Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 88
(1972)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermdBoteram van vrouwen clerenBoterā van vrouwen cleren is de eigenaardige vertaling van Lat. secmentum in een 15de-eeuws glossarium, t.w. hs. 97 van het Museum Plantin-Moretus te AntwerpenGa naar voetnoot1). Hoewel dit woordenboekje zich als drietalig aandient - ‘Incipiunt expositiones vocabulorum in tribus ydeomatibus’ - zijn de Latijnse woorden meestal wel in het Nederlands, maar lang niet altijd in het Frans vertaald. Ook bij secmentum ontbreekt een Frans equivalent; er volgt evenmin een nadere omschrijving in het Latijn. Denkelijk is boterā zonder bezwaar als boteram te lezen en met boterham gelijk te stellen, doch voor de verklaring laat het Mnl. Wdb. ons in de steek. Het Mnl. Handw. van Verdam maakt ons niet wijzer met ‘boterham (16de eeuw)’, wat ongetwijfeld op te vatten is als ‘snede of stuk geboterd brood’, zoals de betekenis omschreven wordt in het W.N.T., dat zijn oudste voorbeeld aan de Thesaurus Theutonicae Linguae (1573) heeft ontleendGa naar voetnoot2). We zijn derhalve op andere, bij voorkeur gelijktijdige woordenboeken aangewezen. Nu komt hs. 97 vaak treffend overeen met de Vocabularius copiosus (± 1483), die segmentum niet vertaalt, maar wel als volgt verklaart: ‘Secmentum dicitur quedam vestis muliebris et longa cuius partes erant secte. et ea solebant vti nubentes Et dicitur a seco cas. Et secmentum est proprie limbus qui mulierum indumentis in extrema parte assuitur causa ornatus. Et secmentum etiam potest dici parua | |
[pagina 277]
| |
particula vestimentorum hoc tum ti’. In Verdam's bewerking van de Teuthonista van G. van der Schuren (1477) leest men op het woord geslipt: ‘eyn lanck geslipt vrouwencleit off eyn soym off lijst umb eyn cleyt, segmentum’. Blijkens de plaatsopgave ‘153a’ is dit ontleend aan het tweede deel van de Teuthonista, zodat het ‘Nederrijns’ een opheldering is van het Latijn, niet omgekeerd. Op te merken is, dat de verklaring van de Teuthonista geheel overeenstemt met de eerste twee betekenissen die de Voc. cop. opgeeft. Tenslotte een aanhaling uit de Gemmula vocabulorum cum addito (Antwerpen, Math. Goes 1490): ‘Segmentū een slepende cleet. est vestis muliebris et longa cuius necesse est partē secare. et ea solent vti nubentes. Etiam dicitur monile a collo in pectus dependens’. Wat moeten we nu onder boteram van vrouwen cleren verstaan? Gelet op de bepaling van vrouwen cleren komt de betekenis monile, d.i. halssieraad, -snoer, -ketting, bezwaarlijk in aanmerking. Anderdeels is de omschrijving ‘parva particula vestimentorum’ zo vaag, dat de bedoelde zaak moeilijk is aan te wijzen. Is het misschien zonder meer een lap, voor welk woord de T.T.L.Ga naar voetnoot3) als eerste Latijns equivalent segmentum opgeeft? Het komt mij waarschijnlijker voor, dat boteram van vrouwen cleren allereerst beantwoordt aan Lat. limbus: de Voc. cop. zegt immers ‘secmentum est proprie limbus...’. In dit zelfde woordenboek lezen we: ‘Limbus bi. een zoem dicitur fasciola que ambit extremitates vestium aut ex filis aut ex auro contexta et assuta exterius in extrema parte vestimenti et quecumque fasciola in extremitate assuta vesti alterius coloris a veste limbus dicitur. Et quandoque circuitus cuiuslibet rei in extremitate uel conduplicatio vestis in extrema parte limbus dicitur...’. Men kan zich derhalve voorstellen, dat deze ‘boteram’ oorspronkelijk de naar buiten omgeslagen en vastgenaaide rand onderaan het vrouwenkleed was, zodat de kostbare, veelal bonten voering zichtbaar werd. Een gewone, naar binnen gekeerde zoom is immers geen versiersel, terwijl dit toch - causa ornatus - de bedoeling was. Enige overeenkomst met de eigenlijke boterham zou dit opmerkelijk gebruik van het woord wel- | |
[pagina 278]
| |
