Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 88
(1972)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
BorkelHet W.N.T. III1, 571, geeft geen eigen verklaring van het woord borkel, alleen citaten. Het eerste, zgn. uit de Syn. Lat. Teut., is eigenlijk ontleend aan een lijst van woorden, die E. Spanoghe, de uitgever van de Syn. Lat. Teut., ‘onder het noodzakelijk doorbladeren van het Etymologicum meestal aangeteekend [heeft] om hun vreemd voorkomen’. In het Etymologicum van Kiliaan, althans in de uitgave van 1777, lezen we inderdaad: ‘Borckel. vetus j. gheere/slippe’. Hierop volgt geen enkel Latijns equivalentGa naar voetnoot1). Gheere/gheerene wordt in het Etym. vertaald met ‘Lacinia, sinus vestis, limbus. & Pars qua largior fit vestis [Ital. gerone Ang. garde]’ en Slippe met ‘Lacinia, sinus vestis, pars siue segmentum vestem separans, peniculamentum’. Naar borkel wordt niet verwezen. Omgekeerd komt borkel in de Syn. Lat. Teut. voor onder de vertalingen van lacinia, limbus en sinus vestis; niet onder die van peniculamentum en segmentum. Al is de Syn. Lat. Teut. in hoofdzaak een omkering van het Etym., onzeker lijkt de betekenis van borkel derhalve niet. En toch is twijfel mogelijk! In hs. 97 van het Museum Plantijn te Antwerpen leest men: ‘Birrum borkel. vel gheer. l'slippe’. Zijn die drie woorden zinverwant? Of wijst het voluitgeschreven ‘vel’ erop, dat birrum eendeels borkel, anderdeels gheer of slippe betekent? De Vocabularius copiosusGa naar voetnoot2), waarmee hs. 97 zo vaak overeenkomt, zegt: ‘Birrum dicitur quoddam grossum vestimentum sicut a peregrinis quandoque solet apportari de partibus transmarinis et dicitur a byrron grece quod est liber latine quia per tale vestimentum peregrini videntur esse quasi liberi a vispilionum impugnatione. Et pro apertura vestis quandoque ponitur scilicet pro parte vestis prope aperturam hoc rum. huius ri. een gheer vel slippe’. Wel- | |
[pagina 274]
| |
iswaar geeft de Voc. cop. het woord borkel niet op, maar ‘een gheer vel slippe’ kan bezwaarlijk op het eerste gedeelte van die uitleg slaan. Een ander, ongeveer gelijktijdig vocabularium, de Gemmula vocabulorumGa naar voetnoot3), maakt onderscheid tussen birrum en birrus: ‘Birrum est quoddam grossum vestimentum een scotse mantel’ en een paar regels verder: ‘Birrus est sinus een scoot Sed Birrum neutri generis est vestis pilosa seu grossa een scippers mantel’. Al wordt het onderscheid tussen birrum en birrus niet altijd in acht genomen, het lijkt onwaarschijnlijk dat borkel in hs. 97 niet de naam zou zijn van het kledingstuk zoals beschreven in de Voc. cop. en de Gem. voc. Verdam, Mnl. Wdb. I, 1381, haalt immers uit een Zutfense keur op het ‘striken’ de volgende woorden aan, die hij tussen wollen en lakense stoffen gevonden heeft: ‘Van enen borkelschen (var. borchkenssen) sal men gheven een halve olde placke van 24 elle’, en hij besluit: ‘De toevoeging “van 24 elle” maakt het zoo goed als zeker, dat hier van eene stof sprake is, maar welke, is niet met zekerheid te zeggen; eene te Borculo vervaardigde?’ StallaertGa naar voetnoot4) vermeldt eveneens, weliswaar met een vraagteken: ‘Borckels(?) ‖ Borkels laken vuyt Oistin. Watertol, v. 1550’. en verwijst naar Verdam Borkelsce. Op een andere plaats schrijft hij nog: ‘In weerwil van de ontzachlijke bedrijvigheid in het vervaardigen der lakens in schier alle steden en dorpen van Brabant, Vlaanderen en Limburg, werden er nog zeer veel hier ingebracht uit het buitenland; namelijk uit Amsterdam, Delft,...uit Borkel (Oostland),...Zeeland’Ga naar voetnoot5). Bewijskrachtiger nog is een plaats uit het verslag van George d'Espleghem, ‘secretaire ordinaire de l'empereur’, over de uitvoering van zijn opdracht ‘pour arrester en Anvers et Berghes les personnes et biens des Oisterlins, que s'y trouveroient’Ga naar voetnoot6). De 14de juni 1532 uit Gent over Brussel naar Antwerpen vertrokken legt hij, enkele dagen later beslag o.a. ‘au logiz, que l'on dit “Engelenborch”...en ung pachuys ...’Ga naar voetnoot7) op ‘50 draps entiers, que l'on dit borkellaken’. | |
[pagina 275]
| |
Het zal dus niet te gewaagd zijn te veronderstellen, dat borkel staat tot borkellaken gelijk bvb. pij tot pijlaken, en eertijds zowel de benaming was voor een grove wollen stof als voor een kledingstuk (een overkleed) uit die stof; vandaar ook het bnw. borkels, wellicht zoals duffels (bnw.) van duffel (znw.). Hebben pij en pijlaken de woorden borkel en borkellaken verdrongen? Volgens het W.N.T. is het woord pij bij ons eerst uit de in 1481 gedrukte vertaling der Gesta Romanorum, in de samenstelling seepye, opgetekend en Stallaert citeert uit een stuk van 1597 s.v. Pijlaken: ‘Laken van Oostlandt geheeten pijlaken, het stuck VIII st.’, hetgeen vrij goed overeenkomt met zijn aanhaling (ao 1550) s.v. Borckels hierboven vermeld. Ook de pij was (is) een kledingstuk uit grove (harige) wollen stof, van geestelijken, pelgrims, zeelieden en vissers. KoenenGa naar voetnoot8) geeft zelfs als voorbeeld: ‘de grijze pij des bedelaars’. De herkomst van het woord borkel blijft onzeker. Slechts op het volgende moge nog de aandacht gevestigd worden. Verdam vraagt zich af, of borkelsce afgeleid is van de plaatsnaam Borculo. Een afleiding van de plaatsnaam Borkel, gemeente in Noord-Brabant, schijnt in strijd te zijn met de streekbenaming Oostland. Hij vermeldt echter ook een variant borchkenssen, die de plaatsnaam Borken (Westfalen) in het geheugen roept. De oorspronkelijke vorm zou dan borkens (bnw.) zijn. Een andere verklaring lijkt evenwel mogelijk. M.i. is het woord borkellaken een vernederlandste, door assimilatie ontstane vorm van een Nederduits borkenlaken, waarvoor ik weliswaar tot nog toe geen bewijsplaatsen kan opgeven, maar waarvan het bestaan niet ondenkbaar is. Het Duits kent immers, behalve andere samenstellingen met borken als eerste lid, ook het woord borkenkreppGa naar voetnoot9) als benaming voor een bepaald soort kamgaren weefsel, dat ook als baumrindenkrepp bekend staat, blijkbaar wegens het schorsachtig uitzicht van de stof. Borke, zegt KlugeGa naar voetnoot10), ‘ist von Haus aus ein niederdeutsches Wort’, maar ook | |
[pagina 276]
| |
Kiliaan kent ‘Borcke. j. barcke. Cortex, crusta’, zonder aanduiding van enig gewest, zodat het woord wellicht ook in Brabant voorkwam. De volgorde van ontstaan stel ik me derhalve aldus voor: borke + laken > borkenlaken; hieruit, door assimilatie borkellaken (stofnaam); daarna afgekort tot borkel (stofnaam) en dit vervolgens gebruikt als voorwerpsnaam. O. de Neve |
|