’ aan aan zijn beminde Kloris. In de combinatie met de wat lichtzinniger teksten uit Thirsis Minnewit maakt de bundel min of meer de indruk van een palinodie.
-
voetnoot12
- Bijvoorbeeld de liederen die zijn ontleend aan Kleyn Jans Konkelpotje, Amsterdam 1714, van de Amsterdamse dichter/zanger/liedjesverkoper ‘Klein Jan’: i 24. Wel, ben ick dan soo mismaakt (Konkelpotje p. 29); ii 49. Komt hier in 't rond, Schoenmakers al (Konkelpotje p. 89); ii 51. Ach Aldersoetste hart, myn ziel en leven (Konkelpotje p. 81); ii 53. Og myn Lief, myn leven (Konkelpotje p. 28); ii 66. Waar bent gy, myn Roosje (Konkelpotje p. 9); ii 68. Jongmans hoort mijn droevig zugten (Konkelpotje, p. 17); ii 83. Ach,
ach, eilaas, wat heb ik gaan beginnen (Konkelpotje p. 53); iii 17. Weg Venus wigt (Konkelpotje p. 46); iii 18. Wel wat zijnder gekken (Konkelpotje p. 41).
-
voetnoot13
- Ik nummer de liedjes naar hun volgorde in de volgende edities: deel i: editie Willem van Hekeren, Amsterdam 1708; deel ii: editie Johannes van Heekeren, Amsterdam 1710; deel iii Johannes van Heekeren, Amsterdam 1712 (de ‘verbeterde’ editie). De gegevens over concordanties zijn in belangrijke mate gebaseerd op de gegevens die eind 2006 beschikbaar zijn via de Liederenbank van het Meertens Instituut.
-
voetnoot14
-
i 9, i 65, i 84, ii 21, iii 1, iii 24,
iii 43, iii 47, iii 78.
-
voetnoot22
- Het lied van Krelis en Elsje uit het zevende toneel.
-
voetnoot24
-
Apollo's St. Nicolaas Gift, Aan Minerva. Voorzien met Nieuwe en Oude Minne-Herders- En Mengel-Zangen: Ook een Aardige, Klugtige en Aangename Olypodriego. Leiden [ca. 1730].
-
voetnoot25
-
Apollo's Vastenavond-Gift. Voorzien met de Nieuwste en Aangenaamste Minne- Harders- en Bruylofs Gezangen. Zynde een ieder van dezelve, met veel moeiten, op verscheide Muziek- en Zangwyzen gestelt. Dordrecht z.j. [ca. 1750].
-
voetnoot26
-
't Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder en Purmerender Liede-Boek, Vercierd met veel mooye Bruylofts-liedekens en Gezangen. Amsterdam z.j. [1762]; 't Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alkmaarder, Edammer en Purmerender Liede-Boek, Zijnde een vervolg op 't voorgaande Vercierd met verscheyde Nieuwe en aangename Bruylofts-Liedekens en snaakze Gezangen. Amsterdam z.j. [1762].
-
voetnoot27
-
Het Amoureuze Lust-hof, Of 't vervolg van Thirsis Minne-Wit, Bestaande in de aangenaamste Gezangen op de nieuwste en hedendaagsche Wysen. Op[nieu]ws oversien, verbetert en vermeerdert met ver[sch]eyde nieuwe Liederen, en schoone Figuren. Den sevenden druk. Amsterdam 1719 (Universiteitsbibliotheek Amsterdam. ok 62 3551. Aan het eind van het exemplaar ontbreken één of meer pagina's).
-
voetnoot28
- Zie noot 23. Zie ook Kossmann 1941, met name p. 35 e.v.
-
voetnoot29
- Johan van Heemskerck. Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische Arcadia. Amsterdam 1637.
-
voetnoot30
-
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/KlorisenRoosje1712.html De eerste opvoering van het stuk zou hebben plaatsgevonden in 1707: zie Albach 1937: 42.
-
voetnoot31
-
Een Nieuw Liedt-Boeck, genaemt het Enchuyser Bot-Schuytjen, zijnde het derde deel van 't Enchuyse[r] Haringh-Boot / en het tweede vervolg of tweede deel van de Enchuyser Ventjager / versien met verscheyden uijtstekende Nieuwe Liedekens / soo wel voor Visschers / als voor Vogelaers / en Amoreuse Jonghmans en Jonghe Dochters / den eersten druck. Enchuysen 1681, p. 52.
