| |
| |
| |
M.C. van den Toorn
Om en bij de voltooiing van het WNT
Abstract - In 1998 the Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) was completed, for the time being the greatest dictionary of the world. On the occasion of this memorable completion several books appeared, which are reviewed in this article.
In het vijfde deel van de geruchtmakende serie Het bureau van J.J. Voskuil wordt beschreven hoe een zekere Boks, een antropoloog, op het instituut van Maarten Koning verschijnt om hulp te vragen bij een onderzoek naar het afleggen van een eed met een dode hand, zoals eens gebruikelijk was onder rovers. Maarten Koning verschaft hem literatuur:
‘En het WNT natuurlijk’, zei hij, de boeken voor Boks op de tafel schuivend en de plaats in het register aanwijzend. ‘Dat moet je eigenlijk het eerst raadplegen.’ ‘Wat is het WNT?’ vroeg Boks. ‘Het Woordenboek der Nederlandse Taal’. Hij liep naar het boekenkastje voor zijn bureau, haalde de delen C - Ehem en Glaasje - Harspleister eruit en legde die ook bij Boks. ‘De mooiste bron die er is!’ (aldus in J.J. Voskuil, En ook weemoedigheid, Amsterdam 1999, blz. 381)
De precisie waarmee de auteur alles beschrijft, laat hem even in de steek bij de weergave van het adjectief Nederlandsche dat hij zonder ch schrijft, maar verder is deze passage veelzeggend: de neerlandicus Koning vindt het WNT de mooiste bron die er is, maar een niet-neerlandicus weet niet eens wat het is, zelfs al betreft het iemand uit de A-wetenschappen. De hier weergegeven geschiedenis speelt zich af in 1960, maar het is de vraag of twee decennia later, na de voltooiing van het werk aan het WNT, de situatie wel veranderd is. In ieder geval is die voltooiing in de decembermaand van 1998 met zoveel publiciteit gepaard gegaan dat eigenlijk iedereen zou moeten weten waarvoor die drie letters WNT staan.
Niet overal echter wordt het belang van een woordenboek als het WNT ingezien. Een verzoek van het bestuur van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie aan de Nederlandse en Belgische posterijen om een herdenkingszegel uit te geven ter gelegenheid van de voltooiing van het WNT werd afgewezen. Wel werden in dezelfde tijd in Nederland verschillende series postzegels met afbeeldingen van striptekeningen (alsmede kraszegels en infantiele plakzegels) in omloop gebracht, een daad die zeker meer in overeenstemming werd geacht met het culturele peil van het Nederlandse volk. Of van de Nederlandse PTT. Overigens is het WNT wel aangemeld bij het Guinness Book of World Records als zijnde het grootste woordenboek ter wereld. Maar dit terzijde.
De voltooiing van het WNT werd door het stichtingsbestuur van het INL aangegrepen om een luisterrijke viering op touw te zetten. Die vond plaats op 1 december
| |
| |
1998 in de Pieterskerk in Leiden in tegenwoordigheid van Koningin Beatrix en Prins Claus alsmede koning Albert en Koningin Paola van België. Tijdens deze onberispelijk georganiseerde plechtigheid werden volledige exemplaren van het WNT aan de majesteiten aangeboden. Muziekuitvoeringen wisselden de feestelijke toespraken af, waarna een informeel samenzijn het slot van de bijeenkomst vormde. Aan de ruim zeshonderd gasten werd bij het afscheid een gelegenheidsuitgave uitgereikt, getiteld WNT een buitengewoon woordenboek, samengesteld door de hoofdredacteur dr. A. Moerdijk. Deze beschrijft hierin hoe een artikel in een historisch woordenboek als het WNT in elkaar steekt en hij neemt als voorbeeld daarvoor het woord hof, toepasselijk gekozen voor deze middag met vorstelijk bezoek. Deze uitgave is bijzonder mooi gedrukt op zwaar papier; het werkje is met de hand gezet, heel opmerkelijk geïllustreerd en in een mooi bruin omslag met goudopdruk gestoken. De publicatie is niet in de handel en het valt te voorzien dat de 900 gedrukte exemplaren in de loop der jaren in het antiquariaat als ‘collectors items’ zullen gelden, misschien wel samen met het iets kleinere programmaboekje dat in gelijke uitvoering verscheen. Behalve door deze academische zitting werd de voltooiing van het woordenboek ook nog luister bijgezet door een wetenschappelijke zitting die op 3 december van hetzelfde jaar in het Provinciehuis in Antwerpen gehouden werd en waarbij verschillende sprekers wetenschappelijke voordrachten hielden. Hun bijdragen werden gebundeld en verschenen onder de titel Van A tot Z en verder...
