Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 108
(1992)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W. van Anrooij
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 1: begin van de Korte kroniek van Holland in hs. De Haag, Koninklijke Bibliotheek, 131 G 37, f.19v, met het wapen van graaf Dirk I van Holland.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WG als in hs. 131 G 37 met een reeks gekleurde wapentekeningen geïllustreerd (zie afb. 1 en 2). Heraldische onderzoekingen laten zien dat de twee wapenseries in hs. 131 G 37 zijn op te vatten als herziene versies van de overeenkomstige wapenseries in het WG.Ga naar eind4 Zo werd in hs. 131 G 37 bij voorbeeld een fout hersteld die in het WG was gemaakt met het wapen van Robert de Fries. Hieruit valt op te maken dat de KkvB en de KkvH in het WG eerder te dateren zijn dan de overeenkomstige kroniekjes in hs. 131 G 37. De hier voorgestelde relatieve chronologie vindt bevestiging in het feit dat heraut Gelre pas in hs. 131 G 37 voor het eerst gebruik maakt van een in de vroege vijftiende eeuw nog zeldzaam helmtype, de zgn. traliehelm (f.19va, f.22vb en f.24ra).Ga naar eind5 De KkvB en de KkvH werden vermoedelijk ca. 1395/96, of kort daarna, in het WG genoteerd, dus nog in de tijd dat heraut Gelre aan het hof van hertog Willem I van Gelre verbonden was.Ga naar eind6 Over het ontstaan van de KkvB zijn we redelijk goed ingelicht. De tekst is te karakteriseren als een uittreksel van de tweede versie van de Brabantsche yeesten (1318).Ga naar eind7 Het kroniekje kan worden toegeschreven aan Jan van Boendale en kwam in 1322 te Antwerpen tot stand;Ga naar eind8 omstreeks 1332/33 werd de KkvB door een anonieme continuator (of was het gewoon ook Boendale?) bijgewerkt tot in de eigen tijd.Ga naar eind9 Over de totstandkoming van de KkvH is daarentegen nauwelijks iets bekend. De tekst is anoniem overgeleverd; over de datering kan alvast het volgende worden opgemerkt. M. Carasso-Kok gaat er vanuit dat de vroegste versie van de KkvH tot 1355 loopt (vgl. de versie in het WG).Ga naar eind10 Deze eindigt met de beschrijving van de regeringsperiode van Margaretha van Beieren: Margriet siin zuster, nemet goom,
Hadde Lodewiic den keyser van Room
Ende hertooch van Beyeren was becant.
Zi wart gravinne ontfaen int lant
Ende zi regneerde voir waer
Bicant in Hollant wel X jaer.Ga naar eind11
De in de tekst genoemde regeringsperiode van tien jaar is feitelijk echter onjuist.Ga naar eind12 Na de dood van haar broer graaf Willem IV van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 2: slot van de Korte kroniek van Holland in het Wapenboek Gelre (Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 15.652-56, f.9r), met de wapens van de Hollandse Graven Jan II, Willem III, Willem IV, Gravin Margaretha van Beieren en Graaf Willem V.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Holland in 1345, werd Margaretha van Beieren in 1346 door keizer Lodewijk van Beieren, haar echtgenoot, beleend met de graafschappen Holland en Zeeland en de heerlijkheid Friesland.Ga naar eind13 Na het uitbreken van de Hoekse en Kabeljauwse twisten voerde Willem V, door een staatsgreep, vanaf 1351 het bewind als graaf van Holland.Ga naar eind14 In de KkvH in hs. 131 G 37 staat vermeld dat graaf Willem V, na een regeringsperiode van 37 jaar (vs. 359), in 1388 (vs. 366-367) kwam te overlijden. Van deze 37 jaar was hij VI jaer in goeden live (vs. 360), daarna was hij Siinre sinne [...] onmachtich (vs. 368). Het sterfjaar 1388 en de regeringsperiode van 37 jaar verwijzen, in combinatie, terug naar het jaar 1351. De zes jaar die graaf Willem in goeden live regeerde, verwijzen eveneens naar 1351: in 1357 werd hij geestesziek.Ga naar eind15 De in de KkvH genoemde tien jaar voor de regeringsperiode van Margaretha van Beieren moet dus feitelijk vijf jaar zijn. De onjuistheid valt te verklaren door een verlezing aan te nemen van (Romeinse) X voor (Romeinse) V. Vormt 1351 dus de terminus a quo van de vroegste versie van de KkvH, uit het voorkomen van de tekst in het WG kan worden afgeleid dat het kroniekje nog vóór het eind van de veertiende eeuw is ontstaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De bron van de KkvH: Melis Stoke of Jacob van Maerlant?Toch blijkt het mogelijk zowel over het auteurschap als de datering nadere uitspraken te doen. De KkvH dient hiertoe te worden vergeleken met de (hoofd)bron, zodat de bewerkingstechniek in beeld kan worden gebracht. Historici hebben hiervoor sinds de vorige eeuw eensluidend op de Rijmkroniek van Melis Stoke gewezen.Ga naar eind16 Toch was J. te Winkel reeds in een vrij vroeg stadium een andere mening toegedaan. In zijn dissertatie Maerlant's werken, beschouwd als spiegel van de dertiende eeuw identificeerde hij Maerlants Spiegel historiael (SpH) als bron voor de KkvH.Ga naar eind17 Het was voor hem trouwens de enige reden waarom hij de KkvH ter sprake bracht in zijn Maerlantstudie. Uit de SpH zijn twee opeenvolgende capita van belang: 4e partie, 1e boek, cap. 45 (Hoe Hollant eerst grave began te hebbene) en 46 (Wie graven van Hollant waren).Ga naar eind18 Net zoals in de KkvH | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt een passage over de oorsprong van het graafschap Holland gecombineerd met een gravenlijst. Het dynastieke overzicht bij Maerlant eindigt met graaf Willem II van Holland († 1256). Om Te Winkels gelijk te illustreren, spits ik de vergelijking van de KkvH met Maerlant en Stoke toe op de inleidende passage over de oorsprong van het graafschap Holland.Ga naar eind19 De openingsverzen (vs. 1-8) komen niet voor bij Stoke, wel in de KkvH. Hetzelfde geldt voor SpH, 4e partie, 1e boek, cap. 45, vs. 21-22, waarin graaf Dirk I door Maerlant wordt omschreven als: Enen edelen man van groten magen,
Alse wi den jeesten horen gewagen.
