Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 114
(1998)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||
Thea Summerfield
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||
Tafel die Edward volgens Velthem organiseert als onderdeel van 's konings huwelijksfeesten, aan een nader onderzoek onderworpen. Ik hoop duidelijk te maken dat Velthems verslag van de Ronde Tafel nauw samenhangt met de Montfortiaanse episodes, waarbij de historische betrouwbaarheid van de verschafte informatie voor het Brabantse publiek waarschijnlijk van minder groot belang is geweest dan de contemporaine relevantie van deze passages. In dit artikel worden achtereenvolgens behandeld Velthems historische betrouwbaarheid, de strijd tussen Edward I en Simon de Montfort en de legendevorming die ontstond, en de wijze waarop Velthem verslag doet van de verschillende gebeurtenissen. Tot slot zal deze analyse in verband worden gebracht met gebeurtenissen in het hertogdom Brabant rond 1315. Hierdoor zal duidelijk worden dat Velthems historische verhaal op narratieve wijze politieke ideeën propageert die van grote betekenis waren in zijn eigen tijd. | |||||||||||||||||||||||
De historische betrouwbaarheid van de VoortzettingVerscheidene geleerden hebben er op gewezen dat Velthems relaas over de wederwaardigheden van Simon de Montfort en Edward I in het midden van de dertiende eeuw een verward geheel is van verkeerd begrepen namen en door elkaar gehaalde jaartallen.Ga naar eind5 De eerste veldslag tussen koning Henry III enerzijds en de baronnen onder leiding van Simon de Montfort anderzijds vond in 1265 niet in Leicester plaats, zoals Velthem vermeldt, maar in Lewes; overigens was Montfort wél earl of Leicester. De stad waar Montforts aanhangers samenkomen heet in Velthems kroniek Cornwall. Een stad van die naam bestaat niet; wel was Kenilworth een Montfortiaans bastion, terwijl Richard of Cornwall, een broer van koning Henry III, en zijn zonen daar geruime tijd gevangen hebben gezeten. Verder wordt Edward in deze passages consequent beschreven als een kind of heel jonge man; in feite was hij tijdens de slag van Lewes al zesentwintig.Ga naar eind6 Ook over de Arthuriaanse Ronde Tafel, die Edward volgens Velthem zou hebben georganiseerd tijdens de festiviteiten rond zijn huwelijk met Eleanor van Castille, is veel te doen geweest, aangezien er in andere bronnen geen gewag van wordt gemaakt. Was Velthem in de war met festiviteiten rond Edwards tweede huwelijk in 1299? R.S. Loomis komt tot de conclusie dat, gezien Edwards passie voor alles wat met Arthur te maken had, dit niet onwaarschijnlijk is; Juliet Vale heeft echter haar bedenkingen.Ga naar eind7 Eerder al had G. Huet gewezen op de feesten die Edward I in 1284 in Newyn, Wales had gehouden om zijn overwinning op de Welsh te vieren; enige connectie tussen een werkelijke Ronde Tafel en de beschrijving door Lodewijk van Velthem wordt door hem van de hand gewezen.Ga naar eind8 De reden voor Velthems historische onbetrouwbaarheid zou kunnen liggen bij de door hem gebruikte bron voor deze episodes. Hij verwijst veelvuldig naar zowel geschreven bronnen (in verband met de Ronde Tafel-episode)Ga naar eind9 als naar orale bronnen (voor de Montfort-passages).Ga naar eind10 Voor zover mij bekend, is het niet mogelijk gebleken een schriftelijke bron vast te stellen voor Velthems Voortzetting, hetzij in het Engels of Anglo-Normandisch, hetzij in het Latijn.Ga naar eind11 Als Velthem voor zijn informatie uitsluitend afging op mondelinge overlevering, is de verwarring beter te | |||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||
begrijpen. Velthem schreef rond 1315, vijftig jaar na de slag bij Lewes, toen de preciese toedracht van deze strijd in een ander land waarschijnlijk in de vergetelheid was geraakt. Ook het soort fouten lijkt te wijzen in de richting van mondelinge overlevering: de schrijver slaat de plank weliswaar mis, maar heeft toch wel enige notie in welke richting hij moet slaan, zoals de overeenkomst in beginklank tussen Lewes en Leicester en tussen Cornwall en Kenilworth suggereert. In zijn klassiek geworden artikel over het Arthuriaans enthousiasme van Edward I, waarin uitgebreid aandacht wordt besteed aan Velthems Voortzetting, komt Loomis tot de conclusie dat ‘the chronological and geographical confusion is shocking to the sober historian but amusing for the mere littérateur to contemplate’.Ga naar eind12 Maar hoe fraai en amusant geformuleerd deze gedachte ook is, het is niet onmogelijk dat we Velthem onrecht doen door star vast te houden aan de maatstaf van historische betrouwbaarheid als van primair belang voor zowel de schrijver als zijn publiek. Dat de schrijver veel belang hechtte aan de door hem verhaalde gebeurtenissen rond Simon de Montfort en Edward I, inclusief het Arthuriaanse gedeelte, blijkt uit de uitgebreide behandeling van deze stof. Zoals we zullen zien, is het verhaal uitgespreid over verschillende boeken zonder dat Velthem ook maar een moment het overzicht over de stof verliest. Misschien is het beter om het enge, historische perspectief te vervangen door een narratief perspectief, en de nauw met elkaar samenhangende episodes van de tafelronde en van de betrekkingen tussen Simon de Montfort en Edward I te lezen als een verhaal rond legendarische personages dat weliswaar informatie verschafte aan het publiek over een betrekkelijk recent verleden, maar dat ook van belang is voor een beter begrip van het heden.Ga naar eind13 Wellicht zal dan blijken dat de ‘confusion’ niet uitsluitend ‘amusing’ is voor literair ingestelde personen, maar ook anderszins interessant, misschien zelfs voor ‘the sober historian’. | |||||||||||||||||||||||