licht kunnen verklaren, doch de al te beknopte omschrijving in het W.N.T. ‘snede of stuk geboterd brood’ biedt hiervoor geen houvast. Gesteld dat een boterham eertijds, evenals nu nog, een geboterde snede brood was, die dwars middendoor gesneden of gevouwen en gebroken werd, en waarvan de twee helften op elkaar werden gelegd, dan zou enige gelijkenis niet te ontkennen vallen. Hiermee kunnen we trouwens het gebruik van ‘botterammen’ als naam voor revers van een jas vergelijken, dat KnippenbergGa naar voetnoot4) voor Blerick aangeeft, hoewel boteram van vrouwen cleren m.i. op de onderste rand van het vrouwenkleed slaat. De voering zal wel eens minder kostbaar geweest zijn, zodat de opslag door een belegsel van bont vervangen werd. Dat het bont na verloop van tijd in onbruik geraakte en er andere stoffen in de plaats kwamen; dat ook de wijze van beleggen veranderde is niet verwonderlijk. Men zou echter een andere, wellicht eenvoudiger verklaring van dit woord boteram kunnen beproeven. Is (h)am in boter(h)am soms niet hetzelfde als Eng. hem d.i. ‘the border or edging of a piece of cloth or article of apparel. In earlier times including a fringe or other marginal trimming’ (Oxf. Eng. Dict. V, 212)? Mocht het eerste lid werkelijk hetzelfde zijn als Lat. butyrum, dan zou boter(h)am hier zoveel betekenen als boterzoom, boterboordsel, wat als benaming - misschien een volksnaam - voor een gouden boordsel, een gouden passement, een gouden galon, zoals Lat. segmentum thans meestal wordt overgezet, wel aannemelijk zou zijn. Het W.N.T., III1, 715, vermeldt althans, op gezag van Schuermans, een oneigenlijk gebruik van boterham voor ‘zweerd’ (te Gent), en voor ‘lisch, platte riethalm’ (te Kortrijk)Ga naar voetnoot5), dat m.i. hiermee wel enigszins overeenkomt: aan een plak ham (‘een schel hespe’) is het zwoerd de rand en het lintvormige blad van ‘lisch’ lijkt zeker goed op een galon. Schuermans voegt er trouwens bij: ‘wordt...bij het volksken gehoord’, en schilderachtige namen voor bepaalde kledingstukken zijn immers niet zeldzaam, al zijn ze niet alle éénzelfde-dialectsprekers bekend. | |
[pagina 279]
| |
Wellicht mag hier nog verwezen worden naar J.F. Bense, A Dict. of the Low-Dutch element in the English vocabulary (1939), p. 33a. S.v. butterham (‘this obsolete and rare word’) bespreekt hij het tweede voorbeeld dat het N.E.D. aanhaalt: ‘The other instance leads N.E.D. to query, if it means “a partial lining to a cloak.” It is from Mrs. Behn, Dutch Lov. III. II. 189 and the words quoted are “A cloak...not through lin'd, but fac'd as far as 'twas turn'd back, with a pair of frugal butterhams.” This must be a humorous use of the Du. boterham, and we suppose Mrs. B. meant to say, that the lining on the turnedback parts of the cloak was of such flimsy material - so not “partial” - that she compared those parts to slices of bread but too thinly spread over with butter, which would explain the word “frugal” in the context. Of course, she translated too literally, and the word should be regarded as an alien nonce-word.’ Het woord zou dus een te letterlijke vertaling zijn van Ndl. boterham (= snede brood met boter), maar de oorspronkelijke tekst wordt niet geciteerd en is mij onbekend. Toch zou ik de vraag willen stellen, of met ‘a pair of frugal butterhams’ niet een paar smalle biezen bedoeld zijn, waarmee de omslagen omboord waren. Werd met boteram, bij uitbreiding, ook het met gouden passement (of andere belegsels) versierde vrouwenkleed zelf benoemd, zoals dit met segmentum het geval is? Boteram van vrouwen cleren zou dan een woordverbinding zijn waarin het grammatisch bepalende woord eigenlijk het bepaalde is, en een meervoud (vrouwencleren) zou vergeleken worden bij een enkelvoud (boteram). Dit lijkt ongerijmd. Segmenta waren echter ook strookjes, reepjes uitgeslagen goud die vooral aan de sleep van het vrouwenkleed vastgemaakt werdenGa naar voetnoot6). Derhalve is het wellicht niet te gewaagd te veronderstellen, dat met boteram ook een met een (gouden) belegsel versierde sleep werd aangeduid en ten slotte misschien de sleep in 't algemeen. Hiervoor kan ik echter geen bewijsplaatsen aanhalen. Er is evenwel een uitdrukking, waarin boterham vermoedelijk in die betekenis wordt gebruikt, nl. een (ellen)lange boterham, waarmede men een lange vervelende brief of enig ander geschrift bedoeltGa naar voetnoot7. Men treft Lat. segmentum aan als zinverwant met Lat. syrma. | |
[pagina 280]
| |
Zo vertaalt het Promptorium parvulorum (± 1440)Ga naar voetnoot8) Eng. trayle, or trayne of a clothe o.a. met sirina [lees sirma] en segmentum; het Catholicon Anglicum (1483)Ga naar voetnoot9) evenzo. Voor sirma lezen we nu in hs. 97: ‘eenen sloy van woerden. of eenen sloy of steert van vrouwen cleederen’ en in de Voc. cop.: ‘Syrma atis. een sloy van enen clede. dicitur cauda vestis feminarum et longa series orationis tenorem suum vsque ad finem seruans...’. Zou derhalve de vergelijking van een ellenlange ‘boterham’ bij een ellenlange sleep niet natuurlijker en beeldrijker zijn dan bij een ellenlange snede geboterd brood?
O. de Neve |
|