Deze karakterisering van de vroegste graaf van Holland is op te vatten als een samenvattende echo van twee wat langere passages in de Rijmkroniek (de in het citaat genoemde jeesten) waarin Stoke argumenten aandraagt voor de door hem veronderstelde aanzienlijke afkomst van de Hollandse graven.Ga naar eind20 Verder komt ook de argumentatie dat Karel de Kale en Lodewijk de Duitser Holland in leen gaven, omdat ze liever leenhulde ontvingen voor het gebied dan dat ze het zelf moesten verdedigen tegen de invallen van Noormannen en Denen (SpH, 4e partie, 1e boek, cap. 46, vs. 47-56), niet voor bij Stoke, maar wel in de KkvH.Ga naar eind21 Maerlant breidt zijn voorbeeldtekst niet alleen maar uit. De tekst van de schenkingsoorkonde van Lodewijk de Duitser aan Dirk I (Rijmkroniek, bk. 1, vs. 405-445) wordt door hem bekort.Ga naar eind22 Hetzelfde geldt voor het direct daarop volgende tekstgedeelte, waarin Stoke stilstaat bij de broer van Dirk I (vs. 463-467) en Dirks echtgenote (vs. 468-469), en bij de vondst door een non van het gebeente van St.-Adelbert alsmede de overbrenging daarvan naar Egmond, waar op last van Dirk I een houten kerk wordt gebouwd (vs. 470-490). Dezelfde bekortingen komen ook steeds voor in de KkvH.Ga naar eind23 Omdat Maerlant de schenkingsoorkonde van Lodewijk de Duitser in bekorte vorm geeft, ziet hij zich genoodzaakt de verzen waarin Stoke zijn publiek meedeelt de oorkonde integraal te zullen vertalen (vs. 403-404), achterwege te laten. De beide verzen ontbreken (dan) ook in de KkvH. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fig. 1
Hoewel desgewenst ook de gravenlijst nog in de vergelijking kan worden betrokken, leveren bovenstaande voorbeelden al meer dan voldoende bewijs om er bij de bestudering van de bewerkingstechniek vanuit te mogen gaan dat de samensteller van de KkvH zich inspireerde op de SpH van Maerlant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 De oorspronkelijke versie van de Korte kroniek van HollandOm de bewerkingstechniek zuiver in beeld te kunnen brengen, zou het nodig zijn de oorspronkelijke versie van de KkvH met de SpH te vergelijken. De autograaf van het kroniekje is echter niet overgeleverd, de tekst moet dus worden gereconstrueerd op basis van de twee overgeleverde versies (voorzover deze niet significant van elkaar verschillen, is er nauwelijks sprake van een probleem). Uit fig. 1 kan worden afgelezen dat dit tegen de achtergrond van de SpH zeer wel doenlijk is, doordat hs. 131 G 37 met de passage over de oorsprong van het graafschap Holland (met een vraagteken bij vs. 135-136) de oorspronkelijke versie van het kroniekje representeert.Ga naar eind24 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit fig. 1 kan ook worden afgeleid dat de KkvH in hs. 131 G 37 geen afschrift kan zijn naar de versie in het WG: een aantal overeenkomsten tussen de KkvH in hs. 131 G 37 en Maerlants SpH ontbreekt in de versie in het WG (vgl. hs. 131 G 37, vs. 64, vs. 87-134, vs. 137-144).Ga naar eind25 Zoals hierboven echter werd betoogd, is het WG een aantal jaren vroeger te dateren dan hs. 131 G 37. Hieruit volgt dat de twee overgeleverde versies van de KkvH als afschriften met een gemeenschappelijk voorstadium opgevat dienen te worden. Naar het zich laat aanzien (zie hierna) heeft heraut Gelre daarbij twee keer van dezelfde legger gebruik gemaakt. Met het aannemen van een gemeenschappelijk(e) voorstadium (legger) dient zich een nieuwe vraag aan: waarom schreef heraut Gelre de KkvH in hs. 131 G 37 niet over uit het WG, dat hij als ambtsdocument, naar mag worden aangenomen, toch steeds onder handbereik had? Een mogelijke verklaring zou kunnen luiden dat hij zich voor hs. 131 G 37 (ontstaan aan het Hollandse hof) wenste te baseren op een zo compleet mogelijke tekst: hij wist dat de versie in het WG (genoteerd in zijn Gelderse tijd) ingrijpend was bekort. Heraut Gelre vervolgt de KkvH bovendien tot in de eigen tijd, door in hs. 131 G 37 beschrijvingen toe te voegen van Willem V van Holland en Albrecht van Beieren (respectievelijk vs. 357-370 en vs. 371-390). Genoemde verzen zijn niet direct na het voorafgaande gedeelte van het kroniekje genoteerd.Ga naar eind26 Het lijkt aannemelijk dat heraut Gelre voldoende ruimte, ongeveer twee kolommen (f.22vb en f.23ra), vrij hield met het oog op de twee beschrijvingen die hij nog moest verzinnen, om eerst verder te gaan met de volgende tekst in het handschrift, de Korte kroniek van Vlaanderen. De inkt waarmee de vs. 357-390 zijn genoteerd, is namelijk lichter van kleur dan de inkt waarmee het voorafgaande gedeelte van het kroniekje en de volgende tekst is geschreven.Ga naar eind27 Bovendien wijst de afwijkende vorm van de paragraaftekens ter hoogte van vs. 365, vs. 379 en vs. 385 (in het voorafgaande gedeelte van de KkvH komen in het geheel geen paragraaftekens voor!) op een aparte afwerkingsfase van het handschrift. De legger die heraut Gelre ca. 1405 tot zijn beschikking had toen hij de KkvH in hs. 131 G 37 noteerde, bevatte dus een voorbeeldtekst die tot 1351 liep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De toegevoegde beschrijvingen van Willem V en Albrecht van Beieren behoren met respectievelijk 14 en 20 versregels tot de langste beschrijvingen; in het voorafgaande gedeelte van de KkvH vormen de 16 versregels van de beschrijvingen van Dirk I en Willem I het maximum. De bijzondere aandacht voor Willem V en Albrecht van Beieren blijkt mede uit het feit dat heraut Gelre voor beide Hollandse graven niet alleen het sterfjaar, maar ook de sterfdatum opgeeft: het zijn de twee enige beschrijvingen in de KkvH waarin dit zo precies gebeurt. Voor Willem V geeft hij als sterfdag de 15e kalende van april 1388 op.Ga naar eind28 Als mogelijke bron voor dit gegeven komt de Tabula Egmundana in aanmerking, waarin dezelfde datum wordt genoemd.Ga naar eind29 Hoewel heraut Gelre als ambtenaar in Hollandse dienst het overlijden van Albrecht van Beieren († 16 december 1404) van zeer nabij heeft meegemaakt, vergist hij zich in hs. 131 G 37 desondanks een etmaal bij het opgeven van de sterfdag: in plaats van de nacht van 15 op 16 december, heeft hij het over de nacht die daaraan voorafgaat.Ga naar eind30 In het kort daarna ontstane Kladboek noemt hij de correcte datum, die vandaaruit vervolgens wordt overgenomen in de Hollantsche cronike.Ga naar eind31 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 BewerkingstechniekDe meest opvallende verschillen tussen de SpH en de KkvH blijken zich voor te doen in de gravenlijst. De vergelijking tussen beide teksten dient in beginsel beperkt te blijven tot dát gedeelte van de lijst dat eindigt met Willem II van Holland († 1256), die door Maerlant als laatste wordt genoemd. Pas daarna kan worden nagegaan of bepaalde tendensen zich ook voordoen in de beschrijvingen die de periode 1256-1351 beslaan. Naar het oordeel van Te Winkel is bij de bewerking sprake van gedeeltelijke bekorting, maar ook van gedeeltelijke uitbreiding.Ga naar eind32 Een interessante toevoeging is te vinden, volgend op de beschrijving van Dirk VII, in de gravenlijst ter hoogte van Ada van Holland. Hugenholtz neemt aan dat Jan Gerbrandszoon van Leiden in de tweede helft van de vijftiende eeuw de eerste kroniekschrijver was die Ada een plaats gunde in de Hollandse gravenrij.Ga naar eind33 Zoals uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fig. 2
fig. 2 kan worden afgelezen, komt deze eer toe aan de samensteller van de KkvH. Naar diens oordeel ontbrak er een beschrijving in de SpH, die hij er vervolgens zelf aan toevoegde: Ada siin dochter, siit zeker das,
Had Lodewiic van Loon, die grave was,
Die te manne hoir was gegheven.
