Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 88
(1972)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het woordenboek van Martin BinnartHet Nederlands-Latijnse woordenboek van Martin Binnart kende van ca. 1620 tot in 1744 ten minste 28 drukken te Antwerpen, Utrecht of Amsterdam. Over dit woordenboek schrijft De Vooys in zijn Geschiedenis van de Nederlandse taal enkel dat het geheel afhankelijk is van dat van Kiliaan en dat de auteur ervan ‘vermoedelijk een Zuidnederlander’ wasGa naar voetnoot1). Hier delen we enige gegevens mee die we verzameld hebben over Martin Binnart, over de bronnen voor zijn woordenboek en over de verschillende uitgaven ervan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Wie was Martin Binnart?In het Antwerpse Poortersboek vinden we dat Martin Binnart, Boeckvercooper, uit Aysenacken (Eysenach, d.i. Eisenach in Thüringen, Duitsland), op 21 juni 1641 werd ingeschreven als burger van de stad AntwerpenGa naar voetnoot2). Hij woonde toen echter reeds enige jaren in deze stad, want volgens de Liggeren van het Sint-Lucasgilde werd in 1634-1635 Martinus Binnart, boeckvercooper als lid aangenomenGa naar voetnoot3) en F. Olthoff schrijft dat Martinus BinnartGa naar voetnoot4) van 1627 tot 1630 een huis bewoonde gelegen by de Borse, later het huis In de Bonte Koey, in de Hooghstraet, en eindelijk in 1647 in de Cammerstraet, In den gulden ArentGa naar voetnoot5). Een lijst van het Sint-Lucasgilde, ‘gepresenteert op 18 september 1654’, vermeldt Merthinus Binnaert, boekverkooper, als een van de ‘persoo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen, die overleden syn’ en voor wie een dootschult ontvangen werdGa naar voetnoot6); zeer waarschijnlijk overleed hij in 1653 of 1654. Zijn weduwe stierf ongeveer twintig jaar later, in 1672-1673Ga naar voetnoot7). In een artikel over Abraham Verhoeven, de bekende Antwerpse krante-uitgever, vermeldt P. Génard als kinderen van Martinus Binnart: 1. Jeanne Binnart, gedoopt op 7 augustus 1627, met als peter de drukker Jeroom Verdussen; 2. Martin Binnart, gedoopt op 27 januari 1630, met als meter Suzanna Spierinckx, waarschijnlijk de vrouw van Abraham VerhoevenGa naar voetnoot8). Bij deze namen valt op dat juist de families Verhoeven, Verdussen en Binnart de eerste drie krante-uitgevers in de Zuidelijke Nederlanden waren, zoals we weten uit de publicaties van Prof. Th. Luykx. Tussen 1605 en 1629 gaf Abraham Verhoeven reeds tal van vlugschriften uit, vaak onder de naam Nieuwe Tydinghen, die van 27 juni 1629 tot 18 juni 1631 het karakter van een weekblad kregen onder de naam Wekelycke Tydinghe. Van de krant van Willem Verdussen, Extraordinaris Post-tijdinghen, zijn exemplaren bewaard van 8 juni 1635 tot 23 augustus 1661. Martin Binnart, de auteur van ons woordenboek, ten slotte ontving op 22 november 1635 het octrooi voor zijn Den Ordinarissen Postilioen, waarvan hij ook een Franse uitgave liet verschijnen onder de titel Le Postillon Ordinaire. Binnarts Nederlandstalige krant verscheen tweemaal per week; er zijn exemplaren van bewaard van 21 april 1637 tot 21 november 1646. Zijn Franstalige krant verscheen eenmaal per week; er zijn exemplaren van bewaard van 5 augustus 1639 tot 18 juli 1644. Het staat echter vast dat de kranten van Binnart nog lang na 1646 bleven verschijnen, want op 8 maart 1658 kregen zijn weduwe en kinderen van de Spaanse overheid toestemming om de krant verder uit te geven, en dit octrooi werd in 1668 andermaal voor tien jaar verlengdGa naar voetnoot9). