| |
| |
| |
Jos Houtsma
De bundel Amoreuse Liedekens en zijn relatie met het Antwerps Liedboek van 1544
Abstract - This article discusses the relation between an early seventeenth century songbook Amoreuse Liedekens and the famous 1544 collection known as Het Antwerps Liedboek. It is argued that Amoreuse Liedekens has been composed, not using the extant edition of Het Antwerps Liedboek, but a slightly different earlier edition. Whether this version was the postulated first AL-edition of about 1534 cannot be decided upon the available evidence.
| |
1. Inleiding
In 1984 verscheen bij Buijten en Schipperheijn in Amsterdam een uitgave door J. Klatter van een liedboekje dat tot dusver niet zo veel aandacht heeft getrokken.Ga naar eind1 Het gaat om een uniek exemplaar, door de tekstbezorger in 1932 verworven, een onaanzienlijk boekje in een slap grauwperkamenten bandje, een octavo, waarvan de eerste en laatste, en een aantal van de tussenliggende pagina's ontbreken. De liedteksten die zijn opgenomen, zijn te verdelen in drie groepen:
- De eerste groep heeft oorspronkelijk 144 bladzijden in beslag genomen; de eerste twintig pagina's ontbreken; vanaf bladzijde 21 zijn volledige teksten dan wel fragmenten bewaard van honderd liederen die voor het grootste deel worden aangeduid als ‘oude liedjes’;
- Na bladzijde 144 begint de paginering opnieuw en we treffen tot en met bladzijde 58 een tweede groep aan waarvan 51 ‘nieuwe’ liederen bewaard zijn;
- De derde groep begint op bladzijde 58 en breekt af na bladzijde 78: deze groep bestaat uit 21 liederen die, zoals het opschrift op bladzijde 58 meedeelt, ‘in geen andere lied- boeken staan’.
Klatter heeft het liedboek, dat hij op grond van de kopregels boven de pagina's aanduidt als Amoreuse Liedekens,Ga naar eind2 gedateerd rond 1613, dit op basis van het voorkomen als slotlied van groep 1 van een rei uit de Geeraerdt van Velsen van P.C. Hooft. Op grond van de inhoud van de liederen van de laatste groep, brengt hij de uitgave verder in verband met de Amsterdamse rederijkerskamer De Eglentier.
| |
2. Een verband met het Antwerps Liedboek
De Amoreuse Liedekens zijn een curieuze vondst, maar ze zijn mijns inziens beslist ook meer dan dat. Deze 172 liederen en fragmenten van liederen, vaak met wijsaanduiding, vormen een verzameling die onze kennis van het oude Nederlandse lied aanzienlijk uitbreidt, deels doordat ze ons nieuwe, soms heel aantrekkelijke liedteksten
| |
| |
schenkt, deels doordat ze ons inzicht vergroot in de overlevering van al bekende liederen.
Ik wil me in dit artikel bezig houden met de problematiek rond de overlevering van de liedteksten, door een spoor te volgen dat Klatter bij zijn tekstuitgave weliswaar heeft aangeduid, maar nauwelijks verder uitgewerkt. Onder de eerste groep Amoreuse Liedekens bevindt zich een groot aantal lied teksten die ook voorkomen in een ander unicum in onze literatuurgeschiedenis, het beroemde Schoon Liedekens-Boeck uit 1544,Ga naar eind3 het Antwerps Liedboek, dat Hoffmann von Fallersleben te voorschijn toverde uit de bibliotheek van Wolffenbüttel en in 1852 uitgaf als deel XI van zijn Horae Belgicae.Ga naar voetnoot4 In dit artikel wil ik een nader onderzoek instellen naar de relatie tussen dit Antwerps Liedboek en de Amoreuse Liedekens.
Als uitgangspunt kies ik een observatie over de volgorde van de liederen. In de Amoreuse Liedekens zijn de eerste 89 teksten van de eerste groep ruwweg alfabetisch geordend, op de aanvangsletter van de eerste regel, dat wil zeggen de liederen die beginnen met ‘a’ bij de liederen met ‘a’, enzovoorts. Deze alfabetisering is niet verder doorgevoerd dan de eerste letter van de eerste regel. Als we bijvoorbeeld de liederen met ‘e’ nemen, dan treffen we van AmL 10 tot AmL 20 als eerste woorden aan, achtereenvolgens ‘Een Venus dier’, ‘Een Boer-man’, ‘Een Venus dierken’, ‘Een Out man’, ‘En is niet wel’, ‘Een ridder’, ‘Een Amoreuse’, ‘Een vrouken’, ‘Een meysken’, ‘Een aerdich vrouken’, en ‘Eylaes’.
Opmerkelijk is nu dat de ordening van de Amoreuse Liedekens (AmL) vrijwel blijkt overeen te stemmen met de ordening van de teksten in het Antwerps Liedboek (AL). Ik laat dat even zien in de onderstaande lijst: een overzicht van de honderd liederen uit de eerste groep van het AmL, met in vier kolommen achtereenvolgens: een nummer dat ik aan het lied toeken; de aanduiding boven het lied; de beginregel van het lied; en het nummer van de paralleltekst uit het AL.Ga naar eind5 Lacunes in de AmL zijn aangegeven door [...]. In deze lijst zijn - in aanvulling op de door Klatter vermelde AL- parallellen - ook de AL-parallellen in fragmenten van liederen geïdentificeerd. Achter het nummer van de paralleltekst geeft ik via een asterisk aan of de liedtekst nog in andere bronnen voorkomt. Ik volg daarbij de opgave van Klatter. Daar ik geen zelfstandig onderzoek heb gedaan naar andere bronnen, is mij niet bekend of de AL- parallellen die Klatter niet heeft geïdentificeerd daar al dan niet voorkomen.
