Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 120
(2004)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| ||||||||||||
Arjan van Leuvensteijn
| ||||||||||||
1 InleidingIn de laatste twintig jaar is in drie letterkundige monografieën uitgebreid en diepgaand aandacht besteed aan de Polyxena-tragedie van Samuel Coster. M.B. Smits-Veldt onderzocht in haar dissertatie uit 1986 wat Coster zich als dramaticus ten doel stelde. Daartoe analyseerde zij zijn drie classiciserende tragedies met als centrale vraagstelling: ‘waaraan geeft Coster prioriteit, aan de constructie van een dramatisch, structured hecht, handelingsverloop, óf aan opzet en uitwerking van een aantal dramatische situaties die optimaal gelegenheid bieden tot het overdragen van morele instructie?’ (Smits-Veldt 1986: 82). Ze concludeert tot het laatste en stelt vast, dat de morele instructie vooral in de reien duidelijk aanwezig is, al komen er naast de moraal-stellende ook lyrische reien voor, terwijl ook in de discussies bijvoorbeeld tussen Polyxena en Hecuba moraalstelling plaatsvindt. In de Polyxena is de zonde van de hoogmoed in de mens de oorzaak van de wisseling der Fortuin (vgl. Smits-Veldt 1986: 271). Bij de morele instructie is Hecuba voorbeeld van onstandvastigheid in voor- en tegenspoed bij wie niet de rede, maar uiteindelijk de hartstochten het doen en laten bepalen. Tegenover haar staat de titelheldin met de stoicïjnse aanvaarding van haar lot. J.W.H. Konst komt in zijn dissertatie uit 1993 over de hartstochten in de Nederlandse tragedie tot een gelijke conclusie ten aanzien van het afkeurenswaardige gedrag van Hecuba en het letterlijk ‘voorbeeldige’ van Polyxena: ‘Zij verpersoonlijkt een zuiver redelijke levenswijze en toont zich niet ontvankelijk voor de hartstochten’ (Konst 1993: 46). Dit brengt echter met zich mee, dat zij een ‘abstract ideaal’ vertegenwoordigt, ‘dat aangrijpende ontboezemingen van meet af aan uitsluit’ (Konst 1993: 178). In zijn monografie uit 2003 onderzoekt J.W.H. Konst de Nederlandse tragedie uit de periode 1600-1730 met een nieuwe vraagstelling: welke standpunten nemen de toneeldichters in ten aanzien van de wisselwerking tussen ‘individueel menselijk handelen’ en ‘de invloed van Fortuna, Fatum en Providentia Dei’ (Konst 2003: 13). Hij gaat vervolgens na hoe deze standpunten in de handelingsstructuur en de karaktertekening worden weerspiegeld. | ||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||
In het Fortuna-hoofdstuk legt Konst duidelijk uit, dat de mens die de Stoïsche grondregel aanvaardt, dat de deugd het hoogste goed is, standvastig kan zijn in voor- en tegenspoed. Fortuna kan als uitvoerende macht van de Providentia Dei de mens namelijk wel geluk, rijkdom en macht ontnemen, maar niet de deugd. Niet alleen in de deugd, maar ook in de niet zelf gekozen dood heeft de mens een wapen tegen de wisselvallige Fortuin. Konst noemt Polyxena in dit verband als voorbeeld (Konst 2003: 49). Deemoedig aanvaardt zij haar offerdood en toont zich hierin ‘standvastig en overtuigd van Gods goedertierenheid’ (Konst 2003: 89). ‘Ghewillich ben ick nu den Goden neer gheboghen’ (vs. 1834), verklaart ze op het altaar. Hiermee overstijgt ze Fortuna. In de twee studies van Konst blijft de functie van Vlysses onbesproken, terwijl hij toch vanuit het perspectief van enkele personages in de Polyxena als wraakzuchtig wordt beschouwd. Ook zijn aandeel in het voltrekken van de goddelijke straf voor de hoogmoed noemt hij niet. Smits-Veldt geeft in de bespreking van de karakters een duidelijke typering van Vlysses. ‘De Ulysses van Coster is [...] een alleen maar slechte, wrede hypocriet, wiens onverzadigbare wraakzucht het ene na het andere slachtoffer eist. [...] Coster maakt [...] van hem een walgelijke, huichelachtige figuur, die voor geen enkel middel terugschrikt om zijn eigen haat te bevredigen (ook al zou in zijn gesprek met Mantis een politieke motivatie kunnen blijken, vs. 820-825)’ (Smits-Veld 1986: 274). Deze politieke motivatie houdt blijkens de genoemde verzen het voorkómen van een huwelijk tussen een Trojaanse dochter en een Griekse vorst in. Daarmee wil Vlysses mijns inziens nakomelingen voorkomen die het mogelijk als een ereschuld zullen voelen Troje op de Grieken te heroveren. Het zo nodig uitmoorden en voorkomen van nakomelingen uit het geslacht van Priamus, te weten Astianax, Polydorvs en Polyxena, lijkt de bindende factor in