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We merken nog op dat de eerste volledig bewaarde uitgave van het Dictionarium Teutonico-Latinum van Binnart in 1635 gedrukt werd door H. Verdussen en dat erbij vermeld wordt: ‘operâ et labore Martini Binhart in Officinâ Plantinianâ Correctoris’. Een onderzoek op het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen heeft echter geen resultaat opgeleverd. Volgens een persoonlijke mededeling van Dr. L. Voet, conservator van het Museum, komt de naam Binnart evenmin voor in de door hem gecompileerde lijst van proeflezers van het Plantijnse huis, maar worden ‘de aanduidingen in de boekhouding betreffende deze categorie werknemers zeer vaag en onvolledig vanaf ca. 1610. Het is dus goed mogelijk dat Binhart wel degelijk proeflezer is geweest’. Vanaf de uitgave van 1649 vinden we in de titel van het Dictionarium van Binnart gewoonlijk: ‘Martini Binnart, Typographi Antverpiensis’. Intussen schijnt Binnart zich inderdaad als zelfstandig drukker gevestigd te hebben; het Museum-Plantin-Moretus bezit zes boeken die Martin Binnart tussen 1644 en 1649 heeft uitgegevenGa naar voetnoot10). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De eerste uitgave van Binnarts woordenboekDe oudste bekende en volledig bewaarde uitgave van Binnarts Dictionarium Teutonico-Latinum dateert van 1635 en wordt bewaard in de Bibliotheek van het Rijksuniversitair Centrum te Bergen: Dictionarium Teutonico-Latinum reformatum et commodiori usui iuventutis accommodatum Operâ et labore Martini Binhart in Officinâ Plantinianâ Correctoris, Antwerpen, H. Verdussen, 1635. De woorden reformatum en commodiori in deze titel wijzen op een oudere uitgave van dit woordenboek, waarvan een defect exemplaar inderdaad in Cambridge te vinden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is, en wel in het Emmanuel College. De gedrukte catalogus van Adams vermeldt het als een Dictionarium Teutonico-Latinum (Antwerp? Plantin Press? ca. 1580)Ga naar voetnoot11). Dit woordenboek nu vertoont een duidelijke overeenkomst met Binnarts uitgave van 1635: volgens steekproeven werden er op 250 artikelen niet minder dan 187 zonder enige wijziging in 1635 overgenomen en nog 51 met kleine wijzigingen, bijv. in de spelling van het trefwoord of in de Latijnse synoniemen; slechts 12 nieuwe trefwoorden werden in 1635 opgenomen, terwijl anderzijds 6 trefwoorden uit de oudere uitgave niet meer voorkomen. Binnarts woordenboek van 1635 is dus zeker een bewerking van de uitgave waarvan zich een exemplaar te Cambridge bevindt. Het exemplaar uit Cambridge is in de catalogus van Adams ongetwijfeld te vroeg gedateerd. Zoals ik verder bij de bronnenstudie zal zeggen, is immers voor deze uitgave Kiliaans Etymologicum van 1599 zeker een bron geweest en waarschijnlijk ook Mellema's Schat der Duytscher tale van 1612. Een onderzoek van de lettertypes op grond van fotocopieën heeft voor de datering van het exemplaar uit Cambridge niet veel resultaat opgeleverd; als enige conclusie durfde Dr. H.D.L. Vervliet in een persoonlijke mededeling te stellen: ‘laatste kwart 16de eeuw of eerste kwart 17de eeuw Nederlanden, doch niet Plantijn of Moretus’. Het is nog een vraag of deze oudste uitgave reeds bezorgd werd door Binnart; deze kan immers in 1635 ook het woordenboek van een ander opnieuw uitgegeven hebben. Normaal wijst de vermelding van zijn naam in de titel, ‘Operâ et labore Martini Binhart’, echter niet op een bewerking van andermans woordenboek, maar wel op een heruitgave van zijn eigen werk. Geheel zeker is dit echter niet. Voor de datering kunnen we nog wijzen op de vermelding in de uitgave van Binnarts woordenboek in 1719, dat dit woordenboek toen reeds ‘meer dan een gehele eeuw in de Nederlandsche scholen gebruikt’ werd, wat ons tot 1619 zou brengen; het is echter niet zeker dat deze ‘gehele eeuw’ letterlijk opgevat moet worden. Pas in 1627 vinden we anderzijds Binnarts verblijf te Antwerpen voor het eerst vermeld, maar dit belet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weer niet dat hij er toen reeds enige jaren gewoond kan hebben. Alles te zamen kunnen we de eerste uitgave van zijn woordenboek waarschijnlijk het best in de jaren 1620-1625 plaatsen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De bronnen voor deze eerste uitgaveDe overeenkomst van Binnarts woordenboek met het Etymologicum van Kiliaan is zo opvallend dat De Vooys schrijft dat Martin Binnart ‘geheel afhankelijk is van Kiliaen’Ga naar voetnoot12). Voor een systematische bronnenstudie heb ik 376 artikelen uit de letters A en W in het exemplaar uit Cambridge vergeleken met de meeste Nederlandse woordenboeken uit het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Als waarschijnlijke bronnen heb ik gevonden (tussen haakjes de artikelen waarvoor meer dan één bron even waarschijnlijk is):