AmL 1 [...] |
En by de derde heb ick gheslapen. |
AL 15 |
AmL 2 Een oudt Liedeken. |
Confoort/confoort sonder verdrach |
AL 14* |
AmL 3 Van kort Rozijn |
Cort Rozijn wel lieve Neve |
AL 16 |
AmL 4 Een oudt Liedeken. |
Den tijdt is hier |
|
AmL 5 Een oudt Liedeken. |
De Mey die wil ons bringen |
|
AmL 6 Een oudt Liedeken /Van die vrou van Lutzenborch. |
|
|
Die my te drincken gave |
AL 23 |
AmL 7 Een oudt Liedeken. |
Den mey moet wech nae Somers saysoen |
AL 24 |
AmL 8 Een oudt Liedeken. |
Den lustelijcken Mey [...] |
AL 27* |
[...] |
|
AmL 9 [...] |
Seven laer heb ickt gheploghen |
AL 32 |
AmL 10 Een oudt Liedeken. |
Een Venus dier |
|
AmL 11 Een out Liedeken. |
Een Boer-man had een domme sin/ |
AL 35* |
AmL 12 Een oudt Liedeken. |
Een Venus dierken heb ick uytverkoren |
AL 36* |
AmL 13 Een oudt Liedeken. |
Een Out man sprack een meysken an/ |
AL 37 |
AmL 14 Een out Liedeken. |
En ist niet wel ghekermt gheklaecht |
|
AmL 15 Een Oudt Liedeken. |
Een Ridder en een Meysken jonck |
AL 45* |
| |
| |
AmL 16 Een out Liedeken/Op de wijse/Van Lyon |
|
|
Een Amoreuse fiere ghelaet |
|
AmL 17 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Ick weet een Vrouken Amoreus |
|
|
Een Vrouken heb ick met herten bemint |
|
AmL 18 Een out Liedeken/Op de wijse: Alst begint. |
|
|
Een Meysken op een Revierken sat |
|
AmL 19 Een out Liedeken/Op de wijse: Vande blauwe Schuyt; Of danckt God den Heere |
|
|
Een aerdich Vrouken heeft my bedrogen AL 44 |
|
AmL 20 Een oudt Liedeken/Op de wijse: Almangie de spiers. |
|
|
Eylaes ick lijde soo groote pijn |
|
AmL 21 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Alst begint. |
|
|
Fortuyn eylaes bedroeft |
|
AmL 22 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Ick wou dat ick waer een wilde Swaen. |
|
|
Fortuyn dat liep my teghen siet/ |
|
AmL 23 Een out Liedeken. |
Fortuyne wilt u keeren |
AL 46 |
AmL 24 Een oudt Liedeken. |
Gestadighe minnne drage ick altijt |
AL 53 |
AmL 25 Een dans voor-sangh: Op de wijse alst begint. |
|
|
Ghy nijders quaet van doene |
|
AmL 26 Een out Liedeken / Op de wijse: Ick ginck eenmael spanceeren |
|
|
Gepeyns ghy doet mijn treuren |
|
AmL 27 Een oudt Liedeken. |
Gratieus eerbaer jonck van sinnen |
|
AmL 28 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Rijck God wie sal ick klagen |
|
|
Ghy Amoreuse Geesten [...] |
|
[...] |
|
AmL 29 [...] |
God heeft u gegeven reden en sin |
AL 56 |
AmL 30 Een oudt Liedeken. |
Het quamen drie Ruyters gheloopen |
AL 58* |
AmL 31 Een out Liedeken / Van Tijsken vander Schilde. |
|
|
Het is goe peys goe vrede |
AL 59* |
AmL 32 Een oudt Liedeken. |
Het voer een Maeghdelijn over Rhijn |
AL 61 |
AmL 33 Een oudt Liedeken. |
Het quam een Ruyter van Bosschayen |
AL 66 |
AmL 34 Een out Liedeken. |
Het soude een fiere Margrietelijn |
AL 67 |
AmL 35 Een oudt Liedeken. |
Het waeyt een windeken |
AL 69* |
AmL 36 Een out Liedeken. |
Het voer een Visscher visschen/ |
AL 71 |
AmL 37 Een oudt Liedeken. |
Het viel een edele douwe |
AL 72 |
AmL 38 Een oud Liedeken. |
Het daghet inden oosten |
AL 75 |
AmL 39 Een oudt Liedeken. |
Het quam een man van Schelde [...] |
AL 78 |
[...] |
|
AmL 40 [...] |
En ben ick niet in grooter noot |
|
AmL 41 Een nieu Liedeken/ Van Thysken van Bran Mayken. |
|
|
Hoort ghy meyskens over al |
|
AmL 42 Een out Liedeken/ Op de wijse: Mijn ziel maeck groot den Heer. |
|
|
Het was een jongher Helt/ |
|
AmL 43 Een oudt Liedeken. |
Het was een aerdich Knaepken |
|
AmL 44 Een oudt Liedeken/ Van Ariaen Maet |
|
|
Wie wil hooren singhen [...] |
|
[...] |
|
AmL 45 [...] |
Schoon lief tot uwer schaden |
|
AmL 46 Een oudt Liedeken. |
Ick wil te Lande uyt rijden |
AL 83* |
AmL 47 Een oudt Liedeken. |
Ick stont op hoogher Berghen |
AL 87* |
AmL 48 Een oudt Liedeken. |
In mijnen sin had ick uytverkooren [...] |
AL 88 |
[...] |
|
AmL 49 Een oudt Liedeken. |
Ick weet een vrouken amoreus/ |
AL 91 |
AmL 50 Een out Liedeken. |
Ick weet een Peerle jent |
|
AmL 51 Een oudt Liedeken. |
Ick sie die morghen-sterre |
AL 96 |
| |
| |
AmL 52 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Cupido triumphant |
|
|
Ick weet een fraey Casteel |
|
AmL 53 Een oudt Liedeken. |
Ick hadde een ghestadich minneken |
AL 98* |
AmL 54 Een oudt Liedeken. |
Ick segh Adieu |
AL 100 |
AmL 55 Een oudt Liedeken. |
Ick wil my gaen verheugen |
AL 101 |
AmL 56 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Ieught en deught |
|
|
Ick brengh mijn naeste gebuer een dronck [...] |
|
[...] |
|
AmL[...] 57 |
Tot eender Echte Vrouwe |
|
AmL 58 Een oudt Liedeken. |
Ieucht en deucht mijn hert verheucht |
|
AmL 59 Een oudt Liedeken / Op de wijse: Ick had een gestadigh Minneken. |
|
|
Kiest nu een Duyfken reene |
|
AmL 60 Een nieu voorsanck/ Op die wijs: Vande Lommerdemy. |
|
|
Lestmael al met blijde sinnen |
|
AmL 61 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: van Quater brande. |
|
|
Met gantscher bedruckter herten/ |
|
AmL 62 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Bedroefde herteken |
|
|
Myn Oochskens weenen |
|
AmL 63 Een oudt Liedeken. |
Myn hertelijck Lief |
AL 112 |
AmL 64 Vanden Keyser Maximiliaen. |
|
|
Met lusten willen wy singen aen |
AL 115 |
AmL 65 Een oudt Liedeken. |
Margrietgen ghy zijt soo hubschen dier/ |
AL 119 |
AmL 66 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Als begint. |
|
|
Men leest in Esdras vanden Wijn |
|
AmL 67 Een oudt Liedeken. Maeckt eenen moet |
|