Vlysses' handelen te zijn, hetgeen combinatie met wraaklust en wreedheid overigens niet uitsluit. G. van Eemeren onderkende in de inleiding van zijn Polyxena-editie een tweede politieke motivatie: ‘Hij [Vlysses, vL] is zeer eer- en staatzuchtig, want tenslotte is zijn plan om Polyxena te offeren grotendeels ontworpen met de bedoeling dat, indien Agamemnon dit zou weigeren, de leider der Grieken aan gezag en vertrouwen zou inboeten, zodat Ulysses stilaan zelf diens plaats zou innemen’ (Coster, ed. Van Eemeren e.a. z.j.: 30). Naast de zorg om het wederom oplaaien van de strijd om Troje als één van de nakomelingen van Priamus zijn ereschuld zou inlossen, zijn wraaklust en staatzucht drijfveren voor het handelen van Vlysses. Na de behandeling van Vlysses' argumentatiestrategie in paragraaf 3 kom ik in slotparagraaf op de aannemelijkheid van deze drijfveren voor de toeschouwer terug.
Costers Polyxena heeft geen centraal, structured sterk samenhangend handelings-verloop. Wel kunnen we drie handelingslijnen herkennen, die in de personages Vlysses en Hecuba zwak verbonden zijn. Elke lijn toont een duidelijke samenhang. In de eerste handelingslijn is Vlysses de stuwende kracht. Nu de Grieken na een strijd van tien jaar Troje hebben veroverd, stelt hij zich ten doel deze verovering veilig te stellen door het geslacht van Priamus uit te moorden. Elke mannelijke nazaat van het Trojaanse koningshuis zou immers aan zijn eer verplicht zijn het koningshuis aldaar te herstellen. Deze verhaallijn eindigt met het doden van Astianax, | ||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||
het zoontje van Hector en Andromache, ‘[o]p dat door dit gheslacht [...] [d]er Griecken bloedt tot wraack niet weder word’ vergoten.’ (vs. 156, 157). Hier zinspeelt Vlysses op de te verwachten eerwraak van Astianax als hij volwassen zal zijn. De tweede handelingslijn. Polydorvs, de jongste zoon uit het Trojaanse koningshuis, is door zijn vader Priamus tijdig in het buurland Thracië ondergebracht aan het hof van Polymnestor, de koning. Laatstgenoemde vorst vergewist zich bij de sterrenwichelaar Mantis van Trojes val en raakt ervan overtuigd, dat de Grieken Polydorvs uit de weg zullen willen ruimen en hemzelf reeds nu als een potentiële vijand kunnen beschouwen. Dit vanwege zijn huisvesting van Polydorvs en omdat Thracië voor hem als uitvalsbasis voor de herovering van Troje kan dienen. Zie de verzen 178-184. Om als vriend der Grieken te kunnen gelden steekt Polymnestor de jonge Polydorvs dood en laat hem in zee werpen. De juistheid van Polymnestors redenering blijkt uit de woorden van Vlysses, als hij Mantis uithoort om te weten of Polydorvs nog in leven is en uit Polymnestors moord op hem afleidt, dat deze vorst zich als vriend van de Grieken zal gedragen. Als de Trojaanse maagden in het laatste deel van de tragedie Hecuba, de verdreven koningin van Troje, het aangedreven lijk van haar zoon brengen, ontwikkelt zij een plan dat tot de moord op Polymnestor leidt, waarna de knechten van de vorst haar doden. Dan valt het doek. Deze tweede handelingslijn loopt dus over de moord op Polydorvs naar de moord op Polymnestor en sluit af met de moord op Hecuba. Vlysses is wederom de stuwende kracht in de derde handelingslijn. Eerst haalt hij de sterrenwichelaar Mantis over om als geestverschijning van Achilles op te treden. Hij gebruikt hierbij het argument, dat een Trojaanse dochter en een Griekse vorst zouden trouwen. Dit wil Vlysses voorkomen, ‘Of't Troysche oorloogh is noch nauwelijcks begonnen, “k Laat staan dat Troyen nu soud” wesen overwonnen’ (vss. 824, 825), daarmee mijns inziens doelend op eerwraak van de nakomelingen. Deze redenering zal kennelijk niet door de Grieken aanvaard worden. Vandaar dat Vlysses een argumentatiestrategie ontwerpt. Deze leidt via de ‘geestverschijning’ van de vermoorde Achilles, de standpuntbepaling van de Griekse soldaten en Agamemnons bewilliging in het offer tenslotte tot de offermoord op Polyxena. Vlysses' methoden zijn gebaseerd op leugen en bedrog, waardoor zijn Griekse antagonisten (de Griekse soldaten, Pyrrhus en Agamemnon) op onjuiste gronden instemmen met de offerdood van Polyxena. Tegenover de Trojaanse antagonisten, van wie Hecuba en aanvankelijk ook Polyxena de uitvoering van het besluit wil voorkomen, behoeft hij dan alleen nog maar hun argumenten te negeren en vast te houden aan het besluit tot dit offer, een ‘machtswoord’ - drogreden.