Voor de 304 artikelen waarvoor ik slechts één enkele waarschijnlijke bron gevonden heb, geeft dit het volgende overzicht:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a) Kiliaans Etymologicum (1599)De grote overeenkomst van de eerste uitgave van Binnarts woordenboek met het Etymologicum van Kiliaan valt onmiddellijk op. Toch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeten we nog opmerken dat het Etymologicum uitvoeriger is; naar schatting telt dit op 764 bladzijden tekst ongeveer 45.000 artikelen tegenover de ongeveer 33.000 artikelen op de 656 bladzijden van Binnarts eerste Dictionarium. De volgende voorbeelden tonen duidelijk ontlening aan:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik merk op dat de Thesaurus Theutonicae linguae, de tweede belangrijke bron voor Binnarts woordenboek, van al deze trefwoorden alleen Achterwaren vermeldt en dan in een andere betekenis, Curare puerperam, die bij Kiliaan en Binnart wordt weergegeven met achter-waren de kraemvrouwe. In zijn Dictionarium van 1588 had Kiliaan van deze woorden alleen Achter-volgh, Achter-waren, Wichelen, wijchelrije, wichten, wijn-gaerd-slecke, wijn-gaerd-snijder, wijn-gaerd-worm, wijroock-brandt, wij-water-quispel en wilde-zee opgenomen; de andere voorbeelden bewijzen dus dat niet het Dictionarium van 1588, maar wel het Etymologicum van 1599 de bron voor Binnarts woordenboek was. In de bovenstaande voorbeelden zien we hoe Binnart (of zijn voorganger) Kiliaans tekst niet overal letterlijk overnam; vaak vereenvoudigde hij de Latijnse equivalenten, liet de etymoiogische verklaringen en de vergelijking met andere talen weg, terwijl hij anderzijds grammatische aanwijzingen toevoegde voor de geslachten van de substantieven en de vervoeging van de werkwoorden. De woorden waarbij Kiliaan een gewestelijke of plaatselijke aanwijzing voegde of die hij vetus noemde, liet Binnart soms weg of soms nam hij ze over zonder die aanwijzing, zo bijv. achterhoede, dat Kiliaan vet. Fland. noemt, en achterganghs, dat hij fland. noemt. Op 25 bladzijden fotocopie uit Binnarts eerste druk heb ik geen enkele gewestelijke of plaatselijke aanwijzing gevonden. Verscheidene woorden uit Kiliaans Appendix van bastaardwoorden zijn bij Binnart nu in het woordenboek zelf opgenomen, bijv. Abandonneren, Abbreviatie, Abricock, abuys/abusie, Accent, accord van geluydt, Acte en Actie. Hetzelfde geldt voor eigennamen uit Kiliaans Nomen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
clatura, bijv. Abbeville, Acksel, Wien en Wiick te Duerstede (deze Nomenclatura stond nog niet in Kiliaans Dictionarium van 1588). Dr. N. Bakker wees me nog op een merkwaardig geval van ontlening, waardoor bij Binnart een ‘spookwoord’ is ontstaan:
Verder deelde Dr. Bakker me nog mee dat ze, na vergelijking van de diverse woordenboeken uit de 16de en de 17de eeuw bij hun behandeling van de tsamen-woorden sterk de indruk heeft gekregen dat Binnart zich heeft laten leiden door Kiliaan. In het W.N.T. XVII (1969), kol. 3599, art. Tsamen, schreef ze: ‘Samen treft men, na het mnl., aan bij Kil. [1588] en [1599], Binnart [1659], Marin [1717, e.v.] en Des Roches [1769], als uitzonderingen onder de toenmalige wdb.