AmL 69 Een oudt Liedeken van het Nederlant/ Op de wijse: Ick en ben niet als een Pluyme |
|
|
Och Nederlandt ghepresen |
|
AmL 69 Een oudt Liedeken. Vanden Hertoch van Gelder. |
|
|
O Hartoch van Gelder bent ghyer by huys |
|
AmL 70 Een oudt Liedeken. |
O Venus jent// een zwaer torment |
|
AmL 71 Een oudt Liedeken. |
Och Moeder seyde zy Moeder |
AL 129 |
AmL 72 Een oudt Liedeken. |
Och leghdy nu en slaept |
AL 132 |
AmL 73 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Alst begint. |
|
|
Onder een Prieel van ruyckende Roosen |
|
AmL 74 Een oudt Liedeken. |
O Venus die Goddinne |
|
AmL 75 Een out Liedeken/ Op de wijse: Hout aen ghy Venus dierkens. |
|
|
O Godt al van der minnen/ |
|
AmL 76 Een nieu Liedeken / Op de wijse Soot begint |
|
|
Phebus die is langh over de Zee |
|
AmL 77 Een Schrybenten Liet/ Op de wijse: Als die Aeckeren rijpen |
|
|
Pampier dat is soo drooghe |
|
AmL 78 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Jubileert ghy Venus tonghen |
|
|
Qua Clappers Tonghen fenijne |
|
AmL 79 Een Oudt Liedeken/ Op de wijse: Madame de Tempies |
|
|
Reyn Bloemken excellent |
|
AmL 80 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Het leerde een aerdich aechdelijn op eenen stonde. |
|
|
Schoon liefken jent seer excellent |
|
AmL 81 Een oudt Liedeken. |
Schoon Lief playsant |
|
AmL 82 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Cupido triumphant |
|
|
Schoon liefjen seer playsant |
|
AmL 83 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Tant que vivray. |
|
|
Schoon lief wat gaet ghy brouwen |
|
AmL 84 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Reyn bloemken excellent |
|
|
Tot droefheyt zijn ghewent |
|
| |
| |
AmL 85 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Vande Vroukens van Haerlem |
|
|
Te Mey als alle de Vogelkens singhen |
|
AmL 86 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Alsoot begint. |
|
|
Verheugt in deugt/ghy Retrosynse jeugt |
|
AmL 87 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Als begint. |
|
|
Vvt liefden siet/Lyd'ick verdriet |
AL 170* |
AmL 88 Een out Liedeken/ Van Graef Floris ende Gerrit van Velsen. |
|
|
Wie wil hooren een nieu liet |
|
AmL 89 Een oudt Liedeken/ Van Ioncker Willem uyt Vlaenderland. |
|
|
Wie wil van Tornoyen/ |
|
AmL 90 Een oudt Liedeken. |
Ic qua maer gister avond also my dochte |
AL 106 |
AmL 91 Een oudt Liedeken/ Op de wijse: Sottekens keert u omme |
|
|
Verweckt ghy edel geesten/ |
|
AmL 92 Een oudt Liedeken. |
De Winter is ons verganghen |
|
AmL 93 Een oudt Liedeken. |
Hoe saligh zijn de landen |
|
AmL 94 Een oudt Liedeken. |
Van lieve te dichten heb ick begonnen/ |
AL 156 |
AmL 95 Een oudt Liedeken. |
Och hoe mach hem sijn leven lusten/ |
AL 121 |
AmL 96 Een oudt Liedeken. |
Met Venus strael ben ick gerocht |
|
AmL 97 Een oudt Liedeken. |
Wilt nu al/groot en smal |
|
AmL 98 Een oudt Liedeken. |
Wy hebben in onse Lande |
|
AmL 99 Een nieu Liedeken vanden Landtgrave van Hessen/ Op de wijse alst begint |
|
|
Een nieu Liedt willen wy zingen |
|
AmL 100 Een Nieu Liedeken/ Op de wijse: alst begint. |
|
|
Och hoe veel beter waer het noyt te zijn geboren/ |
|
| |
3. Een ‘AL-bron’
Zoals uit dit overzicht blijkt, is de situatie enigszins gecompliceerd. Onder de eerste groep van honderd Amoreuse Liedekens tel ik in totaal 42 AL-parallellen. Van deze AL-parallellen heeft Klatter er drie niet geïdentificeerd, daar de beginregels verloren waren gegaan. Van de overige 39 heeft hij er twaalf ook in andere liedboekjes aangetroffen. De AL-parallellen staan in AmL in vrijwel exact dezelfde volgorde als de originelen in het Antwerps Liedboek. Uitzonderingen vormen de paren AL 14 en 15, en AL 44 en 45 die in AmL zijn omgedraaid. Aan het eind van de verzameling treffen we drie AL-teksten aan die buiten de volgorde vallen; maar deze teksten horen tot een subreeks: de AmL zijn, zoals ik al vaststelde, alfabetisch geordend tot lied 89; daarna volgen, misschien omdat er ruimte over was,Ga naar eind6 elf niet alfabetisch geordende liederen.
De overeenkomst in volgorde lijkt de conclusie te wettigen dat bij het samenstellen van het eerste deel van de Amoreuse Liedekens gebruik is gemaakt van een tekst die hetzij het Antwerpse Schoon Liedekens-Boeck zelf was, hetzij een nauw aan het Antwerps liedboek verwante tekst - ik noem deze hypothetische tekst in het vervolg de ‘AL-bron’. Hoeveel liedjes uit AmL aan deze bron zijn ontleend, is niet met zekerheid vast te stellen. Liedjes die behalve in AL nog in andere liedboeken voorkomen, kunnen in principe aan ieder van de getraceerde bronnen zijn ontleend. De tekst van AmL 47, Ick stont op hoogher Berghen, is in verband te brengen met AL 87; de redactie van het lied wijkt echter dermate ingrijpend van die van het AL af, en stemt daarentegen dermate nauwkeurig overeen met die in het Haerlems Oudt Liedboek,Ga naar eind7 dat een herkomst uit de AL-bron niet aannemelijk lijkt. Bij andere liederen die voorkomen in andere bronnen dan het Antwerps Liedboek, is de overeenstemming met de AL-tekst
| |
| |
nauwkeuriger. Het feit AL 14 en 15 en AL 44 en 45 van plaats hebben gewisseld kan erop wijzen dat AL 14 en AL 45 niet uit de AL-bron afkomstig zijn, maar uit de andere bron waar ze zijn getraceerd;Ga naar eind8 maar het is ook niet uit te sluiten dat beide AmL- liederen aan de AL-bron ontleend zijn en dat de verandering in volgorde dáár al te vinden was.
