Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 92
(1976)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
Vander Plasse citeert SenecaToen Cornelis vander Plasse de kluchten van Brederode Sa: in 1619 toe-eygende aan den vrolijken lezerGa naar voetnoot1), hief hij aan met dezen overladen volzin, waarin ik cursiveer: ‘Also den wijs-gier SENECA in zyn Boexken van de weldaden ons leert, wat te bemercken staet in 't aen presenteren ende op-draghen van eenige gheschencken aen onsen vrunden; dat wy, te weten, niet een vrouwe de wapenen, ende een soldaet het spin-rocken in handen geven, ofte den huysman eens geleerden Doctoors Boecken 't huys stuuren sullen; daer benevens oock te letten waer toe zynen vrundt best geneghen, ende wat hem meest aengenaem zy, gelijck als den Drincke-broers eenen helderen Roemer smakelycken Wijn, ende den Siecken eenen Heylsamen Leckeren dranck: So is het dat ick siende op den droeven aenstaenden Winter, en zyne lange avonden...Hebbe goet gedacht dese...kluchten...door den druck ghemeen te maken...’. Dat de wijsgeer zelf ontraadt, een alcoholist wijnen te zenden (en iemand, die in het sukkelstraatje woont, medicamenten), blijkt uit De beneficiis 1, 11, 6: Videamus, quid oblatum maxime voluptati futurum sit, quid frequenter occursurum habenti, ut totiens nobiscum quotiens cum illo sit; utique cavebimus, ne munera supervacua mittamus, ut feminae aut seni arma venatoria, ut rustico libros, ut studiis ac litteris dedito retia. Aeque ex contrario circumspiciemus, ne, dum grata mittere volumus, suum cuique morbum exprobratura mittamus, sicut ebrioso vina et valetudinario medicamenta. Het kan zijn, dat Vander Plasse zeilend onder eigen vlag de door mij gecursiveerde woorden verkeerd heeft opgevat; het kan zijn, dat hij zijn misverstand overnam uit een (Franse?) vertaling: de gelegenheid ontbreekt mij, dit na te trekken. Verstandiger had de man gehandeld | |
[pagina 188]
| |
met te gaan varen op het kompas van CoornhertGa naar voetnoot2); wat deze gaf, was onberispelijk: ‘So moet men ooc int tegendeel wel letten, dat men wanende aengename dingen te schencken, niet wat en sent dat den ontfanger zijn gebrec verwijten soude: als den dronckaert, wijn of een sieckelicke medicijnen’.
Arnhem D. Kuijper Fzn. |
|