Dit symposion waaraan ongeveer honderd vakgenoten deelnamen, werd geopend met een voordracht van Kees Fens en besloten door Monika van Paemel, die beiden spraken over hun omgang met woordenboeken. Moerdijk stond stil bij de WNT- lexicografie en verbond dat aan de codificatie van het werkwoord boeken, dat ook moderne betekenissen heeft ontwikkeld, zoals in een reis boeken, een wintervakantie boeken. Magda Devos reflecteerde over woordenboeken en dialect en Van Deursen en Dibbets gaven commentaar vanuit het standpunt van wetenschappelijke gebruikers, waarbij vooral Dibbets' filologische beschouwing in de smaak viel bij de toehoorders. Het was een goede gedachte van de organisatoren om collega-redacteuren van vergelijkbare woordenboeken uit Duitsland en Engeland als sprekers uit te nodigen. Helaas was de voordracht van Michael Schlaefer over het woordenboek van Grimm ongewoon vervelend zoals het werd voorgelezen (of liever: voorgemurmeld) met de dictie van een notarisklerk. Lectuur van de gedrukte tekst ‘Das Grimmsche Wörterbuch und die Zukunft der historischen Lexikographie’ verandert die aanvankelijke indruk niet. Veel levendiger was John Simpson met zijn lezing ‘Editing the OED: beyond completion’.
We zeiden al dat de voltooiing van dit grootste woordenboek aller tijden niet in stilte voorbijging. In de maand december zagen verschillende boeken over lexicologie en roemruchte lexicografen het licht, waaraan we hier aandacht willen besteden. Nu waren al eerder monografieën aan het WNT gewijd, die hier nog wel even vermeld mogen worden. Het zijn er twee: Het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Portret van een taalmonument van P.G.J. van Sterkenburg uit 1992, waarin de ontstaansgeschiedenis en het cultuur-historisch belang van het WNT in een vlot leesbaar verhaal geschetst worden. En de Handleiding bij het Woordenboek der Nederlandsche Taal van A. Moerdijk uit 1994, waarin uiterst nuttige achtergrondinformatie over het WNT geboden wordt, vooral over de opbouw van de artikelen. Aanleiding tot de verschijning van deze hand- | |
| |
leiding was de publicatie van een fotografische herdruk van het WNT in pocketvorm in het voorjaar van 1993, waardoor het aantal WNT-bezitters met 1500 werd uitgebreid.
Bij deze boeken voegen zich nu een aantal nieuwe werken. We noemen als eerste het boek van L. van Driel en J. Noordegraaf, getiteld De Vries en Te Winkel. De ondertitel is een trouvaille: een duografie, bij mijn weten een neologisme, maar doorzichtig interpretabel als ‘dubbele monografie/biografie’. Het is een uitstekend leesbaar boek geworden, waarin de levens van deze vaders van het WNT meeslepend beschreven worden. De auteurs hebben ervoor gekozen hoofdstukken over beide woordenaars af te wisselen en niet de twee levens afzonderlijk te behandelen. Om De Vries bevredigend te kunnen beschrijven moeten nog meer brieven en archiefstukken opgespoord worden, zoals in het ‘Woord vooraf’ meegedeeld wordt. Dat moge zo zijn, maar in ieder geval zijn de auteurs erin geslaagd een tamelijk volledige levensbeschrijving van De Vries te maken. Over Te Winkel is minder bekend en van hem zijn veel minder brieven en geschreven bronnen overgeleverd. Daarom is het zo gelukkig te noemen dat de lezer nu toch een heel goede indruk krijgt van het leven en werken van deze taalkundige die altijd als tweede naam in het onafscheidelijke duo genoemd wordt. Het is interessant te lezen hoe Te Winkel opklom van onderwijzer via het leraarschap aan het Leidse gymnasium tot redacteur van het woordenboek. Als onderwijzer werkte hij in de functie van gouverneur voor de kinderen van baron Sixma van Heemstra in Friesland. De auteurs hebben daarover een aantal bijzonderheden aan het licht gebracht, zodat in ieder geval zijn reis naar Friesland enigszins opgehelderd is (blz. 43), zoals zij met een knipoog naar de Nescio-lezers vermelden.