Het lijkt de moeite waard om na te gaan wat er nog meer over de relatie tussen Amoreuse Liedekens en Antwerps Liedboek valt af te leiden. Daarvoor is het nodig de redactie van de AmL-teksten wat meer in detail te vergelijken met hun AL-parallellen.Ga naar eind9.
| |
4. Overeenkomsten en verschillen
Het algemene beeld dat uit de vergelijking van AL en AmL naar voren komt, is er een van overeenkomsten en verschillen. De opschriften van de liederen zijn gewijzigd. Als het AL de liederen soms aanduidt als ‘oud’, soms als ‘nieuw’, soms als ‘amoureus’ of anders, kiest de samensteller van AmL er vrijwel steeds voor om deze liederen te presenteren als ‘oude’ liedjes. De teksten vertonen een stortregen van kleine verschillen in hoofdlettergebruik, in interpunctie en in orthografische en grammaticale gewoonten. Inhoudelijk stemmen ze daarentegen heel nauw overeen, al zijn er hier en daar kleine verschillen aan te wijzen.
Bij teksten die qua plaats van herkomst en datering nogal uiteenlopen, zou men verwachten dat deze verschillen voor een belangrijk deel betrekking hebben op corrupties die in een proces van tekstoverlevering ontstaan. In enkele liederen is dat inderdaad het geval. Als voorbeeld geef ik hier AmL 13 naast zijn AL-parallel AL 37. De belangrijkste verschillen zijn in de AmL-tekst gecursiveerd:
AL 37 |
AmL 13 |
Een nyeu liedeken |
Een oudt Liedeken. |
|
1. Een oude man sprack een meysken an |
1. Een Out man sprack een meysken an/ |
Schoon lief wildi beteren mijn verdriet |
Schoon lief wildy beteren mijn verdriet |
Neen ic seydese lieue Jan |
Neen ic/ seyde sy lieve Ian |
Van uwen biere en dorst mi niet. |
Van uwen Bier en dorst my niet/ |
Tis beter dat ghi van mi vliet |
'tIs beter dat ghy van my vliet |
Ghi doet doch al verloren pijn |
Ghy doet doch al verlooren pijn |
Mijn boelken moet een ionck man zijn |
Mijn Boelken moet een Ionck-man zijn. |
|
2. Schoon lief ick soude mi geerne paren |
2. Schoon Liefken ic soude my garen paren |
Waert v beliefte nv ter tijt |
Waert u belieft en nu ter tijt/ |
Spreect een oude quene van tseuentich iaren. |
Spreeckt een oudt Quene van 'tseventich Iaren |
Oud ende verrompelt also ghi zijt |
Out ende verrompelt als ghy zijt |
Aen v en is doch gheen profijt |
Aen u en is doch gheen profijt |
Ghi en tapt niet dan verschaelden wijn |
Ghy en tapt niet dan verschaelde Wijn |
Mijn boelken moet een ionck man zijn |
Mijn Boelken moet een Ionck-man zijn. |
|
3. O Waerde suuer iuecht |
3. O weerde suyver jeucht |
Herte ende sin hanget al aen dy |
Hert en sin hanghet al aen dy/ |
Stelt v te vreden oft ghi moecht |
Stelt u te vreden oft ghy meucht/ |
Wi en dienen niet te samen ick ende ghy |
Wy en dienen niet te samen/ick ende ghy/ |
Oudt ende versleten dunckt ghy my |
Out ende versleten dunckt ghy my |
Wat soudt ghi schrijuen in mijn francijn |
Wat soudt ghy schrijven in mijn Francijn/ |
Mijn boelken moet een ionck man zijn |
Mijn Boelken moet een Ionck-man zijn. |
| |
| |
4. Schoon lief wilt doch doen mijn auijs |
4. Schoon Lief wilt doch doen mijn advijs |
Soo sal ic v maken van goede rijc |
So sal ic u maken van goede rijck/ |
Een ionc man staet badt in mijnen prijs |
Een Ionc-man staet bat in mijn verdriet |
Ghelijc soect altijt zijn ghelijck |
Ghelijck soeckt altijt zijn ghelijck/ |
Wat soudt ghi doeghen op eenen tijt |
Wat sout ghy deughen op eenen tijt |
Dan droncken drincken als een swijn |
Dan droncken te drincken als een Swijn/ |
Mijn boelken moet een ionck man zijn |
|
|
5. Jc mach wel claghen mijn verdriet |
5. Ick mach wel klaghen mijn verdriet |
Jc minne ende en worde niet ghemint |
Ick minne ende en worde niet ghemint/ |
Nv swijghet seyt si luerefaes |
Nu zwijcht seyde sy Leure-faes |
Vrijdt elders daer ghi troost ghewint |
Vrijt elders daer ghy troost ghewint |
Jc hebbe bemint een ionghelinck |
Ick hebbe bemint een Ionghelingh |
Mijn herte verblijt in zijn aenschijn |
Mijn Herte verblijt in zijn Aenschijn |
Mijn boelken moet een ionck man zijn |
Mijn Boelken moet een Iongh-man zijn. |
In feite is vooral de overeenstemming tussen beide teksten opmerkelijk. De AmL-tekst zou rechtstreeks ontleend kunnen zijn aan een exemplaar van het Antwerpse Schoon Liedekens Boeck. De enige echte corruptie is die in 4:3.