Onder hoir jaren liet si hoir leven.
Het lijdt geen twijfel dat Ada van Holland centraal staat in deze beschrijving. Een regeringsperiode wordt door de samensteller niet genoemd, maar daar wordt als ‘originele’ verklaring voor gegeven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat Ada stierf voordat ze meerderjarig werd. De samensteller van het kroniekje stelt het zo voor, alsof het pas Ada's overlijden is dat Willem I de rechtmatige basis verschaft om als graaf van Holland op te kunnen volgen (vgl. het bijwoord doe in de beschrijving van Willem I, dat terugverwijst naar Ada's overlijden). De beschrijving van Ada van Holland wordt in beide bewaard gebleven handschriften voorafgegaan door het bijbehorende wapen.Ga naar eind34 De samensteller van de KkvH streeft, meer dan Maerlant, naar gelijkvormige beschrijvingen. Door toevoegingen en weglatingen streeft hij er bewust naar in elke beschrijving bepaalde informatie aan bod te laten komen. Hij presenteert de door hem geselecteerde gegevens bovendien in een bepaalde volgorde. In een aantal gevallen voldeed de SpH blijkbaar reeds aan zijn verwachtingen; de resterende beschrijvingen worden systematisch door hem aangepast. De regelmatigheid waarmee Maerlants gravenlijst wordt bewerkt, toont aan dat de samensteller zich rekenschap had gegeven van het gewenste eindresultaat. De nagestreefde gelijkvormigheid komt ook tot uitdrukking in de zes beschrijvingen ná 1256, de periode dus waarvoor Maerlant als bron verder geen diensten kon bewijzen. Het basispatroon van de KkvH kan als volgt worden samengevat:
De belangrijkste verandering in vergelijking met de gravenlijst bij Maerlant is de consequente scheiding tussen gegevens uit II en III. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biografische gegevens over het leven gaan steeds vooraf aan gegevens over de dood, zodat een chronologische orde van de feiten ontstaat. Dit ordeningsprincipe vormt ook het uitgangspunt voor de beschrijvingen tussen 1256 en 1351. Het voorop plaatsen van gegevens uit I hebben de SpH en de KkvH gemeenschappelijk. De samensteller verraadt een bijzondere belangstelling voor IIb. Vergeleken met Maerlant geeft hij een belangrijk aantal aanvullingen: de beschrijvingen van Dirk II, Arnulf, Dirk V, Floris II, Dirk VI, Dirk VII en Willem I worden ermee uitgebreid. In een enkel geval is er zelfs sprake van een stapeleffect. Maerlant deelt over de echtgenote van graaf Arnulf mee dat ze de dochter van de keizer van Griekenland was. In de KkvH wordt daaraan toegevoegd dat ze ook nog de zuster van de keizerin van Rome was. Merkt Maerlant op dat Willem I getrouwd was met Aleid van Gelre, in de KkvH vervalt weliswaar de voornaam, maar wordt opgemerkt dat ze een dochter was van de graaf van Gelre.Ga naar eind35 De samensteller wilde met deze aanvullingen vanzelfsprekend het prestige van de Hollandse graven vergroten.Ga naar eind36 De extra aandacht in de KkvH voor kruistochtactiviteiten van Dirk III en Willem I wijst in dezelfde richting. IIb komt altijd voort uit IIa. Dat de naam van de echtgenote of echtgenoot (IIa) tot het impliciete schema van de samensteller behoort, kan worden afgeleid uit het feit dat hij, in afwijking van zijn bron, expliciet vermeldt dat Dirk IV geen vrouw had. Over Willem I wordt toegevoegd dat hij na het overlijden van zijn eerste echtgenote voor de tweede keer in het huwelijk trad. Ook de gegevens onder IIc hebben de aandacht van de samensteller. Maerlant wordt op dit punt verschillende keren aangevuld. Over Floris I wordt meegedeeld hoe lang hij in Oost-Friesland regeerde en ook de beschrijving van Willem II wordt uitgebreid met tweemaal de vermelding van een regeringsperiode. De samensteller heeft een merkbare voorkeur voor het ww. regneren.Ga naar eind37 Ook in het merendeel der beschrijvingen tussen 1256-1351 wordt ervoor gekozen.Ga naar eind38 Bij Maerlant komt het in geen enkele beschrijving voor. De onderdelen IIa t/m c worden door de samensteller van de KkvH niet volgens een vast patroon geordend. Hoogstens kan worden opgemerkt dat IIa en IIb steeds nauw met elkaar samenhangen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- zoals op grond van de inhoud te verwachten valt -, en dat IIc nooit tussen IIa en IIb voorkomt. Voor III heeft de samensteller blijkbaar geen systematische belangstelling: Maerlants beschrijvingen worden met dit soort informatie althans niet uitgebreid. Voor IIIa en IIIc zou dat trouwens niet altijd mogelijk zijn, omdat niet elke graaf op een ‘vermeldenswaardige’ plaats en/of wijze aan zijn einde kwam. De samensteller kiest in IIc, in afwijking van de SpH, twee keer voor het voltooid deelwoord vermoort.Ga naar eind39 Het woord komt ook een keer voor in de beschrijvingen tussen 1256 en 1351.Ga naar eind40 Het sterfjaar (b) trekt in III nog de meeste aandacht. Vergelijking met de SpH wijst evenwel uit dat het gegeven in de beschrijvingen van Floris I, Godfried met de Bult (zie de beschrijving van Dirk V), Dirk VII en Floris IV achterwege wordt gelaten. In de beschrijving van Dirk I wekt de samensteller aanvankelijk nog de indruk dat ook IIIb zijn bijzondere aandacht heeft, als hij zegt Dirks sterfjaar niet te kennen. Deze in de KkvH ingevoegde opmerking kan echter op een andere wijze worden verklaard. De beschrijving van Dirk I is één van de twee voorbeelden waarin de regeringsperiode (IIc) niet wordt opgegevenGa naar eind41, een gegeven waarvoor de samensteller van de KkvH - zoals hiervoor werd aangetoond - bijzondere