Niet minder interessant is de schildering van het taal- en letterkundig klimaat in Nederland, vooral in Leiden, in de tweede helft van de negentiende eeuw, een benauwende ambiance waarin geschoven wordt met universitaire posten en eredoctoraten, en waarin nepotisme en tegenwerking elkaar afwisselen. Opmerkelijk is hoe de autodidact Te Winkel zich in deze wereld weet te handhaven, totdat zijn levensdraad in 1868 is afgesponnen. De Vries werkte daarna nog 24 jaar na Te Winkels dood aan het WNT voort.
Deze duografie is beslist een goed gelukt boek, zaakrijk, voorzien van een beknopt biografisch personenregister, en heel onderhoudend geschreven. Dat laatste kan niet onverdeeld gezegd worden van een tweede publicatie, Woordenboeken en hun makers, dat onder redactie van Nicoline van der Sijs een groot aantal uiteenlopende opstellen bevat. Dat uiteenlopende karakter verklaart ook het verschil in waardering dat men vanzelf voor de onderscheiden bijdragen opbrengt. Slechts een klein gedeelte is aan het WNT gewijd en wel in de opstellen - en opstelletjes; sommige bijdragen beslaan maar enkele bladzijden - over Matthias de Vries en met hem samenhangende zaken. De rest van het boek handelt over andere woordenboekmakers zoals Jozef Bal, De Beer en Laurillard, Ten Bruggencate, Van Dale, Harrebomée, Kramers en Kruyskamp, om enkele namen te noemen. Soms is er wel sprake van wat men kan noemen ‘petite histoire’, maar wie bezeten is van lexicografie zal er veel bijzonderheden in aantreffen, ook bijvoorbeeld over een bekende woordenboekuitgever als G.B. van Goor. In totaal bevat deze bundel van 273 bladzijden niet minder dan 24 bijdragen, alle afkomstig uit de eerste negen nummers van het tijdschrift Trefwoord. De oud-redacteur van
| |
| |
dat tijdschrift, Ewoud Sanders, is daardoor met nogal wat bijdragen vertegenwoordigd; gelukkig, want zijn stukken horen tot de meest leesbare, wat niet gezegd kan worden van de opstellen die sterk opsommend van aard zijn. Op zichzelf is zoiets nuttig voor wie lexicografische producten uit vroeger tijd wil bestuderen, maar vlotte leesbaarheid is dan natuurlijk niet te bereiken.
Ook een boek met uiteenlopende opstellen, maar dan toch met veel meer samenhang, is Het grootste woordenboek ter wereld. De ondertitel maakt duidelijk waaruit die samenhang bestaat: Een kijkje achter de kolommen van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT); het gaat dus uitsluitend over het WNT. De redactie werd gevormd door F. Heyvaert, A. Moerdijk, M. Mooijaart, M. Smits en R. Tempelaars.
Het boek bevat drie afdelingen, waarvan de eerste gewijd is aan de organisatie, zowel van de personele bezetting als de planning en de werkverdeling. Uitvoerig en instructief is daarbij het stuk van Verschelling over de materiaalverzameling en de verwerking en het gereedmaken van de citaten. Verrassend is in deze afdeling ook het opstel van Tempelaars onder de titel ‘Hebt gij bepaalde wenschen...’ Hij geeft hier inzicht in de correspondentie over woorden tussen de redacteuren, de medewerkers en de gebruikers van het WNT. Menige lezer van dit stuk zal versteld staan over de vreemdsoortige, maar ook de onbescheiden vragen die sommige gebruikers durfden te stellen: er werd wel gevraagd om hele boeken te kopiëren. Het ging lang niet altijd om informatie over afzonderlijke woorden. Men krijgt de indruk dat de redactie over het algemeen heel ruimhartig te werk ging bij het inwilligen van verzoeken.