-
voetnoot32
- Tekst en interpunctie zijn weergegeven naar de bron; de regelindeling is aangepast aan de strofevorm; het gebruik van Initiaal aan het begin van de liedtekst is verwaarloosd.
-
voetnoot35
- 1712: jou (net als overal elders in de tekst).
-
voetnoot37
- 1712: En och! och! en och (net als overal elders in de tekst).
-
voetnoot47
- Leiden: En och, och dat ick jou maer had.
-
voetnoot49
-
Lusthof: My dunkt jy zou mijn ligt bekooren; Leiden: Want die souje licht bekooren
-
voetnoot51
- ‘Broeder Kees (spreekwoordelijk) kijkt aardig verliefd uit zijn ogen.’ Leiden: Soo wordt Cornelis bijster groen.
-
voetnoot43
- ‘Verdraaide’: zie wnt s.v. suikeren ii, a 3.
-
voetnoot53
-
Thirsis: Ik wens. Leiden: Ick wensch jou.
-
voetnoot54
- 1712: Wel mijn allerliefst Bruydje / Mijn malle guytje.
-
voetnoot63
- Leiden: Daer is mijn handt, dat is mijn Trouw.
-
voetnoot59
- 1712: Wel mijn aldersoetste liefje / Mijn hooning diefje.
-
voetnoot73
- Leiden: Als sy seyt ja, je sult het doen.
-
voetnoot74
-
Thirsis: Hey dan ben ik de bruygom en gy de bruyt. Leiden: Soo ben ick dan Bruydegom, jy 'er de Bruyt.
-
voetnoot75
- ‘Courage.’ Andere versies: twee maal ‘courage.’
-
voetnoot76
- Leiden: Laet kommen de Schryver die 't houwelijck sluyt / En och, och, het vryen is uyt.
-
voetnoot77
- Bron: Clarind. de -e is toegevoegd metri causa.
-
voetnoot78
- Blijkbaar bedoeld als bijstelling bij ‘wrede dieren.’ Lusthof 52: Versteld gelyk een steen.
-
voetnoot79
- Zie: Houtsma 2003; zie over de variabiliteit van de liederen ook Houtsma 2005.
-
voetnoot80
- Ik geef de tekst van de editie van Heekeren 1708. De tekst en interpunctie van de bron is onveranderd weergegeven. Bij de regelindeling is uitgegaan van het rijmschema. Initiaal en kapitaal aan het begin van de eerste regel zijn niet gereproduceerd. Van deze liederen zijn ook andere versies bekend. De ‘excellent-versie’ in Apollo's St. Nicolaas Gift, Aan Minerva. Voorzien met Nieuwe en Oude Minne-Herders- En Mengel-Zangen: Ook een Aardige, Klugtige en Aangename Olypodriego. 4 delen. Leiden z.j. [ca. 1730], deel 1, p. 35; de ‘pertinent-versie’ in De groote nieuwe boots-gezel ofte Bataviers helden-stuk: zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melody en mingezangen, Amsterdam z.j. [waarschijnlijk na 1759], p. 68 en in De nieuwe Vlissingsche tydkorter of verbeterd snaakje, voortbrengende veelerhande vermaakelyke herders- en drinkdeuntjes. Amsterdam z.j. [ca. 1790], p. 42.
-
voetnoot81
- Bedoeld lijkt te zijn: Ik zou haar graag willen hebben, zelfs als dat zou betekenen dat we trouwen.
-
voetnoot82
- Ik geef de tekst van de ‘verbeterde’ editie van Johannes van Heekeren uit 1712, zoals te vinden in het exemplaar van de bibliotheek van de Radboud Universiteit Nijmegen, signatuur 39 c 296, p. 60. De tekst en interpunctie van de bron is onveranderd weergegeven. Bij de regelindeling is uitgegaan van het rijmschema. Initiaal en kapitaal aan het begin van de eerste regel zijn niet gereproduceerd.
-
voetnoot84
- De tekst en interpunctie van de bron is onveranderd weergegeven. Bij de regelindeling is uitgegaan van het rijmschema. Initiaal en kapitaal aan het begin van de eerste regel zijn niet gereproduceerd.
-
voetnoot85
- De bekendste waarschijnlijk in De bruiloft van Kloris en Roosje.
-
voetnoot89
- Zie: Houtsma 2003; zie over de variabiliteit van de liederen ook Houtsma 2005.
|