In deze bijdrage wil ik het belang van argumentatieanalyse voor de voortgang van het handelingsverloop aantonen. De derde handelingslijn van Costers Polyxena dient mij hierbij als voorbeeld, omdat hierin een veelzijdigheid aan betrouwbare en onbetrouwbare feiten de basis van argumentaties vormen, die vervolgens het handelen van personages bepalen. De analyse van deze handelingslijn zal ik besluiten met een weging van Vlysses' drie mogelijke drijfveren voor zijn handelen, gezien vanuit het perspectief van de toenmalige toeschouwer. Voor de analyse is Toulmins universele argumentatiemodel zeer geschikt, omdat het de mogelijkheid biedt om naast zuiver logische ook substantiële argumentaties | ||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||
te analyseren. Zijn model biedt namelijk steun bij het zichtbaar maken van de argumentatiestructuur bij discussies, zoals zich die ook buiten de logica voordoen in het leven van alledag. Bovendien is het werken met verschillende entiteiten in het model aanmerkelijk nauwkeuriger dan het werken met uitsluitend het begrip argument. Voor de analyse van tragedies uit de zeventiende eeuw en - algemener - toneelstukken waarin de personages (zonder tussenkomst van de toneeldichter als ‘alwetende verteller’) op redelijke of zelfs op onredelijke wijze met elkaar in gesprek zijn, is dit model een verhelderend hulpmiddel. | ||||||||||||
2 Toulmins universeel argumentatiemodelVoor het beschrijven van de argumentaties die tot het besluit van het offer en de uitvoering ervan leiden, maak ik gebruik van Toulmins universele model (Toulmin 1969 met modificatie in Toulmin e.a. 1979 en uitbreiding in Schellens & Verhoeven 1994, m.n. hoofdstuk 3 en Trent 1968; vgl. eventueel ook Van Eemeren e.a. 1996 hoofdstuk 5; in Return to reason uit 2003 plaatst Toulmin de achterliggende beweegredenen voor zijn argumentatiemodel in een breed cultuurhistorisch kader.) Toulmins model (zie figuur 1) voor alle argumentatie, ook die in dagelijks gebruik, kent de volgende entiteiten. De Claim bevat het standpunt (eventueel de conclusie) van de spreker. De claim ontleent zijn betrouwbaarheid en aanvaardbaarheid aan de Data /Grounds.Ga naar voetnoot1 De Warrant expliciteert waardoor of waarom de gegevens/gronden de geformuleerde claim funderen. De warrant rechtvaardigt de verbinding van de data/grounds met de claim en heeft dus een brugfunctie. Mocht de warrant echter niet overtuigend genoeg zijn, dan kan deze nog ondersteund worden door de Backing. Dit is de algemene vooronderstelling waar de warrant op berust. Als de claim niet met volstrekte zekerheid uit de gronden kan worden afgeleid, is het noodzakelijk een modale Qualifier te verstrekken, zoals mogelijk of waarschijnlijk. De Rebuttal (aan te geven door een bijzin met tenzij beginnend) is noodzakelijk, als er gegevens of omstandigheden denkbaar zijn die de claim verwerpen. Toulmin e.a. 1979 geeft duidelijk aan, dat de grounds kunnen zijn opgebouwd | ||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||
uit verschillende facts. Schellens & Verhoeven 1994 werken dit nader uit in de behandeling van de samengestelde argumentatie (hoofdstuk 3) door een aantal mogelijke verhoudingen tussen de data/grounds en de claim te behandelen. Het kan zich namelijk voordoen, dat de combinatie van twee gegevens tot de claim leidt, dat twee los van elkaar staande gegevens tot dezelfde claim leiden en ook, dat een gegeven tot een claim leidt, die op zijn beurt als gegeven voor een volgende claim fungeert.Ga naar voetnoot2 Trent acht het ontbreken van een rebuttal, een qualifier en een backing bij de data, evenals het ontbreken van een verbinding van de rebuttal met de warrant een tekortkoming in Toulmins basismodel. In de volgende paragraaf zullen we zien, dat Vlysses steeds weer kans ziet om zijn tegenspelers (schijn)grounds aan te bieden die hen tot onjuiste, maar door Vlysses gewenste standpunten (claims) brengen. Deze standpunten bepalen vervolgens hun handelen. | ||||||||||||