In andere teksten ligt de situatie ingewikkelder. Een interessant geval is het paar AL24/AmL 7:
AL 24 |
AmL 7 |
Een nyeu liedeken. |
Een oudt Liedeken. |
1. Den Mey moet wech na tsomers saysoen. |
1. Den mey moet wech nae Somers saysoen |
Den winter is voor ooghen. |
Den Winter is ons voor oogen/ |
Ghi minnaers coemt helpen ende bistant doen |
Ghy minnaers komt helpen ende by standt doen/ |
Eer si brandich verdrooghen |
Eer sy brandich verdrogen |
Door des winters virtuyt |
Door des Winters virtuyt |
Gheen cruydeken en spruyt. |
Gheen kruydeken spruyt |
Voor bloemkens groeyen biesen |
Voor Bloemkens groeyen Biesen |
Het doet knyedick sneeuwen ende vriesen |
Het doet knie dick sneeuwen en vriesen: |
2. Van sanghe so zijn dye voghelkens ghespent |
2. Van sanghe so zijn de Vogelkens gespent |
Ende seer truerlijc ghedoken |
Ende seer treurichlijck ghedoken |
Den vorst der velden ieucht doot ende schent |
Den Vorst der velden jeucht doot ende schent |
Die sonne staet int beloken |
Die Sonne staet int beloken/ |
Voor tcoel dauwich rosier |
Voor 'tkoel douwich rosier |
Prijstinen dan een goet vier |
Prijst men dan een goet vyer |
Den heyrt die valt te cleene |
Den Heert valt u te kleene |
Die velden staen alleene. |
Die Velden staen alleene. |
3. Dye bonte craeyen zijn alleen int lant |
3. Die bonte Kreyen zijn allene int Veldt |
Als si wel moghen souden |
Als sy wel moghen souden/ |
Deen blaest, dander clippertant |
De een blaest d'ander klippertant |
Ende si zijn blaeu van couden |
Ende zijn blaeu van couden/ |
Ghi liefkens twee en twee. |
Ghy Liefkens twee en twee |
Moecht door de coude snee |
Meught deur de koude Snee |
Te velde nemen v ganghen |
Te Velden nemen u ganghen/ |
Ende daer snotuincken vangen. |
Ende daer snot-vincken vanghen. |
4. Amoreuselijck zijnde vergadert dan |
4. Amoreuslijck sijnde vergadert dan |
Tmoet alle vreucht passeren |
Tmoet alle vreucht oorbooren/ |
| |
| |
Met nyet meer volckx dan wijf ende man |
Met niet meer volcx dan Man en Wijf |
Moecht ghi dan maioleren |
Meucht ghy ons majoleren/ |
Ende na des winters aert |
Ende nae des Winters aert |
Maerts bier of wagebaert |
Meerts Bier of Waghe baert |
Met een poeyerken bestroeyen |
Met een poyerken bestroyen |
verfraeyt siel en lijf int poyen |
'Tverfraeyt Ziel en Lijf int poyen |
5. Een eycken rozijnken dat hooge laeyt |
5. Een Eyken te suypen dat hooghe leyt |
Tgeeft een natuerlijck luesen |
Gheeft een natuerlijck leusen/ |
Al ist dat buyten haghelt reghent oft waeyt |
Al ist dat buyten haghelt/regent of weyt |
dat doet de kaeckens blosen |
Dan doet de kaexkens bleusen/ |
Al is die winter stranck |
Al is de Winter stranck |
Haer nachten die zijn lanck |
Haer nachten die zijn lanck |
Om vrolijck te zijn ter tijcke. |
Om vrolijck [...] ter rijcke |
Het is een heymelijc rijcke |
Het is Hemelrijcke. |
6. Princelijcke vroukens seer aerdich geplucht |
6. Princesse Vroukens/ seer aerdich gepluckt |
Coemt met v lief ter bane |
Komt met u Lief te baene/ |
Die sterrekens staen en quicken aen lucht |
Die Sterrekens staen quickeren inde Lucht |
Seer claer soo blict die mane |
Seer claer soo blinckt de Mane/ |
Sinct, clinct, ioct ende speelt |
Singht/klinckt/jockt ende speelt |
In dien dat v verueelt |
In dient u verveelt |
Comdy v niet verwermen |
Kondy u niet verwarmen |
Vliecht in ws liefkens armen. |
Vliecht in ws Liefkens armen. |
Een intrigerende liedtekst. AL 2:6, pristinen is duidelijk een drukfout. Dat die in AmL niet voorkomt heeft, dunkt mij, weinig te betekenen: ergens in de overlevering kan tekstherstel hebben plaatsgevonden. Het rijm in AmL 3:1 is daarentegen duidelijk een corruptie van de parallelplaats in het AL. Hetzelfde geldt voor de rijmen in 4:2 en 4:3. In 5:1 lijkt AL - en dat is verrassend - de corrupte lezing te hebben: ‘een eitje te slurpen uit een “hoog” nest’. In 5:8 is de lezing van AL, ‘in het beddegoed’ mooier; over 5:9 kan men van mening verschillen.
| |
5. Verder bewijsmateriaal
Het zal duidelijk zijn dat de situatie in Al 27 / AmL 13 overzichtelijker was dan die in AL 24 / AmL 7. Van een rechtstreekse ontlening van AmL 7 aan het Antwerps Liedboek kan geen sprake zijn. Het lijkt er op dat de bron van AmL 7 op tenminste één plaats een lezing had die de voorkeur verdient boven die van AL. Opvallend is dat datzelfde verschijnsel in nogal wat andere liedparen valt waar te nemen. Ik geef ter illustratie nog één volledige liedtekst: AmL 3 naast zijn AL-parallel,AL 16: het mooie, maar jammer genoeg enigszins verbroddelde lied Van kort Rozijn:
AL 16 |
AmL 3 |
Van cort Rozijn. |
Van kort Rozijn. |
|
1. Cort rozijn wel lieue neue |
1. Cort rozijn wel lieve Neve |
Ghi zijt seer stout ende onuersaecht |
Ghy zijt seer stout en onvertsaecht |
Ghi sult rijden van stede tot stede |
Ghy sult rijden van stede tot stede |
Van Vlaenderen make ick v ruwaert. |
Van Vlaenderen make ick u Ruwaert. |
| |
| |
2. Graue van vlaender des doe ick node |
2. Grave van Vlaenderen des doe ic noode |
Jck sie soo noode mijn ongeuoech |
Ick sie so noode mijn ongevoech/ |
Jck leue so noode bi quaden ase |
Ick leve soo noode by quaden ase |
Want selue hebbe ick goets genoech |
Want selve hebbe ick goedts ghenoech. |
|
3. Cort rozijn v spitighe woorden |
3. Cort Rozijn u spijtighe woorden |
En sullen v niet te goede vergaen |
En sullen u niet te goede vergaen/ |
Al voor dat huys van Repremonde. |
Al voor dat huys van Repelmonde |
Sal ick v doen v hooft af slaen |
Sal ick u doen hebt hooft af slaen. |
|
4. Graue van Vlaender ghi hebt een dochter. |
4. Grave van Vlaend'ren/gy hebt een dochter |
Si thoont mi so fieren ghelaet |
Sy thoont my so fier ghelaet/ |
Daer sal ick noch eenen nacht bi slapen |
Daer sal ick noch eenen nacht by slapen |
