Karel ende Elegast / bezorgd door Geert Claassens. - Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002. - 56 p., 24 cm. (Alfa). ISBN 90 5356 563 9 Prijs: € 15,80
Segher Diengotgaf, Trojeroman / Naar het Wissense handschrift (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 1927) kritisch uitgegeven met inleiding en annotaties door Jozef Janssens & Ludo Jongen. - Amsterdam: Amsterdam University Press, 2001. - 93 p., 24 cm. (Alfa) ISBN 90 5356 527 2 Prijs: € 15,80
In de reeks ‘Alfa, literaire teksten uit de Nederlanden’ is een nieuwe leeseditie voor eerste- en tweedejaars studenten van Karel ende Elegast verschenen. De editie is bedoeld ter vervanging van de editie Rombauts uit 1979.
De inleiding is bondig en boeiend. Een beknopte samenvatting van het verhaal wordt gevolgd door de opinio communis over onstaansen drukgeschiedenis. De paragraaf ‘Literaire vormgeving’ introduceert de belangrijkste aspecten van de vertelstructuur, symbolische ruimte, retorische elementen, personage-ontwikkeling, verhaaldynamiek en de voor dit verhaal zo betekenisvolle dramatische ironie. De zeer beknopte interpretatie plaatst Karel als leenman/leenheer tussen God en zijn vazallen Eggeric en Elegast, en schetst zo voornamelijk de ‘feodale lezing’. Claassens behandelt kort de overgang van orale naar schriftelijke traditie en receptie. Vanwege enkele orale elementen is het waarschijnlijk dat deze tekst werd voorgelezen aan een luisterend publiek.
De leestekst is ‘zo goed als volledig’ gebaseerd op één tekstgetuige, Incunabel A. Interpunctie, hoofdlettergebruik, cijferschrijfwijze en het u/v/w en i/j gebruik zijn gemoderniseerd. De tekstgeleding van de bron is door alinea-inspringing gerepresenteerd. Een lijst van emendaties en een bibliografie vergezellen de verantwoording. In de bibliografie is een lijst van edities en een beperkte lijst met de belangrijkste recente studies opgenomen. De eigenlijke tekst vanaf pagina 20 geeft het Middelnederlands zonder vertaling, met woordverklaring in de marge.
Het valt mij op dat Claassens in zijn inleiding vrij nadrukkelijk wijst op de problematiek van het reconstrueren van een oertekst hoewel man en paard hier dan niet genoemd worden, maar die zijn gelukkig wel te vinden via de bibliografie. In verhouding tot de overige behandelde problematiek en het belang van genre-aspecten wordt de genreproblematiek nogal vergaand uitgediept. De commentaar op de eigenlijke tekst in de voet van de pagina is beperkt en terughoudend, maar dat kan gezien de vorm van de editie niet verbazingwekkend genoemd worden. In het algemeen vormt deze nieuwe leeseditie een goede en grondige inleiding op de tekst en de omringende literair-historische problematieken.
Een even gedegen inleiding biedt de nieuwe leeseditie van de Trojeroman van Segher Diengotgaf die al eerder in dezelfde reeks verscheen. Jozef Janssens en Ludo Jongen schetsen de context van deze Trojeroman te beginnen bij Homerus' Illias, waarvan ze de inhoud samenvatten. Onder vermelding van de vaak politieke redenen, wordt zeer globaal de vermediaevalisering van het klassieke epos en andere vermeende getuigen van het Trojedrama (Dares Phrygius, Dictys Cretensis) beschreven. De sympathie ligt in de Middeleeuwse interpretaties meestal aan de Trojaanse kant. Dit is te verklaren uit contemporaine politiek en uit reflectie op de verbreding van het ridderideaal in bezonnenheid en wijsheid tot een echt hoofs ideaal. Er is aandacht voor de belangrijke invloed van de Roman de Troie van Benoît de Sainte-Maure op onder andere Herbort von Fritzlar en Jacob van Maerlant, die Benoîts tekst ‘corrigeert’ en uitbreidt. Van Maerlant integreerde Seghers tekst in zijn Historie van Troyen.
De omgang van Segher met zijn brontekst uit zich in een grote nadruk op het thema armes/amors: ‘Op grond van enkele suggesties van Benoît schetst hij op een creatieve manier een alternatief beeld van Troje als centrum van hoofse cultuur.’ Liefde is de bron van hoofse deugd en tomeloze inzet in de strijd, maar er zijn ook duidelijke verschillen met de fin amors uit de lyriek. Seghers werk wordt geplaatst in een Brabantse aristocratische context, wellicht is de opdrachtgever Hendrik II. De datering is dan rond 1240. Tenslotte wordt gewezen op de grote invloed die Seghers tekst had op de Parthenopeüs van Bloys, de Roman van Heinric ende Margriete van Limborch, de Roman van Cassamus, heraut van Beyeren en op de Brusselse literatuur (handschrift Hulthem, Die eerste Bliscap van Maria).
De tekst is kritisch uitgegeven naar het Wissense handschrift (Brussel. Koninklijke Bibliotheek, IV 927) omdat dit de enige tekst is die Segher bij naam noemt, omdat dit handschrift de volledige tekst heeft van Historie van Troyen (itt