3 Vlysses' argumentatiestrategie
3.1 De motivering van Polyxena's offer door Mantis/‘Achilles’
| ||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||
Het is opvallend, dat Mantis/‘Achilles’ niet duidelijk maakt voor wie het offer bestemd is. In ieder geval is het niet uitdrukkelijk voor Mars bedoeld. De ‘geest’ spreekt aanvankelijk van ‘Achilles noch den Goon’ (vs. 1027) en aan het einde van zijn verschijning van ‘den Goon en my’ (vs. 1083), terwijl in het gedeelte ertussenin ‘Achilles’ voor zichzelf het offer eist (zie vss. 1044 en 1049). | ||||||||||||
3.2 De meningsvorming bij de Griekse soldaten, Pyrrhus en Agamemnon
| ||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||
hy sucht tot zijn geboren vyandin, En mint haar leven meer als binnelantsche vreden?’ (vss. 1168-1169).Ga naar voetnoot4 Vervolgens geeft Vlysses hoog op van Achilles' heldendaden en verklaart hij zich bereid voor hem zelfmoord te willen plegen, als niet aan de wens wordt voldaan. De legeroverste Agamemnon doorziet Vlysses' bedrog, maar kan het niet keren. Als hij vervolgens het leger een oordeel vraagt over het offer,Ga naar voetnoot5 roept het als antwoord: ‘Ja’ (vs. 1192). Deze gang van zaken brengt met zich mee, dat hij zijn inzicht in de onbetrouwbaarheid van Mantis (‘Achilles’) voorstelling van zaken niet meer als ground voor het innemen van zijn standpunt kan gebruiken. Daarop constateert Vlysses terecht: ‘Alst volck verkoren heeft dan ist te veer gekomen’ (vs. 1193). Hier heeft hij Agamemnon overwonnen, doordat Agamemnon nu de mening van het leger als ground voor zijn standpunt en daarop gebaseerde handelen moet nemen. Als Agamemnon het volk vervolgens vooringenomenheid verwijt, reageert Pyrrhus met ‘weygert ghy de goon zo waggelt onse staat’ (vs. 1196). Doelend op de straf die de Grieken kunnen verwachten als Polyxena niet wordt geofferd, voegt Vlysses er aan toe: ‘Sal 't gantsche Griecksche Rijck van een haar laten quellen? G'en sult noch ons, veel min de goden, wetten stellen’ (vss. 1197, 1198). Hiermee dreigt Vlysses Agamemnon met afzetting! Dit drijft Agamemnon tot woede. Wetend dat hij machteloos staat tegenover Vlysses, verzucht hij echter: ‘Door reen is staat-sucht niet, noch yver te verwinnen, Noch 't volck ist inder ijl niet weer te slaan wt 't hooft’ (vss. 1214, 1215). De eerste zin betekent: machtsbegeerte noch godsdienstijver is door verstandelijk overleg te overwinnen. Staat Agamemnon het offeren niet toe, dan dreigen de soldaten zich op godsdienstige grond tegen hem te keren en zal Vlysses als hun nieuwe leider hem terzijde schuiven en zelf de hoogste macht grijpen. De grond van Vlysses' handelen acht Agamemnon ‘wraack-lustGa naar voetnoot6 en wat meer’ (vs. 1221), namelijk machtsbegeerte en geenszins oprechte geloofsijver. Geen sterveling zou toch vermaak of behagen scheppen in de goddelijke wens van een maagdenoffer! En hij suggereert, dat de geestverschijning door Vlysses werd bedacht: ‘In wiens ghedachten quam 't Achilles te vereeren Met 't onbesmette bloedt van een zo jonghe Maacht, Voor dat hy [“Achilles”, vL] 't seyde dat hem dit alzo behaacht?’ (vss. 1238-1240). Als Agamemnon meldt, dat het offer hem innerlijk zal kwellen, past Pyrrhus een drogreden toe. Hierbij doelt hij op Agamemnons offer van Iphigenia: ‘'t waar nutter doe getoont, Doen ghy Diana gingt u eyghen dochter moorden [...] 't schijnt dat ghy nu bemint Polyxena veel meer als doe u eygen kint.’ (vss. 1244-1248). Agamemnon wijst erop, dat ook toen het volk misleid werd door schijn van godsdienstigheid. Echter - zo voegt hij er pragmatisch aan toe - ‘dickwils moet om best een Vorst naa 't volck sich voeghen’ (vs. 1253). | ||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||