Al soudt mi naemaels wesen quaet. |
Al sout my namaels wesen quaet. |
|
5. Die heer van Vlaender keerde hem omme. |
5. Die heer van Vlaender keerde hem omme |
Hi was toornich ende onghemoet |
Hy was toornich ende onghemoet/ |
Cort Rozijn ick salt v loonen |
Cort Rozijn ick salt u loonen |
Desen toorne die ghi mi doet |
Desen toorne die ghy my doet. |
|
6. Heere van Vlaender ick bidde ghenade. |
6. Heere van Vlaenderen ick bid ghenade/ |
Den doot en hebbe ick niet verdient |
Den doot [...] hebbe ick niet verdient/ |
This geleden een corte wijle. |
Het is gheleden een corte wijle/ |
Dat ick was v beste vrient |
Dat ick was u beste vrient. |
|
7. Cort Rozijn staet achterwaert |
7. Cort Rozijn staet achterwaert |
Als die maeltijt is ghedaen |
Als die Maeltijt is ghedaen/ |
Al voor dat huys van Repremonde |
Al voor dat huys van Repelmonde |
Daer salmen v dat hooft af slaen |
Daer salmen u [...]hooft af slaen. |
|
8. Graue van vlaender ick bidde genade |
8. Grave van Vlaenderen ick bidde genade |
Voor mijn wijf ende voor mijn kint |
Voor mijn kint en voor mijn Wijf/ |
voor mijn vrienden ende voor mijn maghen |
Voor mijn vrienden ende voor mijn maghen |
Ende voor mijn schoon ionghe lijf |
Ende voor mijn jonge schoone Lijf. |
|
9. Doen die maeltijt was ghedaen. |
9. Doen de Maeltijt was ghedaen |
Cort Rozijn was daer bereyt |
Cort Rozijn was daer bereyt/ |
Men ghinc daar zijn hooft af houwen |
Men ghinc hem aldaar sijn hooft afslaen/ |
Het coste hem alle zijn suyuerheyt |
Het koste hem al sijn suyverheyt. |
|
10. Fier ghelaet van schoonen vrouwen |
10. Fier ghelaet van schoone Vrouwen |
Heeft menighen man in dolen ghebrocht |
Heeft menigen Man in dolen ghebrocht/ |
Dat machmen aen cort Rozijn aenschouwen |
Dat machmen aen cort Rozijn aenschouwe |
Het heeft hem sinen hals gecost |
Het heeft hem sijnen hals ghekost. |
|
11. Graue van Vlaender ghi zijt een heer |
11. Grave van Vlaenderen ghy zijt een Heere/ |
Gaet ghi nv cort Rozijn dooden |
Ghy gaet Cort Rozijn nu dooden/ |
Het sal noch haestelijc wederkeeren |
Het sal noch haestelijck weder keeren |
Dat ghi dat sout doen seer noode |
Dat ghy dat soudt doen seer nooden. |
|
12. Het geschiede op sinte Laureys dach |
12. Het gheschiede op sinte Laurens dach |
Des morghens vroech bi tijden |
Des morghens vroech by tijden/ |
Dat die coninc van Enghelant |
Dat de coninck van Enghelant |
op Vlaenderlant wilde strijden |
Op Vlaenderen wilde strijden. |
| |
| |
13. Alsser den dach ten auont quam |
13. Alsser den dach ten avont quam |
|
Haer en was niet badt te moet. |
Haer en was niet bat te moede/ |
Dan oft Vlaender ware mijn |
Dan of Vlaenderland waer mijn |
Ende Brugge laghe in coude coelen |
Ende Brughe laghe in roode kolen. |
|
14. Wi willen gaen bidden god den heere |
14. Wi willen gaen bidden Godt den Heer |
ende maria die gods moeder was |
Ende Maria die Gods Moeder was |
Voor Cort Rozijn den schoonen man. |
Voor cort Rosijn den schoonen Man |
Want hi den doot ontschuldich was |
Want hy den doot ontschuldich was. |
Het opvallendst zijn de overeenkomsten. Als in 3:4 AmL hebt leest, op een plaats waar in AL v staat, valt daaruit niet veel meer af te leiden dan de waarschijnlijkheid van een drukfout in AmL. Niet veel informatiever zijn verschillen als die in 7:4 en 8:4, en verschillen in spelling van plaats- en eigennamen. Het opvallendste verschil, dat in 13:4, waar AmL roode kolen leest, in plaats van coude coelen in AL, biedt, hoe interessant ook, weinig aanknopingspunten voor bepaling van de onderlinge verhouding van beide teksten. Twee plaatsen waar dat anders ligt zijn 8:2 en 9:3. De toestand van de rijmen maakt het aannemelijk dat de AmL-tekst hier dichter bij een oorspronkelijke tekst staat dan die van AL. Hoewel tekstherstel niet uitgesloten kan worden, moet men rekening houden met de mogelijkheid dat we hier een bewijsplaats hebben dat de Amoreuse Liedekens teruggaan op een bron die in de tekstoverlevering aan het Antwerps Liedboek voorafgaat.
Van de overige plaatsen geef ik slechts de relevante passages. Als de lezer even meekijkt zal hij zien dat tekstherstel in een aantal gevallen denkbaar is, in een aantal andere gevallen evenwel minder aannemelijk:
AL 32 |
AmL 9 |
5. Seuen iaer heb ick geploghen |
5. Seven Iaer heb ickt gheploghen |
Om te vercrijghen een ghestadich lief |
Om te vercrijgen een gestadich Wijf |
Jck hebbe gheleghen in swaren tormenten |
Ick hebt gheleden naer mijn vermoghen |
En suldy mijns ontfermen niet. |
En suldy niet ontfermen mijn jonge Lijf/ |
Jc en was nije van goeder herten. etc. |
Ick en was niet van goeder herten vro/etc. |
Van goeder herten also vro |
Van goeder herten alsoo vro |
Mi en waer leedt misquaem v yet |
My waer leet misquam u yet. |
|
6. Jc siese hier gaen voor mijn ooghen |
6. Ick siese gaen voor mijn ooghen |
Och op mi en achtse niet |
Die my aen doet dit grief/ |
Och leyder qualijck can ict ghedooghen. |
Och seer qualijck kan ickt ghedooghen |
Dat een ander heeft mijn lief |
Dat een ander heeft mijn Lief |
|
AL 45 |
AmL 15 |
9. Och segt mi meysken ionck. |
9. Och seght my soet Meysken jonck |
Js nv mijn kele gehanghen |
Is nu mijn Keele ghehanghen/ |
Nv is dijns vaders hooghen berch. |
Nu is ws Vaders hooghen Bergh/ |
Jn eenen dale gheuallen |
In eenen dale verganghen |
|
AL 46 |
AmL 23 |
1. Fortuyne wilt v keeren |
1. Fortuyne wilt u keeren |
En valt mi niet so suer |
En valt my niet soo suer/ |
Ende ick blijue al int verseeren |
Want ick blijve int verseeren/ |
Jn lijden swaer doleur |
Ick lijde swaer doleur/ |
| |
| |
AL 53 |
AmL 24 |
4. Mijn schip is mi ontdreuen |
4. Mijn schip is my ontdreven/ |
Minen ancker en leit niet vast |
Mijnen ancker leyt niet vast/ |
Mijn lief heeft mi begeuen |