De tweede afdeling van het boek is gewijd aan lexicografische aspecten en het is daardoor intrinsiek het interessantste. Moerdijk gaat uitvoerig in op de wording van een WNT-artikel aan de hand van het niet meer gebruikelijke woord voorloop. Hij laat zien hoe citaten naar betekenis geordend worden en hoe dan langzaam het hele artikel tot stand komt. In dezelfde geest schrijven ook Egbert Beijk en Hans Westgeest in hun artikel ‘Woorden maken van werk’, wat een aardige toespeling is op de titel van Van Sterkenburgs oratie uit 1986 Werk maken van woorden, wat trouwens ook de titel is van een later verschenen brochure van het INL. Het artikel gaat over het eerste lid in samenstellingen met werk-. Het probleem daarbij is dat niet altijd duidelijk is wanneer dat eerste lid een werkwoordsstam is en wanneer een zelfstandig naamwoord. Dat dilemma leidt tot een niet onbelangrijk plaatsingsprobleem zoals men zich kan voorstellen. Soms geeft vergelijking met andere samenstellingen (bijv. die met reis-, bewijs- of val- als eerste lid) enig uitsluitsel, maar niet altijd is dat het geval. De schrijvers zijn daar heel eerlijk over: ‘Er komen gevallen voor waarover men van mening kan blijven verschillen en waarbij ook gezamenlijk overleg de betrokken redacteuren niet op één lijn heeft gekregen. Een categorie die dan ook niet helemaal consequent geplaatst is, is die van de plaatsaanduidingen’ (blz. 179). Zo is werkkuil ondergebracht bij het werkwoord, maar werkput wordt beschouwd als een samenstelling met een zelfstandig naamwoord als eerste lid. Wie zich wel eens met deze problematiek heeft bezig gehouden, zal alle begrip kunnen opbrengen voor de oplossingen waarvoor men - hoe dan ook - gekozen heeft.
Hoogst interessant is ook het opstel van Frans Heyvaert ‘Rafels aan de grammatica’. Er staat veel behartigenswaardigs in dit artikel. Bij voorbeeld: dat theore- | |
| |
tische taalkundige inzichten ‘in de regel ver verwijderd zijn van het bewustzijn en de opvattingen van de taalgebruiker ter zake’ (blz. 196). Het betreft hier een kwestie die door taaltheoretici te weinig wordt ingezien, zoals de redactie van de ANS kan bevestigen, om eens vanuit een andere invalshoek te getuigen. Ook de opmerkingen over de onmogelijkheid om tot een precieze begrenzing van het begrip ‘woord’ te komen (blz. 201), verdienen de aandacht. Hoezeer grammatica en lexicografie voor dezelfde problemen komen te staan, blijkt bij de behandeling van sommige adjectieven: moet een woord als welgemoed aan de categorie van het bijwoord worden toegewezen of hebben we te maken met een predicatieve toevoeging? Dat de schrijver zich bij dit soort adjectieven rekenschap geeft van het feit dat ze in eerste instantie personen als referent hebben, bewijst dat hij semantische criteria niet schuwt en tot dezelfde conclusies komt als menig grammaticus die zich met deze materie bezig heeft gehouden en die tot het inzicht is gekomen dat het criterium van distributionalisme in de syntaxis hier geen heil brengt.
Lezenswaardig in deze afdeling is ook de bijdrage van Dirk Kinable, ‘Lees maar, er staat vaak niet wat er staat’, handelend over interpretatiemoeilijkheden. Vooral bij minder bekende woorden uit vroegere taalfasen kan die interpretatie een grote rol spelen bij de ordening van het materiaal in groepen, zoals die gewenst is bij de opbouw van een WNT-artikel. Deze bijdrage sluit daardoor aan bij Moerdijks eerder genoemde opstel. Bij zo'n WNT-artikel wordt ook vaak kwistig gebruik gemaakt van andere, oudere woordenboeken. Marijke Mooijaart laat zien dat dergelijke citaties al snel in de duizenden lopen (Kiliaan is bijvoorbeeld in 11.416 artikelen aanwezig!). De zoekfaciliteiten van de cd-rom geven toegang tot dit soort informatie.
De derde afdeling van dit boek draagt als titel ‘Mengelwerk’, maar ondanks deze wat luchtige kwalificatie zijn er substantiële en interessante bijdragen in aan te treffen. Moerdijk verschaft opmerkelijk cijfermateriaal over het gehele WNT (aantallen afleveringen, kolommen, bladzijden, citaten, artikelen e.t.q.). Ook een artikel van dezelfde auteur over de kwalificaties die het WNT in de loop der jaren ten deel zijn gevallen, is interessant en bovendien vermakelijk. De positieve kwalificaties zijn verre in de meerderheid: schatkamer, taalmuseum, standaardwerk, monument en talloze andere. Op de 260 door Moerdijk verzamelde kwalificaties zijn er maar twintig die negatief zijn, waaronder - hoe kan het anders - nogal wat van Van Vloten.