Nadat Vlysses heeft aangegeven, dat het offer hier en nu moet worden gebracht, gaat Agamemnon over tot het organiseren van de uitvoering van het offer. Dit betekent, dat Agamemnon zijn gronden om Polyxena's offerdood te voorkomen, terzijde heeft geschoven. Zie figuur 4, (1). Alleen figuur 4, (2) bepaalt zijn handelen. De argumentatie van de Rey van Griecken en Pyrrhus is in figuur 3 samengebracht; de twee argumentaties van Agamemnon in figuur 4. Agamemnon wijst op voorstel van Vlysses Pyrrhus aan om het offer te voltrekken en Vlysses om Polyxena bij haar moeder te gaan halen en [ironisch!] de laatste gerust te stellen. | ||||||||||||
3.3 De argumentatie van Hecuba en van Polyxena (vss. 1319-1539)HecubaNu het besluit om Polyxena te offeren is genomen, bevinden we ons in de fase van de uitvoering. In opdracht van Agamemnon gaat Vlysses naar Hecuba om Polyxena mee te nemen, zodat zij geofferd kan worden. Vlysses volgt de interpretatie die de Grieken hebben gegeven aan de verschijning van Achilles' geest en zijn eis, dat het bloed van Polyxena geofferd moet worden. Hij spoort Hecuba aan ‘der Goden wil’ (vs. 1367) te verdragen en zich niet te verzetten tegen het Griekse leger ‘[d]at al bewillicht heeft eendrachtigh in haar doot’ (vs. 1378). Hecuba reageert furieus op Vlysses' ground, dat de goden Polyxena, een mens, als offer wensen. Polyxena zal zij dan ook niet uitleveren ‘om zo godloos te ver- | ||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||
moorden’ (1383), want ‘De Hemel weet ick dat alsulcken offer haat.’ (1386). Dit is haar warrant. Zij acht Vlysses' eis dus ongegrond en daarmee vervalt zijn claim. Als Polyxena nadert, roept Hecuba haar toe te vluchten: ‘verbercht u voor de Grieck, Die deez’ u jonghe ziel soeckt, wt een oude pieckGa naar voetnoot7, Te moorden’ (1389-1391). Dat betekent: die ernaar streeft u uit oude wrok of haat te vermoorden, haar tweede ground. Tenslotte poogt Hecuba met ‘reden’ Vlysses ervan af te houden, dat hij Polyxena meeneemt. Toen Vlysses namelijk voor de val van de stad als verspieder in Troje werd ontmaskerd, liet Hecuba hem in leven. En zij vervolgt: ‘En wat beloofden mijn Vlysses doen met eden?’ (vs. 1443). Vlysses swoer toen echter zijn eed om in leven te blijven en blijkt niet van plan deze (overigens niet ten tonele genoemde) eed thans gestand te doen. Dit is Hecuba's derde ground. Figuur 5 brengt de drie argumentaties, die elk afzonderlijk toereikend zijn om Vlysses' claim te ontkrachten, in beeld. Doordat Vlysses onverminderd vasthoudt aan zijn opdracht en de argumentatie die tot het besluit heeft geleid, niet openstelt voor Hecuba's grounds en warrant, leiden haar argumentaties niet tot een koerswijziging in het verwachte handelingsverloop: Vlysses voert Polyxena mee om te worden geofferd. | ||||||||||||
PolyxenaTerwijl Hecuba de claim van Vlysses afwijst, voert de handelwijze der Grieken Polyxena slechts tot onbegrip voor de handelwijze der goden: ‘Wat goden eyschen 't bloet van 't menschelijck gheslacht?’ (vs. 1409). Ook blijkt haar verbazing over het geëiste mensoffer uit haar aanroeping van Juno (vss. 1418-1422): Corsele Juno, sacht, wat hebt ghy toch gewrocht,
En doet my van den Grieck ter bloeger vyerschaar daghen,
En sleept my voor 't outaar, daar m'eertijts plach te draghen
't Onreed'lijck Vee! dat was der goden tot versoen,
En nu, ken nauw'lijcks mijn onnosel ziel voldoen.