aandacht heeft. Als de samensteller het sterfjaar van Dirk I had geweten, dan had hij dit kunnen combineren met het aanvangsjaar 863 om zodoende alsnog IIc te achterhalen. De matige belangstelling voor sterfjaren komt ook tot uitdrukking in de beschrijvingen tussen 1256 en 1351: in de zes beschrijvingen wordt het gegeven slechts één keer vermeld, in het gedeelte over Willem IV. Bij de vermelding van het sterfjaar maakt Maerlant regelmatig gebruik van de uitdrukking ons Heren jaer, die door de samensteller van de KkvH bijna geheel wordt weggewerkt.Ga naar eind42 In de enige beschrijving tussen 1256 en 1351 waarin het sterfjaar wordt vermeld, komt de uitdrukking niet voor. Tot zover konden in de KkvH (in het gedeelte tot 1256, maar ook in de zes beschrijvingen daarna) dus drie opvallende tendensen worden aangewezen: (1) de informatie wordt zoveel mogelijk chro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nologisch geordend, (2) het aanzien van de Hollandse graven en gravinnen wordt nog sterker benadrukt door extra aandacht te besteden aan de status en/of herkomst van hun echtgeno(o)t(e) (of aan verwanten ervan), (3) regeringsperiodes worden belangrijk geacht. Ter illustratie volgt hieronder de beschrijving van Floris III volgens de SpH, alsmede de bewerkte versie daarvan in de KkvH. Uit de opeenvolgende citaten valt af te lezen welke informatie de samensteller toevoegt en hoe hij zijn gegevens herordent:
Niet op een aparte plaats in het schema onder te brengen, is de bijzondere belangstelling van de samensteller van de KkvH voor allerlei Friese aspecten van de Hollandse gravengeschiedenis. In de KkvH wordt opvallenderwijs een consequent onderscheid gemaakt tussen Oost-Friesland en West-Friesland, waar in de SpH in algemene zin over ‘Friesland’ wordt gesproken (zie ook de beschrijvingen van Arnulf, Floris I en Willem II). In de beschrijving van Dirk III wordt vermeld dat hij in Friesland streed, maar dat hij werd teruggeslagen; zijn vader, die in West-Friesland om het leven kwam, liet hij ongewroken. Bij het vermelden van de bijnaam van de regerende echtgenoot van Geertruid van Saksen - Robbrecht die Vriese - merkt de samensteller van de KkvH op dat deze Hollant int verliese bracht. Voordat Willem I in Holland aan de regering kwam was hij graaf van Oost-Friesland. Graaf Willem II sneuvelde in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Friese Hoochhoutwoude. Al deze gegevens zijn toegevoegd in vergelijking met Maerlant. In de beschrijvingen van Geertruid van Saksen, Robert de Fries, Godfried met de Bult en Floris II heeft de samensteller (relatief) weinig veranderingen aangebracht. Opgemerkt kan worden dat de beschrijvingen van de drie eerstgenoemden direct op elkaar volgen. In het vervolg van deze bijdrage hoop ik voor de nauwe relatie met Maerlant in juist déze passage nog een verklaring te geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Van doorlopende kroniek naar zelfstandige beschrijvingenGelijkvormigheid van de afzonderlijke beschrijvingen is niet het enige resultaat van de bewerkingstechniek die door de samensteller wordt toegepast. Een aantal wijzigingen (weglatingen en vervangingen) heeft namelijk tegelijkertijd tot gevolg dat de beschrijvingen meer op zichzelf komen te staan. De relationele structuur in de SpH wordt tot een minimum gereduceerd (te weten: Ib) en bestaat alleen nog uit retrospectieve verwijzingen. Ondanks deze veranderingen blijft de genealogische lijn tussen de opeenvolgende graven duidelijk zichtbaar. Door een terloopse toevoeging in de beschrijving van Dirk IV wordt diens verwantschapsrelatie zelfs nog iets duidelijker tot uitdrukking gebracht: de samensteller markeert deze ‘dode’ tak in de stamboom impliciet met de mededeling dat Dirk zonder nakomelingen stierf.Ga naar eind43 Allereerst nu de groep weglatingen. In de beschrijving van graaf Arnulf in de SpH staat vermeld dat deze een zoon had bij zijn vrouw, waarbij tevens de naam van deze toekomstige opvolger wordt vermeld: An hare wan hi enen sone,
Diederic so hiet die ghone.
Met het verstrekken van deze informatie slaat Maerlant als het ware een brug naar de volgende beschrijving, waarin de zoon zelf centraal zal staan. De samensteller van de KkvH laat zulke ‘vooraankondigingen’ doorgaans achterwege, men vergelijke verder de beschrijvingen van Dirk III, Floris I, Dirk VII, Willem I, Floris IV en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem II.Ga naar eind44 In de beschrijving van Dirk V heeft de KkvH het minder specifieke Hi liet oor alst wel sceen. In de beschrijvingen van Floris II en Dirk VI bleef de naam van de opvolger tegen de verwachting in staan. De beschrijving van Floris II sluit, zoals reeds eerder is opgemerkt, in zijn geheel vrij dicht bij de voorbeeldtekst aan. De beschrijving van Dirk VI verdient evenwel aparte aandacht. De samensteller neemt de vooraankondiging van Maerlant over, maar lijkt haar bovendien met een biografisch gegeven te hebben uitgebreid. Dit lijkt regelrecht in strijd met de gesignaleerde tendens tot verzelfstandiging. Stuiten we hier op een tegenvoorbeeld?
De KkvH wordt hier geciteerd naar de versie in hs. 131 G 37, waarbij moet worden opgemerkt dat de laatste twee regels niet voorkomen in het WG. De twee extra versregels in hs. 131 G 37 blijken te zijn veroorzaakt door een (lees)fout van heraut Gelre: enkele regels verderop, in de beschrijving van Floris III, luidt de KkvH: Dese Florens voer mit sinen here,
Met keyser Vrederic over mere.