Simon de Montfort en Edward IWie was Simon de Montfort, en hoe was zijn band met Edward I?Ga naar eind14 Simon de Montfort was van 1263 tot zijn dood in augustus 1265 de onbetwiste leider van een groep baronnen die tijdens de regering van koning Henry III (1216-1272) hervormingen nastreefde. Montfort, van origine een Fransman, was getrouwd met een zuster van de Engelse koning. Hoewel er in zijn tijd grote weerstand tegen de Franse favorieten aan het Engelse hof bestond, werd Montfort vreemd genoeg nooit als zo'n continentale indringer beschouwd, maar als een voorvechter van de Engelse zaak, ‘the shield and defender of the English’.Ga naar eind15 Het is een van de vele enigmatische kanten van deze man.Ga naar eind16 De hervormingen die werden nagestreefd, hielden een beperking in van de macht van de koning en van de bevoorrechte positie van de vele berooide continentale familieleden van Henry die aan het Engelse hof een warm welkom vonden. Montfort was een charismatisch leider, die korte tijd ook de troonopvolger onder zijn volgelingen telde. Hij was, wat Carpenter noemt, ‘a compelling leader’, een man met een enorm geloof in eigen kunnen en in de rechtvaardigheid van zijn zaak, en bovendien een groot strateeg en kundig krijgsman. In mei 1265 kwam het tot een gewapend treffen tussen de baronnen onder leiding van Montfort | |||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||
en de troepen van de koning bij Lewes in Sussex. Montfort kwam als overwinnaar uit de strijd; Edward werd gevangen genomen, terwijl zijn vader, koning Henry III, naar Frankrijk vluchtte. Gedurende iets meer dan een jaar nam Montfort de plaats van de koning in. Edward slaagde er echter in te ontsnappen door een list te gebruiken, en Henry III keerde terug naar Engeland. Bij een tweede gewapend treffen, in Evesham, werd Montfort gedood. Zijn zoons en medestanders vluchtten. De haat van de Engelse aristocratie jegens Montfort wordt treffend geïllustreerd door de manier waarop met 's mans lijk werd omgegaan op het slagveld: handen en voeten werden afgehakt, evenals zijn hoofd en genitaliën. Hoofd en testikels werd bij wijze van trofee overgeleverd aan de echtgenote van een van Montforts vijanden.Ga naar eind17 De haat in hoge, koningsgezinde kringen vormde een scherp contrast met de cultus rond Montfort die al snel na zijn dood ontstond. Sint Simon werd als een martelaar vereerd door een grote groep aanhangers van verschillende pluimage: boeren en clerici, maar ook edellieden die met Montforts zaak hadden gesympathiseerd. De verering was paus en koning een doorn in het oog; de verering zelf, pelgrimstochten naar Evesham en het verspreiden van verhalen over de wonderen van deze heilige waren verboden op straffe van excommunicatie. Na 1280 bleef vooral de boerenbevolking geloven in het wonderbaarlijke effect van een bezoek aan het graf van Sint Simon in de abdijkerk van Evesham.Ga naar eind18 De liederen, gedichten en motetten die in de eerste tien jaar na zijn dood over hem waren gemaakt, werden nog lang gezongen en gereciteerd; verhalen over hem in kronieken en mirakelverzamelingen werden tot het einde van de veertiende eeuw afgeschreven.Ga naar eind19 Voor zijn vereerders gold Montfort als een man die gestreden had voor goede en rechtvaardige wetten, waardoor ook de gewone man beschermd zou worden; een man die, net als Thomas Becket - met wie hij vaak werd vergeleken - volk en kerk in Engeland had weten te beschermen.Ga naar eind20 De verschillen in reputatie van Simon de Montfort bij de twee facties in Engeland, nog tientallen jaren na zijn dood, worden treffend geïllustreerd door de beschrijving van de strijd tussen de baronnen en de koning in twee nauw met elkaar verbonden, in Noord-Engeland geschreven rijmkronieken. In de in het Anglo-Normandisch geschreven kroniek van Pierre de Langtoft, in eerste instantie geschreven voor Edward I rond 1305, wordt Simon de Montfort in uiterst negatieve bewoordingen beschreven. Volgens Langtoft is Montfort voorstander van een politiek waarmee uiteindelijk de koning en al zijn erfgenamen alle macht zal worden ontnomen, en wint hij de slag bij Lewes door een list: hij doet alsof hij het commando voert vanuit een (dichte) wagen, terwijl hij actief is op het slagveld. Ook vermeldt Langtoft dat Edward zich vrijwillig overgeeft als gijzelaar, maar uit gevangschap ontsnapt, en dat Montforts volgelingen bestaan uit zijn al te trotse zoons (‘trop hautayn’) en een verzameling zotten en ongeregeld (‘soz et chaitifs’).Ga naar eind21 In de vertaling die Robert Mannyng tussen 1330 en 1338 van Langtofts kroniek maakte, is het beeld van Montfort niet alleen aangevuld met allerlei anecdotes, maar ook in positieve zin veranderd. Bij Mannyng wordt Montfort een tragische figuur in plaats van de onbetrouwbare machtswellusteling uit zijn brontekst, een man die ten val wordt gebracht door het arrogante optreden van zijn zoons. Aangezien Mannyng niet het upper-class Anglo-Normandisch, maar het Engels gebruikt, kan aangenomen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||