| ||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||
Polyxena ziet in het offer dus de wil van de godheid, ook al bestempelt ze dit offer als wraakoefening van de Grieken die zij aanduidt met ‘t moordige geslacht’ (vs. 1472). Verder acht zij ook Achilles (of zijn handelen) goddeloos: de Grieken zullen ‘laven met mijn bloet die 'r goddeloos na dorst.’ (vs. 1470). Als Hecuba probeert om Polyxena tot verzet tegen haar offerdood te brengen, komt de dochter met tegenargumentaties. Hoewel zij nog driekwart van haar leven te goed zou hebben, heeft ze er geen wens toe, omdat het een leven in smaad en slavernij (vss. 1497,1518 en 1521) zou zijn. Dit tegenargument acht ik wel erg aards. Smaad en slavernij zijn indifferente zaken en er is geen relatie met het hoogste goed volgens de Stoïsche leer: de deugd. Ook wil Polyxena op voorstel van Hecuba ‘de barsche Grieck’ (vs. 1489), Agamemnon de legeroverste, niet verzoeken haar te laten leven, omdat dit haars inziens zinloos zou zijn. Hij heeft immers tien jaar geleden zelfs zijn dochter Iphigenia niet van de offerdood gered. Agamemnon zou haar dus zeker niet in leven laten. Deze argumentatie toont, dat Polyxena de tussenkomst van de legeroverste niet principieel afwijst. Vandaar haar laatste argumentatie: hij kan dit niet eens: ‘want 't alleen is inde macht Der groote Goden, die 'k voor leven-gevers acht’ (vss. 1513, 1514). Zij ziet in Agamemnon dus een uitvoerder in het plan van de goden met haar. Figuur 6 toont een overzicht van Polyxena's argumentatie - gericht tegen Juno en tegen haar moeder - ten gunste van haar offerdood. Geen van deze argumentaties, gericht tegen een godheid en Hecuba, heeft invloed op het handelingsverloop. | ||||||||||||
3.4 De argumentaties van VlyssesVlysses maakt gebruik van de situatie dat het leger in opdracht van Agamemnon reeds de voorbereidingen treft voor een dankoffer aan de god Mars. Door de ver- | ||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||
schijning en de eis van ‘Achilles’ geest gelukt het Vlysses dit offer om te buigen tot het offeren van Polyxena aan Achilles en de Goden. We volgen nogmaals de loop van de handeling. Tegenover de onbetrouwbare Mantis verklaart Vlysses in een geheim overleg zijn motivering voor het doden van Polyxena. Tot het tegendeel is bewezen, volg ik Vlysses' argumentatie als betrouwbaar. Vlysses heeft op grond van geruchten het sterke vermoeden, dat een Trojaanse dochter met een Griekse vorst in het huwelijk zal treden en ‘dat most zijn belet, Of't Troysche oorloogh is noch nauwelijcks begonnen, “k Laat staan dat Troyen nu soud” wesen overwonnen’ (vss. 823-825). Hij doelt hiermee op Polyxena en Agamemnon. De reden waarom zo'n huwelijk voorkomen moet worden, is door Coster niet nader gemotiveerd, maar moet waarschijnlijk door vergelijking met de motivering voor de moord op Astianax in de eerste handelingslijn en Vlysses' jagen op Polidorus in de tweede samenhangen met de ereschuld voor manlijke nazaten om Troje weer van Griekse overheersing te bevrijden. In figuur 7 staat deze motivering boven de stippellijn. Vlysses geeft Mantis een tekst mee die hij in zijn rol van Achilles' geestesverschijning moet gebruiken. Deze vormt het begin van de kettingreactie, waarbij de andere Griekse personages valse grounds ontvangen, Vlysses slechts regulerend optreedt en na de steun van de Rey van Griecken Agamemnon doet besluiten Polyxena te laten offeren, hetgeen Pyrrhus wordt opgedragen en door hem wordt uitgevoerd. De argumentaties die de handeling sturen, staan in figuur 7 onder de stippellijn. Mantis/‘Achilles’ eist vervolgens het offer van Polyxena, omdat zij medeplichtig is aan de moord op Achilles en als wraak voor Paris' uitvoering ervan. Dat juist de geest van Achilles de dood van Polyxena uit wraak opeist, zal voor de Griekse soldaten en Pyrrhus begrijpelijk en dus licht aanvaardbaar zijn geweest. Hoewel Agamemnon tot het inzicht komt, dat de hele geestesverschijning van Achilles door Vlysses is bedacht, dwingt Vlysses hem in te stemmen met het standpunt van de Rey der Griecken, die de leugen voor waarheid heeft aanvaard. Anders zou de legeroverste vanuit het perspectief van de Rey gezien tegen de eis van de goden handelen en daarmee de ‘binnelantsche vreden’ (vs. 1169) in gevaar brengen. Dit zou Vlysses gelegenheid bieden de macht te grijpen. Als de tenuitvoerlegging van het offer aan de orde is, betoogt Vlysses dat Achilles' zoon Pyrrhus hiervoor zeer geschikt is: ‘Dan niemant is, als ghy, tot dese slachting nader’ (vs. 1278). Nadat Vlysses Polyxena bij Hecuba heeft weggehaald, waarbij hij zich niet ontvankelijk betoont voor Hecuba's argumentaties, offert Pyrrhus Polyxena.