In hs. 131 G 37 komen in de directe omgeving nog enkele andere onregelmatigheden voor die, gecombineerd, een verlaagde concentratie van de afschrijver doen vermoeden: vs. 243 en vs. 244 worden omgewisseld, in vs. 275 wordt het woord vaert abusievelijk tweemaal gekopieerd en in vs. 287 wordt van het woord was de ‘s’ vergeten, die later alsnog boven de regel wordt toegevoegd.Ga naar eind47 De gecursi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veerde mededeling in de SpH werd in de oorspronkelijke versie van de KkvH dus bekort tot een soon hem bleef. Na de weglatingen dan thans aandacht voor de vervangingen. In de SpH komt een aantal beschrijvingen voor waarin een vooraankondiging ontbreekt. De eropvolgende beschrijvingen kunnen in zo'n geval beginnen met een qua inhoud en strekking vergelijkbare indirecte inleiding, die niet vooruitwijst naar een volgende beschrijving maar terugkoppelt op de vorige. In de beschrijving van Dirk I ontbreekt bij voorbeeld een vooraankondiging. Maerlant begint de volgende beschrijving (Dirk II) met de mededeling: Dese wan an sinen wive
Enen sone, die Diederic hiet,
Dien hi tlant van Hollant liet.
Zulke indirecte inleidingen, waarin de vader en/of moeder in subjectspositie verschijnen, worden in de KkvH weggewerkt.Ga naar eind48 Ze worden vervangen door zinnen waarin de graaf die beschreven wordt zelf het onderwerp vormt. Het resultaat na bewerking ziet er in het geval van Dirk II, kort en direct, als volgt uit: Diederic siin zoon, maec ic u kont, [...]. Maar of het nu gaat om vooruitwijzingen (die worden weggelaten) of terugkoppelingen (die worden vervangen), het resultaat blijft hetzelfde: de samenhang tussen de opeenvolgende beschrijvingen wordt tot een minimum gereduceerd. De tendens van toenemende verzelfstandiging kan evenwel ook nog aan de hand van andere voorbeelden worden gedemonstreerd. Maerlants beschrijving van Dirk V opent met de mededeling: Int jaer M LXX ende vive
Sciet met mesfalle vanden live
Metter bulen Godevaert.
Het sterfjaar van Godfried met de Bult functioneert tegelijkertijd als aanvangsjaar van de regeringsperiode van Dirk V. In de KkvH wordt het gegeven achterwege gelaten. Het wordt ook niet opgenomen in de beschrijving van Godfried met de Bult zelf. Zoals ik eerder al heb laten zien, had de samensteller voor dergelijke informatie geen systematische belangstelling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De korte beschrijving van Geertruid, de weduwe van Floris I, wordt gevolgd door de beschrijving van Robert de Fries, die in de SpH als volgt begint: Int jaer ons Heren LX ende drie
Ende M, dus lesen wie,
Quam van Vlaendren grave Boudens sone,
Een hiet Robbrecht, ende nam de gone
Te wive [...].
Hoewel de beschrijving van Robert de Fries één van de vier voorbeelden is die dicht bij Maerlant aansluiten, laat ook hier de bewerking zijn sporen na. In de KkvH luidt de overeenkomstige passage: Int jair van dusent, gelovets mi,
Ende vier ende viertich, so lesen wi,
Quam van Risele Boudiins zone,
Robbrecht hiet hi ende was die gone
Die Geertruud truwede [...].
Bij Maerlant heeft de gone de functie van een aanwijzend voornaamwoord en verwijst naar Geertruid in de voorafgaande beschrijving. De samensteller handhaaft de verwijzing in rijmpositie maar kent deze een andere functie toe: die van bepalingaankondigend voornaamwoord. In de KkvH slaat het dus terug op Robert de Fries. De naam van zijn echtgenote wordt in de daaropvolgende regel geëxpliciteerd. Over Willem I vermeldt de SpH: Willem, Floreins sone ende Aden,
Sijn broeder, was dies beraden,
Dat hi Hollant onder hem dede.
Twee jaer hadde tlant vrede,
Ende daer naer es hi doot bleven
XX jaer na sijns broeder leven.Ga naar eind49
De relationele tijdsaanduiding ten opzichte van zijn broer (Dirk VII) - die centraal stond in de voorgaande beschrijving - maakt in de KkvH plaats voor een exacte aanduiding van de regeringsperiode: Ende regneerde negen en twintich jair. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn alle tot nu toe genoemde voorbeelden van inhoudelijke aard: er is ook een formele wijziging waarin de tendens tot toenemende verzelfstandiging van de afzonderlijke beschrijving duidelijk tot uitdrukking komt. Het gaat hierbij niet zozeer om de aanpassing van gegevens binnen een beschrijving, maar om een herordening die deze grens overschrijdt. Volgend op de beschrijving van Dirk III opent de beschrijving van Dirk IV in de SpH als volgt: Twee sonen hiGa naar margenoot* doe na hem liet,
Daer doutste Diederic af hiet,
Dien bleef van Hollant den cheins;
Entie ander hiet Floreins,
Die wart up Vrieselant gegoet.