worden dat zijn werk bestemd was voor een publiek van een lagere sociale klasse, dat waarschijnlijk gezocht moet worden in de buurt van de afgelegen, provinciale kloosters van de Orde der Gilbertijnen waartoe deze schrijver behoorde. Ook in Mannyngs versie van het verhaal komen, behalve de trotse zoons, de wagen op het slagveld en de ontsnapping van Edward uit gevangenschap voor, veelal kleurrijker verteld dan in het origineel.Ga naar eind22 Uit deze twee in Engeland geschreven kronieken blijkt duidelijk dat Simon de Montfort nog steeds ‘the stuff of legends’ was in het begin en midden van de veertiende eeuw. Dit geldt eveneens voor Edward I, zowel in zijn relaties tot Montfort, als wat zijn latere levensloop betreft. Talloze anekdotes uit zijn leven deden de ronde over sensationele en verbazingwekkende gebeurtenissen zoals zijn slimme ontsnapping uit Montforts gevangenschap, de aanslag op zijn leven in het Heilige Land,Ga naar eind23 de bijna gelukte poging tot bedrog van een spion (volgens Mannyng verijdeld doordat Edward door zijn moeder tot de orde werd geroepenGa naar eind24), en zijn persoonlijke inzet bij het graven van wallen tijdens het beleg van Berwick.Ga naar eind25 Deze verhalen, het één met nog fraaiere details dan het andere, vinden we terug in een groot aantal kronieken en liedteksten; het lijdt geen twijfel dat men ze vele jaren aan elkaar doorvertelde. | |||||||||||||||||||||||
Montfort, Edward en koning Arthur in de VoortzettingLaten we nu terugkeren naar Velthem om te zien hoe hij de twee mannen en de gebeurtenissen waarbij ze waren betrokken, weergeeft. Velthem beschrijft Montfort als ‘i. ridder fel’ (I 3546), een schurk (‘scalc’, I 3554) die - hoewel, volgens Velthem, Engelsman van geboorte, en bovendien een van 's konings verwanten (‘des concinc maech van Ingelant’, I 3550) - van plan is op slinkse wijze de heerschappij in Engeland te veroveren (‘met verraetnesse Ingelant wilde met hem trecken’, titel c. I 47). Om dit te bewerkstelligen koopt hij met giften de trouw en genegenheid van de Engelse baronnen (I 2660-80, 3566). Noch Edward, noch diens moeder (die vrij plotseling geïntroduceerd wordt) begrijpen wat er gaande is (I 3560-63).Ga naar eind26 Velthem maakt geen geheim van zijn verontwaardiging over deze schandalige handelwijze (‘te siere scande’, I 3549). Telkens weer uit hij zijn afkeer van zoveel onbetrouwbaarheid.Ga naar eind27 In een terzijde doet hij een beroep op God om dit verraad te straffen: ‘Ay God! dor uwe doget goet / Loent dese valscheit met uwer welt’ (I 3595-96). Edward wordt steeds beschreven als heel jong: ‘clene’ (I 2684), ‘dat cint’ (I 3745), een ‘cnape’ (I 3632, 3644), ‘jonc’ (I 3553). Hij is de onschuld zelve en vol vertrouwen in de goedheid van zijn medemensen. Hij heeft een goede band met zijn moeder, die even goedhartig en vol vertrouwen is als hij en de wereld ‘sonder quaet, sonder vrese’ (I 3627-28) tegemoet treedt. Nadat ze op brute wijze is lastiggevallen door aanhangers van Montfort, vlucht ze naar Vlaanderen. Daar maakt ze zich ernstig zorgen over haar zoon, die nu geheel alleen en onbeschermd is overgeleverd aan de kwalijke bedoelingen van ‘die felle entie quade Her Symoen’ (I 3729-30). Velthem benadrukt de afstand en de onmogelijkheid om haar zoon met raad en daad terzijde te staan door herhaaldelijk de zinsnede ‘dus lach si daer’ (I 3743, 3746, 3753, 3757) te gebruiken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||
We zien hier het verraad van kinderlijke en vrouwelijke onschuld en een jongen die in groot gevaar is zonder dat iemand hem te hulp kan komen. Zijn vader, zo had Velthem al in een eerder hoofdstuk vermeld, is ‘out ende oec ongesont’ (I 2652), en heeft om die reden alle macht aan Montfort overgedragen (I 2656-59). Edward wordt door Montfort uitgenodigd naar diens kasteel in Leicester te komen voor een feest (I 3692). Edward gaat met graagte en vol vertrouwen op de uitnodiging in, maar wordt, zodra hij de hal van het kasteel binnenkomt, gevangen genomen. Met deze schending van de regels van ridderlijke gastvrijheid geeft Montfort blijk van grote grofheid. Velthems publiek was zonder twijfel op de hoogte van de regels die de ontvangst van gasten en het gedrag van gasten en gastheer regelden, zoals die bijvoorbeeld worden uitgelegd en becommentarieerd in de Roman van WaleweinGa naar eind28 en etiquetteboeken als Het Boekje van Goede Zeden.Ga naar eind29 Ook