Nu keren we weer terug tot figuur 7 boven de stippellijn. De ground die Vlysses Mantis voor het offeren van Polyxena voorhield, was zijn streven om een huwelijk tussen Agamemnon en Polyxena te voorkomen. Hieruit zou namelijk een nieuwe strijd om Troje kunnen ontbranden, zo verklaarde Vlysses hem. Het doden van Astianax in de eerste handelingslijn en zijn zoektocht naar Polydorvs, waarmee de tweede handelingslijn begint, berusten dan op dezelfde grond als de offermoord op Polyxena. Samenvattend kunnen we vaststellen, dat de eigenlijke argumentatie van Vlysses grotendeels verborgen blijft achter de schijnargumentatie van goddelijke wraak, | ||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||
die op aards niveau zijn realisering vindt door de geestverschijning van Mantis/‘Achilles’ geestverschijning, Vlysses' schijngodsdienstigheid en de godsdienstijver waar hij het volk en Pyrrhus toe brengt. In de dialogen met Agamemnon doet Vlysses eveneens alsof het hier een werkelijke geestverschijning betreft. Achter alle schijnargumentaties van Vlysses met betrekking tot Polyxena zien we vanuit Agamemnons point of view twee hartstochten werkzaam: wraaklust en staatzucht. In de laatste paragraaf zal ik de drie mogelijke drijfveren achter Vlysses' handelen ten opzichte van elkaar wegen, vanuit het perspectief van de toeschouwer, wat ook het perspectief van de hedendaagse interpretator dient te zijn. | ||||||||||||
4 ConclusiesHet Toulmin-model wijst verschillende functies aan de entiteiten in de argumentatie toe. De beoordeling van de aan tijd en plaats gebonden invulling van de entiteiten en die van de argumentatie in haar geheel is de taak van het toegesproken personage op toneel en van de toeschouwer in de zaal. De interpretator van nu dient zich (zo goed mogelijk) in de positie van die toeschouwer te brengen. In de derde handelingslijn van de Polyxena maakte Coster gebruik van grounds, warrants, een backing en claims, maar niet van qualifiers of rebuttals.Ga naar voetnoot8 De analyse van deze handelingslijn maakte zichtbaar op welke wijze argumentatie tot handeling leidt. Daarbij viel het op, dat op leugens berustende grounds door toehorende personages kunnen worden gewaardeerd als ware grounds, waardoor op zichzelf aanvaardbare warrants een claim ‘rechtvaardigen’ die ten onrechte tot de meest afschuwelijke daden kunnen leiden. De Rey van Griecken en Pyrrhus nemen immers de leugen voor waarheid aan en handelen dienovereenkomstig. Ook zagen we in de discussies, dat soms niet alle grounds, maar een keuze daaruit, gebruikt werd om een claim te funderen. Agamemnons handelwijze berustte immers niet op conclusies die op betrouwbare grounds ten aanzien van de zogenaamde goddelijke eis tot het offeren van Polyxena berustten, maar uitsluitend op de nieuwe ground dat de Rey van Griecken (op zijns inziens terecht onjuist geachte gronden) het offer eiste.