Niet alleen zaken worden in deze afdeling behandeld, ook personen staan in de belangstelling, zoals in het opstel van Van Sterkenburg over de opeenvolgende hoofdredacteuren van het WNT, met enkele mooie portretfoto's. En ook het stuk van Dick Wortel bevat veel interessante informatie, vooral over de figuur van H.P.G. Quack die zich als politicus voor de financiering van het woordenboek inzette en de hele onderneming van de ondergang redde. Hij was het die in het begin van de eeuw het WNT een formeel-juridische basis verschafte en ervoor zorgde dat de financiering door de Nederlandse regering definitief geregeld werd.
Niet alles uit dit boek kan hier gerefereerd worden (zoals bijvoorbeeld het interessante stukje over het woord nozem). Iemand die geïnteresseerd is in het WNT kan dit boek niet ongelezen laten. Een afsluitende opmerking nog, en wel over het werkwoord xeroxen. Ik heb dat woord eigenlijk alleen maar binnen de muren van het INL horen gebruiken; uiteraard komt het ook in dit boek bij herhaling voor. Maar is het ook verder verbreid (gebleven)? Algemener is toch (foto)kopiëren, dunkt me.
| |
| |
Er is nog meer verschenen bij de voltooiing van het WNT. Het Jaarboek lexicografie 1998-1999, Trefwoord, wijdde meer dan de helft van de inhoud aan een ‘WNT-special’. Het begint met een vraaggesprek met M. de Vries, dat Jan Noordegraaf in 1881 gesitueerd heeft, een procédé dat sinds Marita Mathijsen dat met succes heeft toegepast, navolging heeft gevonden. Met gebruikmaking van originele woorden van De Vries heeft de auteur een zeer leesbaar interview ontworpen. Een aardige tegenhanger van dit gesprek met de eerste WNT-redacteur vormt het interview met de laatste WNT-redacteur, Moerdijk, hem afgenomen door twee redacteuren van Trefwoord, Roland de Bonth en Rob Tempelaars. Het is interessant kennis te nemen van de verschillen en overeenkomsten tussen de eerste en de laatste WNT-redacteur, althans in de optiek van Moerdijk. Zijn opvatting dat de pronominale subjectsvorm hun niet in een woordenboek thuishoort, omdat ‘een lexicograaf de verspreiding van dergelijke fouten niet behoort te bevorderen’ (blz. 2 7) brengt hem heel dicht in de buurt van zijn illustere voorganger. Het is een standpunt dat naar mijn mening voor serieuze discussie vatbaar is. Waar moet men de grens trekken tussen het normatieve en het descriptieve? Een dilemma dat overigens de theoretische taalkunde (waarover Moerdijk ook hier weer evenals Heyvaert in het hiervoor genoemde boek een mening geeft die mij uit het hart gegrepen is) vrijwel koud zal laten.
Er staan in dit jaarboek verder veel persoonlijke herinneringen aan het WNT-werk en de daarmee verbonden personen. Aardig is een gefingeerd vraaggesprek van Dick Wortel met J.A.N. Knuttel, de communist. Ook het stuk over Jacoba van Lessen bij het graf van J.W. Muller is van persoonlijke aard, evenals de herinneringen van De Tollenaere, Nienke Bakker en Guido Geerts. Het gaat hier vooral over de tijd dat de redactie van het WNT nog was ondergebracht in de UB aan het Rapenburg in een ruime kamer waar wij als studenten-Nederlands altijd met een lichte huiver naar keken. De afstandelijkheid en de formele omgangsvormen van de redactieleden onderling, waarvan Guido Geerts gewaagt, ontging ook anderen destijds niet.
Het voert ook hier weer te ver alle bijdragen uit dit jaarboek afzonderlijk te refereren. Aan aandacht voor het WNT geen gebrek. Zelfs een tentoonstelling werd aan het WNT gewijd: in de Leidse Universiteitsbibliotheek waren een kleine twee maanden onder de titel ‘Het WNT in de UB’ in een zestal vitrines bronnen en ander materiaal van het WNT te zien. Het is touchant dat hier naast Sara Burgerhart ook Joop ter Heul mee mocht doen! In een kleine catalogus (Kleine publicaties van de Leidse Universiteitsbibliotheek Nr. 32) worden de tentoongestelde stukken kort beschreven; bovendien wordt nog wat beknopte informatie over het WNT gegeven. Nogmaals: aan aandacht voor het WNT waarlijk geen gebrek.