Mijn Lief heeft my begeven/ |
Recht als een onwaert gast |
Recht als een onwaert gast/ |
Eylaes this buyten minen. schulden. |
Eylaes 't is buyten mijnen schulden/ |
Nochtans moet ic mi verdulden |
Nochtans moet ick my verdulden |
Al in myn herte lijde ic verdriet |
Al in mijn herteken ben ick geparst. |
|
AL 56 |
AmL 29 |
11. Die siele sprac, wildi v tot duechden geuen |
8. De Ziele sprac: wildy u tot deuchden geven |
So sullen wi dan ick ende ghi |
So sullen wy/ ick ende ghy |
Bi Jesum zijn verheuen |
By Iesum zijn verheven/ |
daer blijschap sal wesen ymmermeer |
Daer blijdtschap sal wesen immermeer/ |
Ende zijn verlost wt den eewighen seer |
Ende zijn verlost uyt den eeuwigen seer |
daermen eewelijc sal blijuen |
Daermen eeuwelijck sal leven. |
|
AL 66 |
AmL 33 |
5:5 Wient ick claghe ic hebbe onrecht |
5:5 Wient ick 't klaghe ic hebbe onrecht |
Altijt so gaet si haren padt |
Altijt so gaet sy haren pat/ |
Si en heeft gheen sinnekens aen mi gheleyt |
Sy en heeft geen sinne aen mijn geleght |
|
AL 67 |
AmL 34 |
1. Het soude een fier Margrietelijn |
1. Het soude een fiere Margrietelijn |
Ghister auont spade |
Gister avont spade |
Met haren canneken gaen om wijn |
Met haer kanneken gaen om wijn/ |
Si was daer toe verraden |
Sy was daer toe beraden |
|
AL 72 |
AmL 37 |
4. Bi haer so wil ick blijuen |
4. By haer soo wil ick blijven/ |
Bi haer so ben ick gaerne |
By haer soo ben ick geerne/ |
Si heeft twee valcken oogen |
Sy heeft twee valcken ooghen/ |
Si is mijn morghen sterre |
Sy is mijn morghen-sterne/. |
|
AL 75 |
AmL 383. |
3. Daer lach een waerde vrouwe. |
Daer lach een weerde vrouwe. |
Al op haer camer en sliep. |
Al op een Camer en sliep/ |
Si was so seer versaget |
Sy was so seer vertsaget |
si en consten gherusten niet. |
Sy en kost gherusten niet. |
|
AL 96 |
AmL 51 |
4. Coemt noch tauont spade. |
4. Comt noch tavont spade |
Al voor mijns vaders hof. |
Al voor mijns Vaders Hof/ |
Al daer sal icx v loonen |
Aldaer sal ick u loonen |
En segt daer niemant af |
En seght daer niemant of. |
|
AL 112AmL 63 |
AmL 63 |
3. Ghi zijt die liefste, ghi sultse blijuen |
3. Ghy zijt die liefste in mijn Hert ghepresen |
Spijt diet benijt, het moet ymmers zijn |
Spijt diet benijdt/ 'tmoet immers zijn/ |
Het is mi solaes bi v te wesen |
Het is my solaes by u te wesen |
| |
| |
4. Ghi zijt die liefste int hert gepresen |
4. Ghy zijt die liefste int hert gheschapen |
Bouen siluer, gout, oft peerlen fijn |
Boven Silver/ Gout oft Peerlen fijn/ |
Jck hope ick sal noch bi v slapen |
Ick hoope ick sal noch by u slapen |
|
5. Vrou venus pacxken heb ic gheladen |
5. Vrou Venus pacxken heb ick gheladen |
Jc ben die ghene diet draghen moet |
Ick ben die geen diet dragen moet/ |
❘Al in mijn herteken ligdy begrauen |
Vwer liefde en can ick niet versaden |
|
8. Adieu schriue ick met droeuen sinne |
8. Adieu schrijve ick met droeve sinne |
Lief peynst om mi als ick om dy. |
Lief peynst om my als ick om dy/ |
Met quade tonghen draecht reyne minne |
Mijt quade tonghen draecht reyne minne |
mijn herteken laet ick v altoos bi. |
Mijn herteken laet ick u altoos by. |
|
AL 115 |
AmL 64 |
1. Met luste willen wi singhen |
1. Met lusten willen wi singhen aen/ |
Ende louen dat roomsche rijck |
Ende loven dat Roomsche Rijck |
Van coninck Maximiliaen |
Van Coninck Maximiliaen |
Gheboren wt Oostenrijck |
Ghebooren uyt Oostenrijck/ |
|
4. Doen reedt si een weynich voort |
4. Doen reet sy een weynich voort haren pat |
die coninc quam haer teghen ghegaen |
die coninc quam haer teghen ghegaen/ |
Van tranen werden haer ooghen nat |
Van tranen werden haer ooghen nat/ |
|
8. Si schreyde nacht ende dach |
8. Sy schreyde nacht ende dach/ |
Si screyde al om haer eer |
Sy schreyde om haer eere/ |
Van tranen so werden haer oogen nat. |
Met tranen maeckte sy groot gheclach |
Si versuchte so lancx so meer |
Zy ver suchten soo langhs soomeere/ |
|
AL 121 |
AmL 95 |
5. Och mochte ic den tijt gheleuen |
5. Och moght ick den tijt geleven |
Dat hi mi minde ende ic hem niet |
Dat hy my minde ende ick hem niet/ |
Jc soude mijn herteken in ruste stellen |
Ick soude mijn herteken in rusten begheven/ |
|
AL 156 |
AmL 94 |
1. Uan lieue te dichten wil ic beginnen |
1. Van lieve te dichten heb ick begonnen/ |
Al en ist ooc niet int openbaer |
Al en ist ooc niet openbaer |
al wilde ict laten ic en soude niet connen |
Al woude ickt laten/ick en soude niet connen |
| |
6. Conclusie
Ik heb in dit artikel een aantal liedteksten bestudeerd uit de bundel Amoreuse Liedekens, waarvan parallellen bekend zijn uit het Antwerpse Schoon Liedekens Boeck van 1544, het Antwerps Liedboek. De volgorde waarin deze liedteksten zijn geplaatst, maakt het aannemelijk dat ze zijn ontleend aan een bron die ik heb aangeduid als de ‘AL-bron’: een verzameling liedteksten die hetzij samenvalt met de ons bekende uitgave van het Antwerps Liedboek, hetzij daar nauw mee is verwant. De AmL-liedteksten zijn vergeleken met parallelteksten uit het Antwerps Liedboek. Er is komen vast staan dat er tussen Amoreuse Liedekens en het Antwerps Liedboek opmerkelijke overeenkomsten zijn. Maar
| |
| |
er zijn ook dermate veel verschillen dat het onaannemelijk lijkt dat de bron van de samensteller van de Amoreuse Liedekens het liedboekje is geweest dat de Antwerpse drukker Jan Roulans in 1544 op de markt heeft gebracht. Als men de balans opmaakt van de relevante verschillen tussen AL- en AmL-teksten, dan blijkt dat in een beperkt aantal gevallen in AmL-teksten corrupties zijn aan te wijzen ten opzichte van het Antwerps Liedboek. Verrassenderwijs blijken er echter ruimschoots meer plaatsen te zijn waarin de zeventig jaar jongere Amoreuse Liedekens een betere tekst lijkt te bieden.
