F. de Tollenaere
Lexicographica:
mnl. ghehuust ende ghehooft (1450)
Abstract - Attention is drawn to the alliterative Middle Dutch collocation ghehuust ende ghehooft (A.D. 1450), of which no example is to be found in the Middelnederlandsch Woordenboek (Middle Dutch Dictionary).
In de Annalen van de geschied- en oudheidkundige kring van Ronse 44 (1995), p. 151-185, publiceerde P. van Butsele het register der ‘Renten van het kapittel van Ronse in 1450’, dat op het Rijksarchief te Ronse berust. Op pagina 161 komt onder meer de volgende rente voor:
Willem de pottere [...] 116 Item op de hofstede ter beken ghehuist ende ghehoost omtrent 1/2 buendere groet IIIJ sch
De archivaris, dr. H. Van Isterdael, heeft op mijn verzoek deze tekst met het handschrift vergeleken; hij las
ghehuust ende ghehooft, en was zo vriendelijk mij een fotokopie van de betreffende folio uit het register te sturen.
Ghehooft zo schreef hij, ‘is een eigen interpretatie omdat er in de tekst geen onderscheid gemaakt kan worden tussen
st en
ft. De lezing is echter logisch. Zie
MNW onder het lemma
ghehovet (gehooft, gehoift): een hof, erf, open plaats, tuin hebbende’.
Het MNW II (1889), kol. 1155-1156, tweede artikel gehovet, heeft van dit woord maar twee bewijsplaatsen, beide uit de Rechtsbronnen der stad Harderwijk uitgegeven door J.L. Berns (1886), en beide met de tekst ‘gehoift an stegen of an straten’ en te dateren tweede helft vijftiende eeuw, dus iets later dan de plaats uit Ronse.
Het artikel gehuset in het MNW heeft als tweede betekenis ‘een huis hebbende, eigenaar zijnde van een huis’. Het Overijssels gekleurd citaat: ‘Weert sake dat twee burgers gheërvet ofte gehuset weren bynnen onser stadt’ komt uit een keurboek geschreven omstreeks 1450, en door S.J. Fockema Andreae gepubliceerd in De Stad Vollenhove en haar recht (1885).
De alfabetische index op deel I van het Corpus van Middelnederlandse Teksten van M. Gysseling heeft tal van voorbeelden van ghehuust uit de dertiende eeuw, maar dat zijn niet allemaal afleidingen bij het znw. huus, met de betekenis ‘een huis hebbende’. Er zijn bij voorbeeld ook participia praeteriti bij van het werkwoord husen ‘wonen’, zoals in de volgende plaats op pagina 1658, regel 18: ‘Symoen labaen [...] heuet ghehuust in die drapstrate binnen der port van ghent’ (1291). De Ronsese bewijsplaatsen ghehuust en gehooft, afleidingen bij huus en hof, zijn, als Zuid-Nederlandse voorbeelden, een aardige, zij het bescheiden verrijking van wat het MNW ons biedt.
Opvallend is echter hun verbinding tot ghehuust ende ghehooft met assonantie aan het