Na deze inleiding vervolgt de beschrijving met de eigenlijke gegevens over Dirk IV. Daarna volgt de beschrijving van Floris I, waarin niets wordt medegedeeld omtrent zijn afzonderlijke regering over Friesland. De geciteerde inleiding komt in de KkvH te vervallen, de erin vervatte informatie wordt verdeeld over twee afzonderlijke beschrijvingen. In totaal zijn er zestien veranderingen die de tendens van toenemende verzelfstandiging illustreren. Tegen deze achtergrond is een drietal toegevoegde vooruitwijzingen des te opvallender. Ze komen alle drie voor aan het slot van een beschrijving. In de twee vroegste beschrijvingen, die van Dirk I en Dirk II, stuiten we al direct op de twee eerste voorbeelden. Mogelijk wilde de samensteller zijn publiek bij de structurele overgang van het gedeelte over de oorsprong van het graafschap Holland naar de gravenlijst een extra handreiking doen. Hiervoor pleiten een aan de eerste beschrijving toegevoegde herhaling van de leenverhouding tussen Dirk I en Karel de Kale en een herhaling van het feit dat Dirk I de eerste graaf van Holland was. Ook aan het eind van de beschrijving van de usurpator Godfried met de Bult wordt door de samensteller een vooruitwijzing toegevoegd. In de drie beschrijvingen die eraan voorafgaan is de regelmatige gravenlijn echter verbroken, die wordt pas weer hervat met Dirk V, de opvolger van Godfried met de Bult. Ook hier was een extra structurerende opmerking dus alleszins op zijn plaats. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend genoeg zijn de beschrijvingen van Geertruid van Saksen, Robert de Fries en Godfried met de Bult juist voorbeelden waarin de samensteller zich dicht aan zijn voorbeeldtekst hield. De loop van de geschiedenis was hier blijkbaar te onoverzichtelijk om in zijn basisschema te worden ingepast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Functie van de oorspronkelijke versieZestien ingrepen in de voorbeeldtekst dienen een tweeledig doel: de beschrijvingen worden gelijkvormiger en tevens zelfstandiger. In plaats van een doorlopend verhaal te geven, krijgt het kroniekje veeleer het karakter van een verzameling gestandaardiseerde bijschriften bij de in de tekst voorkomende wapentekeningen. S. Muller heeft de KkvH terecht getypeerd als een serie ‘[...] bijschriften bij elk schild, dat het portret van iederen graaf of gravin vervangt’.Ga naar eind50 De wapentekeningen kwamen vermoedelijk dus niet alleen voor in de afschriften van het kroniekje in het WG en hs. 131 G 37. Het lijkt veeleer het idee van de samensteller van het kroniekje te zijn geweest om ze in de oorspronkelijke versie op te nemen. Er zijn verscheidene inleidende zinnen die beginnen met een aanwijzend voornaamwoord dat in de context niet anders kan worden opgevat dan als een verwijzing naar de voorafgaande wapentekening. De beschrijving van Floris I opent bij voorbeeld met de woorden: Dit was Florens Diederics broeder.Ga naar eind51 (Waar zo'n formulering in het geval van Floris III ook al bij Maerlant voorkomt, kan deze worden opgevat als een tekstinterne verwijzing.) Ook in de periode 1256-1351 is de samenhang tussen tekst en beeld evident.Ga naar eind52 De nauwe relatie tussen de wapenschilden en de bijgeschreven tekst heeft vanzelfsprekend consequenties voor onze visie op de door de samensteller geïntendeerde wijze van functioneren. Hij stelde het kroniekje samen met het oog op een leespubliek, dat om te beginnen de inleiding over de oorsprong van het graafschap Holland las, om daarna één voor één de wapens te bekijken en de bijschriften te lezen.Ga naar eind53 Het lijkt voor de hand te liggen dat men daarvan iets heeft opgestoken. Dat is echter iets geheel anders dan dat men het kro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niekje uit het hoofd zou moeten leren, een gedachte die Romein een moment heeft overwogen.Ga naar eind54 Op een leespubliek wijst tevens het voorkomen van het woord voirscreven in de beschrijving van Willem I: Willam hoir oom was tsgraven broeder
Diederiics voirscreven, siit des vroeder.Ga naar eind55
De zeldzaamheid van het woord binnen de KkvH wekt het vermoeden dat er op deze plaats iets bijzonders aan de hand is. Bij Maerlant volgt de beschrijving van Willem I direct op die van zijn broer Dirk VII. De combinatie van sterfjaar en regeringsperiode in de beschrijvingen klopt ook zonder enig probleem. Zoals hiervoor opgemerkt, voegde de samensteller van de KkvH na Dirk VII echter de beschrijving van Ada van Holland toe. Dat Willem I hoir oom was, zoekt men vanzelfsprekend tevergeefs in de SpH. Met het toegevoegde woord voirscreven sloeg de samensteller een brug naar de beschrijving die in zijn bron direct aan de beschrijving van Willem I voorafging. In het afschrift van de KkvH in het WG heeft heraut Gelre de oorspronkelijke combinatie van tekst en bijbehorende afbeelding in alle gevallen bewaard. Ook daar waar een volgende graaf het wapen van een voorganger onveranderd overnam, werd de afbeelding herhaald. Zoals hiervoor kon worden vastgesteld, werd (het begin van) de tekst evenwel bekort. In hs. 131 G 37 kiest heraut Gelre voor een omgekeerde houding. Wapens worden alleen overgenomen in zoverre ze veranderen, voor wat de tekst betreft kiest hij echter een zo oorspronkelijk mogelijke (= langere) versie van de KkvH als uitgangspunt. Het informatieve aspect staat dus sterk op de voorgrond in hs. 131 G 37, maar dat blijkt ook al uit de aard en opzet van het handschrift als geheel. Het vormde een bronnenverzameling die goede diensten kon bewijzen bij de verdere historiografische activiteiten van heraut Gelre aan het Hollandse hof. De combinatie van tekst en wapens, een nieuwe ontwikkeling in de historiografie van de Noordelijke Nederlanden rond 1400, keert enkele jaren later terug in de Hollantsche cronike (1409), waarvan de autograaf van heraut Gelre bewaard bleef (Brus- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sel, KB Albert I, 17.914).Ga naar eind56 Vanuit deze kroniek werd het idee vervolgens overgenomen in de kroniek van de Clerc uten Laghen Landen.Ga naar eind57 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 Identiteit van de samenstellerTegen de achtergrond van de vrij strakke structurele organisatie die het gevolg is van de toegepaste bewerkingstechniek, figureert een op zichzelf weinig betekenend gegeven in de beschrijving van Dirk V. In de SpH besteedt Maerlant onder meer aandacht aan diens echtgenote. Hij vermeldt dat ze van hoge afkomst is en noemt tevens haar naam: Hi nam eene vrouwe hoghe,
Die Otilt bi namen hiet.
De samensteller van de KkvH neemt, zoals kan worden verwacht (IIa), de naam over. De door Maerlant aangeduide hoge afkomst voorziet hij van een nadere explicatie: Othilt is de dochter van de hertog van Saksen. Maar ook voegt hij twee versregels toe die inhoudelijk niets met het schema te maken hebben. Ze completeren een rijmpaar, maar dat lijkt dan ook hun enige functie. Aan het eind van een versregel komen wel vaker stoplappen voor in de KkvH, complete versregels die rijmparen moeten opvullen zijn evenwel uitzonderlijk. Othilt hiet sine vrouwe,
Die hi minde met goeder trouwe.