het voorstel dat Montfort Edward doet, getuigt van 's mans algehele gebrek aan scrupules. Als Edward afstand doet van de kroon, zal Montfort zorgen dat het hem aan niets ontbreekt: ‘gevraget (...) Of hi tconincrike op wilde geven: / So mochti vrolike leven’ (I 3699-3701). Gelukkig is Edward niet alleen vol vertrouwen, maar ook slim. Hij broedt een ontsnappingsplan uit, waarbij hij wordt geholpen door een van Montforts zonen, die zich schaamt voor zijn vaders gedrag.Ga naar eind30 Op een dag vraagt Edward of hij Montforts paarden eens mag berijden. Dat wordt toegestaan, en Edward probeert ze één voor één, waarbij hij ze hard laat werken. Het paard dat zijn kennersoog als het snelste heeft onderscheiden, bewaart hij tot het laatst. Als hij tenslotte is opgestegen, geeft hij het dier de sporen en gaat ervandoor. Niemand kan hem achtervolgen, want de overige paarden zijn nog niet hersteld van Edwards eerdere rijproeven (I 3755-3832). Als moeder en zoon weer verenigd zijn, neemt Edward met harde hand wraak op zijn moeders belagers. Mededogen is hem vreemd. Het is duidelijk dat Velthem deze hardheid als een positieve eigenschap ziet (I 3833-94). Na het verhaal over de listige ontsnapping uit gevangenschap vervolgt Velthem zijn relaas met de slag bij Evesham. Daar verslaat Edward Montfort op het slagveld door de earl of Leicester uit de wagen te trekken, waarin hij het slagveld was opgereden. Velthem maakt dus melding van slechts één veldslag - de tweede, bij Evesham, die Montfort noodlottig zal worden. De veldslag bij Lewes, waar Edward gevangen werd genomen, is vervangen door de uitnodiging voor het feest op Montforts kasteel, hetgeen uitloopt op Edwards gevangenneming. Met de dood van Montfort eindigt het verhaal van de ‘discort’ in Boek I; in Boek II wordt de draad weer opgepakt als Edward tegen Cornwall, Montforts bastion, ten strijde trekt. De Edward die we hier zien is niet langer een vrolijke, argeloze jongen, maar iemand die gedreven ten strijde trekt, vol zelfvertrouwen en overtuigd van zijn gelijk, iemand ook die niet gehinderd wordt door gevoelens van medelijden met de tegenstander. Hij is niet langer een ‘cnape’, maar ‘die coninc Edeward’ (II 917), een krachtige leider die door zijn doortastend optreden rust en vrede brengt, ‘pays ende vrede allen lieden’ (II 1057). Velthem somt zijn daden en capaciteiten als volgt op: ‘Sekerleken men magen wel gomen / Den besten enen die nu leeft, / Na dat hi gedaen nu heeft’ (II 1069-71). ‘De beste man die nu leeft’, dat wil zeggen, op dit moment in het verhaal. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||
De orde is hersteld, en Edward treedt in het huwelijk. Velthem vervolgt met een uitgebreid verslag van het huwelijk en de festiviteiten daarom heen. Een onderdeel hiervan is de Ronde Tafel waar men zich zeshonderd jaar later nog het hoofd over zou breken. Edward neemt de identiteit van koning Arthur aan, enkele leden van zijn gevolg worden Lancelot, Perceval en Walewein en andere beroemde tafelridders. Eerst wordt er een toernooi gehouden (‘starke joeste’, II 1219). Daarna komen er in de loop van de maaltijd, telkens als Arthur verklaart dat hij geen hap meer eet tot er iets wonderbaarlijks gebeurt, vreemde wezens binnen die zó uit een ridderroman weggelopen lijken te zijn. Vooral ‘ene lelike creature’ (II 1458) baart opzien en afgrijzen. (In een terzijde verklapt Velthem in zijn onschuld dat het een verklede ridder is!) Deze vreemde figuren verdwijnen niet voordat ze eerst aan Edward/Arthur en zijn hof, en daarna aan elk van de drie hierboven genoemde ridders een opdracht hebben gegeven. En zo verloopt alles ‘recht na Arthurs wise’ (II 1262). Hiermee is het festijn echter niet over, want nu moeten de opdrachten nog uitgevoerd worden. Het betreft in alle gevallen het consolideren van de macht van de koning in afgelegen gebieden: Cornwall, Wales, Ierland. Veelal wordt aangenomen dat Velthem Ierland en Schotland door elkaar haalde - ‘a bit of knowledge which was true for the Dark Ages [carried] over into the thirteenth century’, zoals Loomis het formuleert (1953: 119). Tenslotte was Edward een groot deel van zijn leven bezig Schotland aan zich te onderwerpen, en is hij nooit in Ierland geweest. Gezien het feit echter dat we in deze Arthuriaanse passages niet te maken hebben met historische werkelijkheid, zal ik ‘Ierland’ handhaven. Na het diner, voordat iedereen op weg gaat om de opdrachten uit te voeren, houdt Edward een toespraak, waarin hij de nadruk legt op de noodzaak elkaar wederzijds met daadwerkelijke hulp en goede raad te steunen, waarbij trouw aan de koning altijd voorrang heeft boven trouw aan familieleden. Edward voorziet namelijk dat sommige mannen tegen ‘jegen haers selfs mage’ (II 1598) ten strijde zullen moeten trekken (II 1594-1610). Aan het eind van zijn toespraak verklaart Edward dat hij zijn ridders zal vergezellen op hun tocht, omdat Arthur dat ook altijd had gedaan (II 1425-35). Dit is een vreemde opmerking, waar ik op terugkom. Om te beginnen rijdt men naar de stad Cornwall, om af te rekenen