In de drie letterkundige monografieën die ik in de inleiding noemde, ging de aandacht vooral uit naar het handelen en de daaruit af te leiden levenshouding van Hecuba en Polyxena. Hecuba's emotionele reactie op het immense leed dat haar overkomt, en Polyxena's stoïcijnse, door redelijkheid beheerste houding in het aangezicht van haar onterechte offerdood, komen over het voetlicht, doordat de toneeldichter deze personages door de structurering van gebeurens in situaties brengt, die hun levenshouding toont. Aan het creëren van deze situaties ligt de ketting van opeenvolgende argumentaties en op een deel van deze argumentaties gebaseerde handelingen ten grondslag. In de besproken derde handelingslijn gebruikt Coster daarvoor Vlysses' argumentatiestrategie.
Als we de argumentatiestrategie van Vlysses als interpreterende toeschouwer analyseren, zijn er drie mogelijke drijfveren voor zijn handelen aan te wijzen: | ||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||
Uit de eerste en tweede handelingslijn, de moord op Astianax en het informeren naar Polydorvs en Polymnestors moord op de jonge Trojaanse prins, blijkt, dat Vlysses' zorg om het herleven van de strijd om Troje geloofwaardig is. Het betreft hier manlijke erfgenamen. Vlysses suggereert in zijn geheim gesprek met Mantis een soortgelijke argumentatie in de derde handelingslijn voor het voorkómen van een huwelijk tussen een Trojaanse dochter en een Griekse vorst door Polyxena te doden. Toch zal de toeschouwer hier achterdochtig zijn. Het betreft hier namelijk geen prins, maar een prinses en vrouwen werden altijd als oorlogsbuit meegenomen naar het moederland van de overwinnaar. Verder, waarom zouden zoons uit een huwelijk van een Griekse vorst en een Trojaanse prinses Troje moeten heroveren? Op hen rust immers geen ereschuld, omdat zij niet in de manlijke lijn van Priamus' stam staan. Bovendien is Vlysses' argumentatie kennelijk niet overtuigend voor de Griecken, want Vlysses moet een hele strategie volgen om zijn doel via een omweg te bereiken. Wel is het voor de ontwikkelde zeventiende-eeuwse toeschouwer met kennis van de verhalen rond Achilles en Vlysses denkbaar, dat Vlysses zich op Polyxena zou willen wreken. We betreden nu het terrein van de intertextualiteit. Hooft had deze geschiedenissen in zijn Achilles en Polyxena (drukken uit 1597 en 1614) bewerkt. Vlysses trof namelijk met Diomedes het ontzielde lichaam van Agamemnon aan, vermoord door Paris, nadat Polyxena in een ontmoeting met Achilles in het woud van Apollo had toegestemd. Bovendien verwief Vlysses na een twistgesprek met Ajax de wapenrusting van Achilles. Coster refereert niet aan deze elementen in de voorgeschiedenis, maar maakt Vlysses' emotionele betrokkenheid bij Achilles' moord wel zo groot, dat hij zijn hele strategie om Polyxena te doden, op Achilles' zogenaamde verschijning baseert. Vlysses weet Agamemnon in een situatie te manoeuvreren die altijd winst voor hem en verlies voor Agamemnon oplevert. Stemt Agamemnon in met het offeren van Polyxena, dan verliest deze de vrouw die hem zeer sympathiek is; weigert hij het offer, dan staat Vlysses klaar om zijn positie als legeroverste over te nemen, omdat Vlysses het leger aanvoert dat op godsdienstige grond en met vrees voor persoonlijke vergelding het offer in naam van Achilles eist. Agamemnon kiest voor zijn positie als legeraanvoerder, wat het verlies van Polyxena impliceert.Ga naar voetnoot9 Naar mijn mening staat vanuit het perspectief van de toeschouwer bij Vlysses de wraak op Polyxena op de eerste plaats, het eventueel overnemen van de macht uit staatzucht was een bijkomende zaak die zich daarbij voordeed. Het voorkómen van nakomelingschap uit een huwelijk tussen Agamemnon en Polyxena acht ik voor de toeschouwer uiteindelijk niet geloofwaardig als diepste drijfveer voor het handelen van Vlysses. Met bedrog bereikte Vlysses zijn doel: de dood van Po- | ||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||
lyxena. Hierbij toonde hij zich machtiger dan Agamemnon, die moest toelaten dat de leugen zijn beleid bepaalde. | ||||||||||||
Bibliografie
Adres van de auteur
Piet Heinlaan 20, NL-2341 SK Oegstgeest ja.van.leuvensteijn@let.vu.nl (tot 30-9-2004) ja.van.leuvensteijn@hetnet.nl |
|