Wat is nu de slotsom na al deze evenementen en publicaties om en bij de voltooiing van het WNT? Om te beginnen houden we er heel wat waardevolle publicaties voor de neerlandistiek aan over. Een kleine vijftig opstellen over lexicografie, waarvan het merendeel over het WNT handelt is als oogst te begroeten. Een aantal daarvan stijgt boven het gelegenheidsartikel uit en is van blijvende waarde. Dat geldt ook voor de mooie duografie van De Vries en Te Winkel. Opvallend in veel van deze publicaties is trouwens het belang van de onderwijzers: in de negentiende eeuw ontwikkelden die zich vaak tot geduchte taalgeleerden!
Maar of het WNT door dit alles grotere bekendheid heeft gekregen? Waarschijnlijk nauwelijks bij het grote publiek. Dat kent alleen Van Dale als het grootste woorden- | |
| |
boek. We mogen hopen dat in ieder geval naast de neerlandici ook andere A-wetenschappers er nu achter zijn gekomen dat het WNT een enorme schat aan informatie bevat; in de woorden van de in het begin geciteerde romanfiguur: ‘De mooiste bron die er is!’
Adres van de auteur: Schubertstraat 5, NL-6561 EN Groesbeek.
| |
Besproken literatuur
Werk maken van woorden / door P.G.J. van Sterkenburg. - Leiden: Brill, 1986. - 39 p.: facs.; 24 cm
Inaugurele rede Leiden. |
|
Het woordenboek der Nederlandsche Taal: portret van een taalmonument / P.G.J. van Sterkenburg. - 's-Gravenhage: Sdu Uitgeverij, 1992. - 253 p.: ill.; 20 cm. |
| |
1998
De Vries en Te Winkel: een duografie / L. van Driel en J. Noordegraaf. - Den Haag: Sdu Uitgevers; Antwerpen: Standaard, cop. 1998. - 269 p.: ill.; 24 cm
ISBN 90-75566-77-8 Prijs:ſ 39,90 |
|
Het grootste woordenboek ter wereld: een kijkje achter de kolommen van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) / onder red. van: F. Heyvaert [et al.]. - Den Haag: Sdu Uitgevers; Antwerpen: Standaard, [1998]. - 434 p.: ill.; 24 cm
ISBN 90-75566-96-4 Prijs:ſ 49,90 |
|
Handleiding bij het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) / A. Moerdijk - 's-Gravenhage: Sdu Uitgeverij, 1998. - X, 307 p.: fig.; 24 cm. - (Aan het woord ; nr. 8)
ISBN 90-12-08027-4 Prijs:ſ 39,90 |
|
Trefwoord 13: jaarboek lexicografie 1989/1999. - Den Haag: Sdu Uitgevers; Antwerpen: Standaard, [1998]. - 237 p. 24 cm
ISSN 0929-6883 Prijs:ſ 45, - |
|
WNT, een buitengewoon woordenboek / A. Moerdijk - [Leiden]: Ammoniet, 1998. - 20 p.: ill.; 26 cm
- Niet in de handel |
|
Woordenboeken & hun makers /Nicoline van der Sijs (red.). - Den Haag: Sdu, [1998]. - 273 p.: ill.; 24 cm
ISBN 90-75566-97-2 Prijs:ſ 39,90 |
| |
1999
Van A tot Z en verder...: lezingen bij de voltooiing van het WNT / A. Moerdijk en R. Tempelaars (red.). - Den Haag: Sdu Uitgevers; Antwerpen: Standaard, cop. 1999. - 112 p.: ill.; 22 cm
ISBN 90-75566-97-4 Prijs:ſ 24,90 |
|
Het WNT in de UB: catalogus bij een tentoonstelling over het Woordenboek der Nederlandsche Taal in de Leidse Universiteitsbibliotheek van 12 februari tot 27 maart 1999 / [woord vooraf: H. Heestermans; red.: A. Bouwman]. - Leiden: Bibliotheek der Universiteit Leiden, 1999. - 30 p.: ill.; 21 cm. - (Kleine publicaties van de Leidse Universiteitsbibliotheek; 32)
ISSN 0921-9393 Prijs:ſ5- |
|
|