met Montforts aanhangers in die stad. Dit is Waleweins opdracht, en Edward maakt kenbaar dat, hoewel hij in de buurt is, hij geenszins van plan is zich met Waleweins opdracht te bemoeien - hij zal uitsluitend advies geven. Uiteindelijk geeft de stad zich over zonder bloedvergieten. Ook de tweede opdracht heeft zijn wortels in de strijd tussen Edward en Simon de Montfort (II 1913). Hier levert men gezamenlijk strijd in Wales tegen Montfortiaanse aanhangers. Zij worden verslagen door de ‘heren vander tavelronden’ die ‘holpen den coninc met vasten moede / So dat daer verginc tongoede’ (II 1955-60). Edwards doel is bereikt: hij heeft wraak kunnen nemen (II 1970-74), iets dat waarschijnlijk een groot deel van zijn gehoor met genoegen en instemming vervulde.Ga naar eind31 Vervolgens steekt het gezelschap over naar Ierland (II 1976-77), waar de koning opnieuw duidelijk maakt dat hij zijn ridders niet in de weg wil staan. Dit keer is het Lancelot die zijn opdracht moet vervullen (II 1983-86). Aangezien de koning van Ierland is gevlucht, wordt de veldtocht letterlijk ‘sonder slach ende sonder stoet’ (II | |||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||
2009) gewonnen. Tot slot begeeft men zich naar Leicester, waar Edwards tegenstanders zich verschanst hebben in het kasteel, met uitzondering van twee personen die Edward de sleutels willen overhandigen. Maar Edward schuift Perceval naar voren: ‘Hi dede Perchevalen vore in gaen, / Want dit was sijn avonture’ (II 2036-37). Het is ook Perceval, niet Edward, wiens verantwoordelijkheid het later is om recht te spreken over de twee mannen. Het is opmerkelijk dat Velthem Edward/Arthur zijn ridders laat vergezellen op hun tocht; als liefhebber van Arthuriaanse ridderromans moet Velthem toch geweten hebben dat Arthur juist altijd aan het hof blijft wachten op de terugkeer van de ridder die het avontuur tegemoet is gereden. Hij zal echter bekend geweest zijn met een ander verhaal, waarin Arthur ook een actieve rol speelt: Maerlants Torec, dat een plaats heeft gekregen in Velthems Lancelotcompilatie. In Torec wordt Arthur gepresenteerd als een koning die zo sterk en onverslaanbaar is in de strijd dat hij zich juist om die reden meestal afzijdig houdt; zijn ridders moeten ook een kans krijgen! Zoals Frits van Oostrom opmerkt, lijkt het erop dat de actieve rol van de koning uiterst belangrijk was voor Maerlant om ideële redenen: de ridders mochten niet te vaak met koninklijke eer gaan strijken.Ga naar eind32 Het ziet ernaar uit de Velthem hier eenzelfde soort vrijheid neemt als Maerlant eerder had gedaan waar het de traditionele rol van koning Arthur betreft, doch met een belangrijke variatie; in de Voortzetting is Arthur noch roi fainéant, noch roi sans pareil, maar een koning die wijze raad en leiding geeft aan zijn ridders en ze tegelijkertijd vrij laat in hun handelen. Na al deze ridderlijke episodes kan dan eindelijk, volgens Velthem, een punt gezet worden achter de controverse tussen Edward en Simon de Montfort, omdat alle tegenstanders van Edward en medestanders van Montfort onschadelijk zijn gemaakt, zelfs in afgelegen streken (II 2059-62). Velthem schrijft het gunstige verloop van de gebeurtenissen toe aan Edwards ‘behindicheden’ en ‘wijsheden’ (II 2063-64). ‘Nu es die coninc een blide man’ (II 2059) verklaart hij; er wordt nog wat feestgevierd, en, als de gasten vertrekken, bedankt de koning hen nogmaals hartelijk voor hun hulp: ‘Doe dancte die coninc die daer waren, / Dat hem dus stonden bi’ (II 2102-3). De episodes die hier zijn besproken staan her en der verspreid in boek I en II, vaak gescheiden door verhalen over andere zaken. Niettemin vormen ze een coherent geheel, zoals duidelijk wordt uit Velthems verbindende versregels. Aan het einde van de Engelse episodes in boek I geeft Velthem aan dat er nog een vervolg te verwachten is: ‘Noch seldi horen wel hier naer’ (I 3964). Vervolgens, bij de hervatting in boek II, wijst Velthem even terug met de regels ‘Gi hebt gehord wel dat discord / Hier vore in dit eerste boec’ (II 919-20). De beloftes die gedaan zijn tijdens de Ronde Tafel, inclusief de campagnes die daarop volgen, worden verbonden door de regels ‘Ghi hebt wel hier vor gehort / Hoe dese dinge sijn comen vort / Van Edeward den coninc...’ (II 1793-95). Deze campagnes worden ook weer expliciet door Velthem verbonden met het verhaal van de strijd tussen Edward en Montfort (II 1913, ‘doen hij twiste jegen Simone’), waardoor het doel van de veldtochten duidelijk is: het afronden van lopende zaken. Dat voor Velthem al deze brokstukken tekst - verhalen over Edward en Montfort, verhalen over de Ronde Tafel, én de verhalen over de diverse daarop volgende tochten - bij elkaar horen blijkt ook uit zijn | |||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||
slotopmerking. Het hele scala aan Engelse en Arthuriaanse episoden in de twee boeken eindigt met de woorden: Nu latic bliven hier af die tale,
Ende late den coninc met gemake:
Want hi had nu al sine sake
Gehent ende al sijn discort
Van heren Simone van Monfort.