Die hertooch van Zassen was hoir vader,
Dus muech diit weten algader.Ga naar eind58
Zoals ik hiervoor aannemelijk heb gemaakt, hoeft over het auteurschap van de twee laatste beschrijvingen in de KkvH in hs. 131 G 37 geen twijfel te bestaan: ze kunnen worden toegeschreven aan heraut Gelre. Met het oog daarop komt vooral de eerste opvulregel in het zojuist gegeven citaat een bijzondere betekenis toe: deze keert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijna letterlijk terug in de beschrijving van Albrecht van Beieren en bovendien in een overeenkomstige positie (tussen IIa en IIb): Margriet zo hiet siin ander vrouwe,
Die hi minde mit herten trouwe,
Graef Alofs dochter van Cleve.Ga naar eind59
De treffende overeenkomst kan gelden als een (klein) eerste argument in een serie, die aannemelijk maken dat het heraut Gelre is die kan worden aangemerkt als de samensteller van de KkvH. In de beschrijvingen van Willem V en Albrecht van Beieren komt informatie aan bod (in een volgorde) die op grond van de bewerkingstechniek verwacht zou mogen worden. Bij het noemen van het aantal regeringsjaren van Albrecht van Beieren wordt zelfs het ww. ‘regeren’ gekozen. De meeste aspecten van de bewerkingstechniek lijken heraut Gelre, als heraut, bovendien op het lijf te zijn geschreven. De belangstelling voor de ‘adelsbrieven’ van de aangetrouwde partij, aandacht voor titulatuur, het zo duidelijk mogelijk laten uitkomen van de genealogische lijn, het met de tekst combineren van een serie wapentekeningen: het zijn evenzovele aspecten die vanuit Gelres herautenambt aannemelijk kunnen worden gemaakt. Bijzondere aandacht voor Friesland en het Heilige Land zijn voorts bekend uit zijn overige werk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 Nogmaals: de dateringIn de inleiding van deze bijdrage heb ik aangetoond dat de terminus a quo van de vroegste versie van de KkvH op 1351 kan worden gesteld en dat het kroniekje nog vóór het eind van de veertiende eeuw moet zijn ontstaan. Maerlants SpH werd door de samensteller omgewerkt en uitgebreid met aanvullende informatie. Een paar details lijken te zijn ontleend aan een laat-veertiende-eeuwse bron, die ons dus mogelijk in staat stelt de datering van de KkvH vrij scherp te begrenzen. In de Rijmkroniek van Melis Stoke regeren Dirk I en Dirk II bij elkaar 125 jaar, met vife in rijmpositie (bk. 1, vs. 799). Enkele jaren nadien neemt Maerlant het gegeven onveranderd over in de SpH. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samensteller van de KkvH gaat echter uit van 120 jaar. Dezelfde periode keert terug in de kroniek van de Clerc uten Laghen LandenGa naar eind60, die teruggaat op de Hollantsche cronike van heraut Gelre (Beyeren) waarin eveneens een regeringsperiode van 120 jaar wordt vermeld (Brussel, KB Albert I, 17.914, f.30r). Voor de Hollantsche cronike heeft heraut Gelre gebruik gemaakt van teksten die hij kort tevoren had verzameld in het Kladboek; dit handschrift bevat echter voornamelijk gegevens uit de veertiende eeuw en kan hier dus verder geen rol spelen. H. Bruch gaat ervan uit dat er een handschrift van de Middelnederlandse Beke heeft bestaan - hij spreekt van het M*-handschrift -, waarin de variant ‘120’ voorkwam.Ga naar eind61 Als dat klopt dan is het zeer waarschijnlijk dat heraut Gelre dit specifieke gegeven bij het samenstellen van de KkvH aan de Middelnederlandse Beke heeft ontleend. Dat zou betekenen dat de KkvH gedateerd moet worden ná 13 juli 1393, de datum waarna de Middelnederlandse Beke tot stand kwam. De oorspronkelijke versie van de Middelnederlandse Beke moet echter ‘125’ jaar hebben gehad: zowel in de thans bekende handschriften van Bekes Chronographia als in alle overgeleverde handschriften van de Middelnederlandse Beke wordt deze periode (of een corrupte variant daarvan) genoemd.Ga naar eind62 De KkvH moet dus omstreeks het midden van de jaren negentig van de veertiende eeuw zijn samengesteld.Ga naar eind63 Gezien de bijzondere aandacht die heraut Gelre toont voor met name de Friese aspecten van de Hollandse geschiedenis, zou het kroniekje geschreven kunnen zijn ten tijde van de Friese oorlogen (1396-1401) van Albrecht van Beieren, of tijdens de voorbereidingen daartoe (1395/96). Dat was de tijd dat hij nog verbonden was aan het hof van hertog Willem I van Gelre.Ga naar eind64 Heraut Gelre had in zijn Gelderse ambiance dus opvallend snel de beschikking over een handschrift dat de Middelnederlandse Beke bevatte.Ga naar eind65 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9 Een onbetrouwbaar Maerlanthandschrift als leggerNu kon worden vastgesteld dat heraut Gelre een geschikte kandidaat is als samensteller van de KkvH, is het van belang nog eens stil te staan bij het feit dat de KkvH in hs. 131 G 37 geen afschrift is naar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het WG. Heraut Gelre heeft zich bij het werken aan hs. 131 G 37 kunnen baseren op een derde handschrift met de KkvH, dat in het stemma vooraf gaat aan beide bewaard gebleven afschriften. Dat dit derde handschrift zoveel jaren eerder ook de legger was voor de KkvH in het WG (vermoedelijk ging het dus om de oorspronkelijke tekst van de KkvH in autograaf) zou kunnen blijken uit het volgende. Wanneer men let op de jaartallen die het einde van een regeringsperiode aanduiden (in bijna alle gevallen gaat het om het sterfjaar van de betrokkene) en op de duur van de regeringsperiodes zelf, dan is het opvallend dat er tussen de twee overgeleverde versies inhoudelijk maar weinig verschillen zijn te constateren.Ga naar eind66 Van de 22 vergelijkbare regeringsperiodes, dus vanaf de gecombineerde regeringsperiode van Dirk I en Dirk II tot 1351, zijn er 21 gelijk. Van de 13 einddata over dezelfde periode zijn er 11 gelijk. De regeringsperiode van 22 (i.p.v. 21) jaar voor Willem II is waarschijnlijk onjuist overgenomen in hs. 131 G 37. Maerlant geeft als sterfjaar voor Willems voorganger Floris IV ‘1234’, de datum wordt in de KkvH evenwel achterwege gelaten. Met betrekking tot het sterfjaar van Willem II zijn Maerlant en beide versies van de KkvH eensluidend: ‘1255’. Het verschil tussen de genoemde jaartallen, 21 jaar, levert de regeringsperiode op van Willem II, die correct wordt vermeld in het WG. De twee andere onregelmatigheden komen voor in het afschrift van de KkvH in het WG. De einddatum ‘1012’ voor Dirk V, die voorkomt ná de einddatum ‘1051’ voor Robert de Fries, moet door heraut Gelre onjuist zijn overgenomen (hs. 131 G 37 heeft i.p.v. ‘1012’ ‘1064’). De einddatum ‘1133’ voor Willem I kan niet anders dan een verschrijving zijn voor ‘1233’ (zoals in hs. 131 G 37 