W.P. Gerritsen en A.C. Hemmes-Hoogstadt hebben in het voetspoor van J. Baks uiteengezet hoe het Antwerps Liedboek van 1544 is opgebouwd uit drie alfabetische reeksen, lied 1-171, lied 174-209 en lied 210-220. Ze laten zien dat het aannemelijk is dat zich achter deze reeksen een oorspronkelijke druk en één of twee vermeerderde herdrukken verbergen.Ga naar eind10 Voor de oorspronkelijke druk is, op basis van onderzoek aan de in de reeksen opgenomen historie-liederen, een terminus post quem vastgesteld van 1534.Ga naar eind11 Dat maakt het verleidelijk te veronderstellen dat de bron die de samensteller van Amoreuse Liedekens heeft gebruikt, de AL-bron, samenvalt met de verloren gegane eerste druk van het Antwerps Liedboek. Maar dat is wel een beetje erg ver gesprongen. In feite kan alleen gezegd worden dat we beschikken over aanwijzingen dat het voorbeeld van AmL eerder verwant was aan een eerdere druk van het Antwerps Liedboek dan aan de 1544-editie die wij kennen. Verder reikt de polsstok niet. Als er iets is wat uit deze studie van de Amoreuse Liedekens valt af te leiden, dan is het dat de tekstgeschiedenis van de verzameling liederen die wij sinds halverwege de vorige eeuw
kennen als het Antwerps Liedboek een stuk gecompliceerder is dan tot dusver uit bestudering van het liedboek zelf kon worden opgemaakt. Als we hier meer over willen weten, dan lijkt nader vergelijkend onderzoek, waarbij ook de parallelteksten uit de andere zestiende- en vroeg-zeventiende-eeuwse bronnen worden betrokken, de aangewezen weg.
Adres van de auteur: Hazeweide 20, nl-3437 TW Nieuwegein
|
-
eind1
-
Amoreuse Liedekens, ingeleid en toegelicht door J. Klatter. Amsterdam/Alphen a.d Rijn, [1984]. Klatters uitgave is o.a. gerecenseerd door H. Pleij, ‘Zestiende-eeuwse liedboeken’, in: Literatuur 3 (1986) p. 117, en door M. Van Vaeck, ‘Amoreuse liedekens’, in: Spiegel der letteren 28 (1986), p. 282-287. Tevens wordt aandacht besteed aan de Amoureuse Liedekens door H. Joldersma in haar prachtige dissertatie ‘Het Antwerps liedboek’: a critical edition. Michigan, 1982 (UMI Dissertation Information Service). Joldersma kende het liedboek via een kopie in het bezit van het Nederlands Volkslied Archief.
-
eind2
- Ik neem Klatters titelgeving over, en duid de liedteksten aan als Amoreuse Liedekens, in afkorting AmL. Ik citeer in dit artikel naar Klatters uitgave. Onnauwkeurigheidjes in de transcriptie, voor zover opgemerkt, zijn stilzwijgend verbeterd.
-
eind3
-
Een schoon liedekens. Boeck inden welcken ghy in vinden suit. Veelderhande liedekens. Oude ende nyeuwe Om droefheyt ende melancolie te verdrijuen [...] Antwerpen, 1544.
-
voetnoot4
-
Antwerpener Liederbuch vom Jahre 1544. Nach dem einzigen noch vorhandenen Exemplare hrsg. von Hoffmann von Fallersleben. Hannover, 1855. (Horae Belgicae XI). Ik citeer naar deze uitgave, en duid het Liedboek voortaan aan als Antwerps Liedboek, of Schoon Liedekens-Boeck, in afkorting AL.
-
eind5
- Hier en daar is de tekst van de beginregel om redenen van overzichtelijkheid enigszins ingekort.
-
eind6
- Zie Amoreuse Liedekens. Ed. Klatter (n 1.), p. 8, 9.
-
eind7
- Zoals gepubliceerd in Het oude Nederlandsche lied, Wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd. Teksten en melodieën. Verzameld en toegelicht door Fl. van Duyse. 's-Gravenhave, Antwerpen 1903-1908. 3 dln.
-
eind8
- Resp. Het Haerlems Oudt Liedboek en Een Aemstelredamsch Amoreus Liedboek.
-
eind9
- Bij het onderzoek blijven de liederen waarvan ook parallelteksten uit andere bronnen bekend zijn, buiten beschouwing. Naar deze liederen zou afzonderlijk onderzoek moeten plaatsvinden, waarbij ook de andere beschikbare bronnen betrokken worden. Bij een aantal liederen lijkt dit onderzoek interessante perspectieven te bieden. Ik denk bijv. aan het al eerder genoemde koppel AmL 47/AL 87; maar AmL 11/AL 35, het lied van de Boer-man, AmL 31/AL 59 het lied van Tijsken vander Schilde, en AmL 46/AL 83 het Hildebrandslied bevatten misschien nog wel interessantere overeenkomsten en verschillen.
-
eind10
-
Het Antwerps Liedboek, 87 melodieën op teksten uit ‘Een Schoon Liedekens-Boeck’ van 1544. Uitgeg. door K. Vellekoop en H. Wagenaar Nolthenius, m.m.v. W.P. Gerritsen en A.C. Hemmes Hoogstadt. Amsterdam 1975. Dl. II, p. X e.v.; D. Bax ‘Het wereldlijke lied van de XVe eeuw’, in: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Onder red. van F. Baur e.a. Dl. III ('s Hertogenbosch, 1944), p. 242-275.
-
eind11
- C.C. van der Graft, Middelnederlandsche historieliederen. Epe 1904, m.n. p. 174-178
|