(II 2110-14)
De nadruk in de passages waarin van de wapenfeiten van Edward en zijn Arthuriaanse ridders wordt verteld, ligt zonder uitzondering op het belang van samenwerking. Alleen door met elkaar één doel na te streven is het mogelijk dit doel te bereiken. Dit doel is geen persoonlijk gewin of individuele glorie, maar niets minder dan het algemeen belang. Tijdens de veldtochten is de koning weliswaar een belangrijk persoon, maar hij dient zijn ridders de ruimte en de mogelijkheden te bieden om zich te bewijzen. Hij behoort altijd klaar te staan met advies, en hoewel de strijd soms gewonnen wordt doordat zijn reputatie hem vooruit is gesneld, komt hij niet tussen de ridder en diens opdracht. Van hun kant respecteren zijn ridders zijn koninklijk gezag en zijn ze bereid zich daaraan te onderwerpen, terwijl ze niet bang zijn op eigen verantwoordelijkheid te handelen. Op deze manier ontstaat in deze reeks episodes een illustratie van heel verschillende verhoudingen tussen een vorst en zijn onderdanen. In de episodes die de interactie tussen de, volgens Velthem, nog jonge en onervaren Edward en Simon de Montfort tot onderwerp hebben, zien we hoe een landgenoot (opnieuw, volgens Velthem) en familielid van de koning verraad pleegt en onrust zaait. Dit is een man die gehouden is de koning te steunen in diens territoriale ambities, en die niet de macht aan zich hoort te trekken; een man die bij afwezigheid of ziekte van de koning als een verantwoordelijk regent zou moeten optreden, in plaats van een onschuldig kind gevangen te nemen; een man ook die vrouwen zou moeten beschermen, in plaats van toe te staan dat ze in het openbaar worden lastiggevallen. Simon de Montfort streeft naar individueel gewin en onttrekt zich in Velthems verhaal aan zijn feodale plicht om de koning militair te steunen. Bovendien had hij een dubbele plicht: de koning was niet alleen zijn soeverein, maar bovendien zijn ‘mage’ (t.w. zwager). Velthem biedt zijn publiek derhalve een uiterst koningsgezinde interpretatie van het conflict en een ééndimensionaal negatief portret van Simon de Montfort. Dat dergelijk verwerpelijk gedrag alleen maar tot rampen kan leiden, wordt door Velthem duidelijk gemaakt door zijn verwijzingen naar voortekenen (II 65-84). Tijdens Edwards gevangenschap verschijnt er een komeet aan de hemel, er heerst hongersnood en ‘groete sterfte van lyeden’ (II 77), noodweer veroorzaakt schipbreuken en overstromingen. Dit alles, zegt Velthem, was het gevolg van het feit dat Edward gevangen zat. In het tweede deel van het verhaal, nadat Montfort op het slagveld is gestorven, heerst eenheid en harmonie. Zij die dat verdienen, worden gestraft, en er heerst overal vrede. De koning is gul en gastvrij, en betoont zich een uitstekend leider die ook anderen een kans geeft zich te bewijzen en eer te behalen in de strijd. Het hele | |||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||
cluster van episodes dat hier is besproken, inclusief de Arthuriaanse secties, is in feite niet minder dan een door veel actie verhulde verhandeling over koningschap. | |||||||||||||||||||||||
Brabant rond 1315Er zijn goede redenen om aan te nemen dat Velthems episodes over de wederwaardigheden van Edward I met enerzijds Simon de Montfort en anderzijds de anonieme, van een tijdelijke Arthuriaanse identiteit voorziene ridders uit zijn gevolg, het Brabantse publiek om meerdere redenen zal hebben geboeid. Het Brabantse hof onderhield nauwe banden met het Engelse; Jan II, hertog van Brabant, was zelfs getrouwd met een dochter van Edward I, die enkele malen een bezoek bracht aan het hertogdom.Ga naar eind33 Het lijdt geen twijfel dat men zeer veel belangstelling zou tonen voor verhalen over het Engelse verleden, waarbij Arthurverhalen ook op een goed onthaal konden rekenen. Hierbij dient bovendien te worden aangetekend dat er een opvallende parallel te ontwaren valt tussen de gebeurtenissen zoals Velthem ze beschrijft in Engeland en de eigentijdse, Brabantse, situatie. Als Lodewijk van Velthem op 14 augustus 1316 de laatste zinnen schrijft van zijn Voortzetting van de Spiegel historiael, heeft zich in de vier voorafgaande jaren in het hertogdom Brabant een grote politieke, economische en dynastieke crisis afgespeeld. Hertog Jan II was op 27 oktober 1312 aan een nierziekte overleden (symptomen en behandeling worden door Velthem vermeld (VI 145-222)). Op dat moment was zijn opvolger - Jan III - twaalf jaar oud. Deze verbleef, met zijn vrouw, in Frankrijk, waar hij was