staat vermeld). Uit de nauwe overeenkomst tussen beide versies van de KkvH kan worden afgeleid dat de oorspronkelijke versie van de KkvH wat de getallen betreft nagenoeg identiek moet zijn geweest. Als men deze getallen vervolgens in verband brengt met het cijfermateriaal in de SpH, stuit men echter op een onverwachte uitkomst. In de SpH zijn de gecombineerde einddata steeds in overeenstemming met de bijbehorende regeringsperiodes.Ga naar eind67 Maerlants grave- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nlijst vormt in dit opzicht een uitgebalanceerd geheel.Ga naar eind68 In de KkvH is het verband tussen de gecombineerde einddata en regeringsperiodes, afgezien van twee uitzonderingen, volledig verbroken.Ga naar eind69 Bij een confrontatie van deze gegevens met de getallen in de SpH blijkt dat in de KkvH slechts zes van de vijftien vergelijkbare regeringsperiodes en zeven van de tien vergelijkbare einddata correct (dat wil hier zoveel zeggen als: in overeenstemming met Maerlant) zijn weergegeven. Op een totaal van 25 vergelijkingen betekent dat een verschil van zo'n 50%. De onbetrouwbaarheid van de KkvH op dit punt wordt des te opvallender nu hierboven kon worden aangetoond dat de samensteller juist bijzondere waarde hechtte aan het opgeven van regeringsperiodes (IIc). De mogelijkheid om naar een andere bron te corrigeren liet hij onbenut. Als men aanneemt dat hij bij het samenstellen van de oorspronkelijke versie even nauwkeurig te werk is gegaan als bij het vervaardigen van de twee bewaard gebleven afschriften, dan is er maar één conclusie mogelijk: hij baseerde zich op een (in elk geval voor wat de getallen betreft) onbetrouwbaar Maerlanthandschrift.Ga naar eind70 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10 BesluitHet lijkt aannemelijk in de KkvH een ca. 1395/96 door heraut Gelre samengesteld kroniekje te zien, waarvoor hij als uitgangspunt twee capita uit de SpH van Jacob van Maerlant koos.Ga naar eind71 Uit de bestudering van de gevolgde bewerkingstechniek komt naar voren dat het heraut Gelre te doen was om een reeks gelijkvormige, opzichzelf staande gravenbiografietjes. De beknopte levensbeschrijvingen functioneerden als bijschriften bij de heraldische wapenreeks die heraut Gelre opstelde en met de tekst combineerde. De gravengeschiedenis over de periode 1256-1351, waarvoor de SpH niet als bron kon functioneren, werd door heraut Gelre volgens hetzelfde stramien uitgebreid, de informatie daarvoor moest echter aan andere bronnen worden ontleend. Het heraldische document dat zo ontstond (en dat wellicht circuleerde op enkele losse bladen?) was bestemd om door belangstellenden te worden gelezen en bekeken. Het autografische handschrift met de oorspronkelijke tekst van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KkvH is niet overgeleverd. Bewaard bleven een bekortend afschrift in het WG en een aan het slot met twee levensbeschrijvingen tot in de eigen tijd uitgebreide versie. De bekorte versie werd door heraut Gelre voorzien van een uitputtende wapenreeks (elke graaf een wapen), de uitgebreide versie voorzag hij daarentegen op een meer economische wijze van wapens. Zoals uit de aard van beide handschriften valt te verwachten, ligt de nadruk in het WG (= ambtsdokument) sterker dan in hs. 131 G 37 (= verzameling historische bronnen) op het visuele aspect. Het is niet bekend of heraut Gelre een opdracht kreeg om het kroniekje samen te stellen. Zijn herkomst uit Holland maakt een bijzondere historische belangstelling in deze richting op zichzelf overigens al aannemelijk. Hertog Willem I van Gelre was in 1379 in het huwelijk getreden met Katharina († 1400), een dochter van Albrecht van Beieren en zoals uit de rekeningen blijkt was hij een bekende gast in Den Haag. Vormt het opnemen van Ada van Holland in de canonieke gravenrij wellicht een aanwijzing voor een opdracht van de zijde van de Hollandse graaf, of althans voor een functioneren van de KkvH aan het Haagse hof? De gedachte dat Ada van Holland in de traditie diende te worden opgenomen, leefde aan het Hollandse hof aan het eind van de veertiende eeuw: in het oksaal van de hofkapel te Den Haag bevond zich oorspronkelijk een serie houten gravenbeeldjes, waarvan ook Ada deel uitmaakte.Ga naar eind72 Uit de tekststudie is bovendien gebleken dat heraut Gelre voor hs. 131 G 37 uitging van dezelfde legger als voor het WG. Vond hij de oorspronkelijke versie terug in Den Haag, toen hij daar vanaf ca. 1402 ging werken? Het prompte afschrift in zijn eigen wapenboek lijkt er in elk geval op te wijzen dat de tekst in het verloren handschrift in eerste instantie niet voor eigen gebruik was samengesteld. Een opdracht van Hollandse zijde zou in zekere zin nog een onverwacht licht kunnen werpen op het slot van de KkvH. Nu aannemelijk kon worden gemaakt dat heraut Gelre het kroniekje in de jaren negentig van de veertiende eeuw heeft samengesteld, mag het immers opvallend heten dat Willem V in de oorspronkelijke versie ontbrak en dat heraut Gelre het kroniekje liet eindigen met de beschrijving van diens moeder Margaretha van Beieren. In verband | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met de geestesziekte van Willem V merkt Van Oostrom op dat historische bronnen, waar het de taboesfeer betreft, nauwelijks enige informatie prijsgeven. Als kroniekschrijvers zich al begeven op het pad der verklaringen, dan zijn ze meestal afkomstig van elders.Ga naar eind73 Was de schaamte over de in 1389 overleden dolle graaf aan het Haagse hof (bij zijn broer Albrecht van Beieren?) aan het eind van de veertiende eeuw wellicht nog zo groot dat Willem V beter ongenoemd kon blijven?Ga naar eind74 En was de situatie onder Willem VI zodanig veranderd dat heraut Gelre de in het WG nog ontbrekende graaf in hs. 131 G 37 zonder problemen kon toevoegen?Ga naar eind75 De naar zijn ontstaansmilieu als ‘hofs’ te typeren KkvH heeft een indrukwekkende voorgeschiedenis en vindt zijn uiteindelijke oorsprong in het klooster Egmond. Via de SpH van Maerlant en de eerste versie van de Rijmkroniek van Stoke is de informatie voor het grootste gedeelte terug te voeren op het Chronicon Egmundanum, dat op zijn beurt schatplichtig is aan de vroeg-dertiende-eeuwse Annales Egmundenses. In de vijftiende eeuw heeft het kroniekje bovendien een aantal interessante sporen nagelaten, die om nader onderzoek vragen.Ga naar eind76 De samensteller van de KkvH stond, kortom, middenin de traditie en spon zijn eigen draden in het web van de Hollandse historiografie.
Leiden, 14 augustus 1991
Adres van de auteur: Rijksuniversiteit Leiden Vakgroep Nederlands Postbus 9515 2300 RA Leiden |
|