opgevoed, en keerde in mei 1313 terug naar Brabant. Jan II had vóór zijn overlijden twee regenten aangewezen die zijn nog niet regeringsbekwame zoon moesten steunen. Daar werd later een derde regent aan toegevoegd, Jan III's schoonvader Lodewijk van Evreux.Ga naar eind34 Dit (aangetrouwde) familielid van Jan III zou gaandeweg een dominante rol gaan spelen; privileges werden in juni-juli 1314 door hertog Jan verleend met de toestemming van Evreux.Ga naar eind35 De desastreuze financiële nalatenschap van Jan II zorgde voor grote problemen; vooral de Brabantse steden en kooplieden waren gedupeerd, omdat hun goederen overal in Europa geconfisceerd werden om zo de schuldeiser schadeloos te stellen voor de onbetaalde schulden van wijlen de hertog.Ga naar eind36 Aangezien de steden er weinig vertrouwen in hadden dat de regenten hun belangen optimaal zouden behartigen, werd een stedelijke regentschapsraad geïnstalleerd in augustus 1314. Daarmee was de rol van de regenten uitgespeeld. Zoals Avonds benadrukt: ‘Het waren dus de steden, met Leuven voorop, die van 1314 tot 1320 Brabant regeerden. In ruil voor deze machtsovername verleenden zij de hertog een ruime bede’.Ga naar eind37 Velthem formuleert het als volgt: ‘Ende daer soudensi [de steden] af geven dan / Den hertoge sinen cost vordan’ (VI 535-36). Hierbij moet worden aangetekend dat de steden zich niet tégen de hertog keerden, maar men vreesde dat hij als minderjarige zou worden misleid door zijn raadgevers voor wie de stedelijke belangen wellicht minder zwaar wogen dan die van henzelf. Men hield de omgeving van de hertog verantwoordelijk, niet de nog zeer jonge hertog zelf. Het gezag bleef formeel berusten bij de hertog.Ga naar eind38 Velthem geeft in zijn commentaar op de gebeurtenissen tussen 1314 en het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||
moment waarop hij zijn Voortzetting beëindigt, blijk van wantrouwen jegens de steden, die, zijns inziens, de macht van de hertog op ongeoorloofde wijze kortwieken. ‘Ay, onselege comenscap’, klaagt hij, ...laet uwen here sine vrihede
Ende haeldt u comenscap in ander stede!
Ende woudijs geloven sekerlike,
U stede sijn nu alte rike.
(VI 1945, 1953-56).
Een overeenkomst tussen de gebeurtenissen in Engeland rond 1265 zoals die in Velthems Voortzetting worden weergegeven en de gebeurtenissen in Brabant op het moment dat Velthem over Simon de Montfort en Edward I schrijft, dringt zich onherroepelijk op. In beide gevallen hebben we een zeer jonge machthebber die onder invloed staat van een familielid dat zijn invloed ten goede of ten kwade kan aanwenden. In het geval van Edward lijkt een kunstgreep toegepast: zoals gezegd was Edward een volwassen man ten tijde van zijn connecties met Simon de Montfort. Het feit dat hij door Velthem wordt gepresenteerd als een onschuldig, argeloos kind maakt de parallel met Jan III zeer sterk. Er is geen reden om aan te nemen dat Lodewijk van Evreux, Jans schoonvader, een even malicieuze invloed kan worden toegedicht als aan Montfort wordt toegeschreven door Velthem. Lodewijk van Evreux wordt door Velthem overigens in het geheel niet genoemd. Veeleer gaat het er Velthem waarschijnlijk om in zijn Voortzetting een voorbeeld te geven van de gevaren die schuil gingen in een situatie die veel overeenkomsten vertoonde met de contemporaine politiek-dynastieke toestand. Zonder te willen suggeren dat de Voortzetting door Velthem is opgezet als een sleutelroman, kan met redelijke zekerheid gesteld worden dat het de politieke problemen van Velthems eigen omgeving waren die het verhaal over Simon de Montfort en Edward I kleurden, waarbij de Arthuriaanse episoden dienden als kleurig verpakte verhandeling over hoe de ideale relaties tussen heerser en ridders hoorden te zijn. Zoals we hebben gezien, benadrukt Velthem dat een goede koning wijze raad geeft en, zonder dat hij afstand doet van zijn macht of de leiding uit handen geeft, zijn getrouwen een grote mate van vrijheid van handelen gunt. Daarbij stelt Velthem expliciet dat hulp aan de koning voorrang heeft boven alles, zelfs boven hulp aan familieleden, een opmerking die overigens niet door een verhaalepisode wordt geïllustreerd. Wellicht was hier iets duidelijk voor het publiek dat thans duister blijft. Elke inperking van de macht van de koning wordt betreurd en afgekeurd. Avonds heeft in zijn studie van de crisis na de dood van Jan II benadrukt dat van 1314 tot 1320 een fundamenteel ideologisch conflict aan het daglicht treedt tussen de hertog en de steden, en hun respectieve aanhangers: ‘Het is een botsing tussen dynastiek-patrimoniaal denken enerzijds en een opvatting van de politieke samenleving waarbij het Algemeen Belang ten allen tijde centraal dient te staan, anderzijds’.Ga naar eind39 De uiterste consequentie van de als tweede genoemde opvatting is natuurlijk dat men gerechtigd is een machthebber opzij te schuiven als blijkt dat hij niet in staat is dit Algemeen Belang te dienen. In Avonds' termen zou men kunnen zeggen dat Lodewijk van Velthem in de Engelse episodes van zijn Voortzetting een dynastiek-patrimoniaal denkpatroon aan de dag | |||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||
legt; in zijn optiek is het juist de continuïteit van de dynastie en alle hiermee van oudsher verbonden rechten die het Algemeen Belang waarborgt. Zelfs een zeer jonge koning is een koning en dient als zodanig te worden gerespecteerd en gediend. Is dit het geval, en wordt de koning geholpen ‘met vasten moede’, dan keert alles als vanzelf ‘tongoede’. Het gevaar schuilt in inperking van de macht en invloed van de rechtmatige machthebber.
Lodewijk van Velthem lijkt in zijn Voortzetting op getrouwe wijze verslag te doen van gebeurtenissen die zo'n vijftig jaar eerder hadden plaatsgevonden. De analyse van de wijze waarop de diverse sleutelfiguren in dit verslag worden weergegeven, in combinatie met gegevens over politieke verwikkelingen van zijn eigen tijd, maakt echter duidelijk dat Velthem méér beoogde dan een getrouwe weergave van historische gebeurtenissen. De hier besproken episodes dienen ter illustratie van de politieke waardepatronen die Velthem aanhangt en propageert. Eerdere onderzoekers hebben reeds gewezen op de mogelijkheid dat, onder de historische of Arthuriaanse oppervlakte, bij Velthem veel complexere thema's aanwezig zijn. In 1913 eindigde G. Huet zijn artikel over de Arthuriaanse traditie zoals die in de Voortzetting doorschemert, met de wijze woorden dat de fictieve elementen die Velthem op persoonlijke titel toevoegt de waarde van het werk geenszins aantasten, omdat juist de vrijheden die hij zich veroorlooft van belang zijn ‘pour l'étude de l'esprit humain, comprise d'une façon philosophique’.Ga naar eind40 Wat dan, meer concreet, Velthems ‘esprit humain’ omvat, heeft A.L.H. Hage de laatste jaren duidelijk gemaakt. In een artikel uit 1994, en in een nog te verschijnen artikel in de Utrechtse Bijdragen tot de Mediëvistiek, heeft deze historicus en Velthem-kenner benadrukt dat Velthem in zijn wereldkroniek niet uitsluitend als ‘iemand met een “wereldse” levensopvatting’, dat wil zeggen als een exponent van een typisch ridderlijk-hoofse mentaliteit moet worden beschouwd, zoals op grond van Velthems Arthuriaanse belangstelling wel gedaan is.Ga naar eind41 Volgens Hage spelen eschatologische of apocalyptische thematiek een grote rol in de Voortzetting.Ga naar eind42 Dat Velthem blijk geeft van een diepgaande belangstelling voor zaken als goed koningschap evenals van een traditioneel-conservatieve opvatting hierover, bleek bovendien uit Velthems beschrijving van Hendrik VII, die door Hage aan een nader onderzoek is onderworpen.Ga naar eind43 Lodewijk van Velthem biedt zijn toehoorders een aantrekkelijk en gevarieerd verhaal dat zich gedeeltelijk overzee, in het Engeland van een vijftig jaar eerder, tussen circa 1260 en 1265, afspeelt. Rond de historische hoofdpersonen in dit verhaal was in de loop van deze periode reeds een dicht web aan verhalen geweven, en Velthem voegt hier nog een aantal verhaaldraden aan toe. Men zal met buitengewone belangstelling naar de Engelse episodes hebben geluisterd, vanwege de verbondenheid met Engeland, de algemene interesse in Arthurstof, en, niet in het minst, de overeenkomst met de eigentijdse politieke verwikkelingen. Velthem nam de lange passages over de confrontatie tussen Simon de Montfort en Edward I en de daaropvolgende Arthuriaanse festiviteiten niet op ter wille van het historisch accurate verslag, maar om door middel van het verhaal waarin deze legendarische mannen optreden, zijn mening duidelijk te maken over zaken die grote contemporaine relevantie hadden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||
Aangeboden in een aantrekkelijke verpakking, vol actie, wraak en Arthuriaanse verkleedpartijen, leverde Velthem op deze wijze zijn visie op koningschap en machtsverhoudingen.
Adres van de auteur: Vanvitelliweg 35, nl-5624 kj Eindhoven | |||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||
|
|