-spellingen’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b) De Thesaurus Theutonicae linguae (1573)Dat voor de eerste druk van Binnarts Dictionarium ook de Thesaurus Theutonicae linguae (1573) een bron is geweest, tonen de volgende voorbeelden aan van trefwoorden die niet in Kiliaans Etymologicum staan:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze voorbeelden zien we hoe voor Binnarts eerste uitgave de lemmata uit de Thesaurus vaak wat vereenvoudigd werden en ook hoe eigenaardige trefwoorden als soo wie en Acten-boom uit deze bron komen. Tevens merk ik op dat enige trefwoorden van Binnart, tot den acker behoorende, dat tot den wijngaert behoort en dat wij-roock draeght, die normaal niet in een Nederlands woordenboek als trefwoord worden opgenomen, nog vertalingen zijn van Latijnse adjectieven; deze komen in de Thesaurus, althans indirect, uit het Dictionarium Latinogallicum van Robert Estienne, dat van Latijnse trefwoorden uitgaatGa naar voetnoot14). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c) Kiliaans Dictionarium Teutonico-Latinum (1574)De volgende trefwoorden, die ik in geen andere mogelijke bron gevonden heb, bewijzen dat niet alleen Kiliaans Etymologicum, maar ook zijn Dictionarium van 1574 een bron is geweest voor de eerste druk van Binnarts woordenboek:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d) Mellema's Schat der Duytscher tale (1612 of 1618)Minder duidelijk, maar toch waarschijnlijk is invloed van de Nederlands-Franse Schat der Duytscher tale van Mellema op de eerste uitgave van Binnart; de volgende trefwoorden heb ik in geen enkele andere mogelijke bron gevonden:
Enige Latijnse equivalenten, zeker van Accijse en accijs-meester, werden blijkbaar uit een andere bron gehaald. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e) Het Nederlands-Latijnse Dictionarium van DasypodiusVermoedelijk, al is dit niet zeer duidelijk, was ook het Dictionarium van Dasypodius, in zijn Nederlands-Latijnse bewerking, een bron voor de eerste druk van Binnarts Dictionarium; de volgende twee lemmata heb ik in de andere mogelijke bronnen niet gevonden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder heeft Binnart blijkbaar de verkeerde vertalingen van Abies voor Abeelenboom en Abiegnus voor dat van abeelen is van Dasypodius overgenomen en naast de goede equivalenten Populus alba en Populeus uit Kiliaans Etymologicum of de Thesaurus gevoegdGa naar voetnoot15):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f) Minder waarschijnlijke bronnenHoewel ik zowel Meuriers Dictionaire Flamen-Francois (1567) als Lambrechts Naembouck (1563) als de mogelijke bron voor één trefwoord heb gevonden, is het niet waarschijnlijk dat deze twee woordenboeken bronnen voor Binnarts eerste uitgave geweest zijn.
Hoewel ik abricocken-boom in geen enkele andere mogelijke bron heb gevonden, is een andere verklaring toch mogelijk, nl. door het hieraan voorafgaande artikel bij Binnart: Abricock. Armeniacum malum, i, n.g., dat zelf weer uit de Appendix̄ van bastaardwoorden bij Kiliaans Etymologicum komt.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit trefwoord van Binnart kan insgelijks verklaard worden door het eraan voorafgaande: achtentwintich. Viginti octo, duodetriginta: adiect. indeclin. Een ander woordenboek waarin ik evenmin overtuigende overeenkomst met Binnart heb gevonden, is dat van M. Sasbout, Dictionaire Flameng-Francoys, Antwerpen, 1576. Alles te zamen valt op hoe weinig oorspronkelijk Binnarts woordenboek was; dat hij zijn trefwoorden meestal zonder meer overnam uit andere woordenboeken, verklaart wellicht ook de opmerkelijk geringe Duitse invloed in Binnarts werk, in acht genomen het feit dat hij van Duitse afkomst was. Of zou dit toch een teken kunnen zijn dat de eerste uitgave (ca. 1620-1625) niet van Binnart, maar van een voorganger was? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De latere uitgaven van Binnarts woordenboekZoals boven reeds vermeld werd, is de uitgave van het Dictionarium Teutonico-Latinum reformatum in 1635 licht aangevuld en gewijzigd ten opzichte van die ca. 1620-1625; achteraan is bovendien weer, zoals in Kiliaans Etymologicum, een afzonderlijke Nomenclatura opgenomen, met een selectie uit de plaatsnamen van Kiliaan. De namen echter die in de oudste uitgave van Binnarts Dictionarium in het woordenboek zelf stonden, zijn erin behouden en komen nu tweemaal voor. In 1649 verscheen te Antwerpen en in 1652 te Amsterdam een nieuwe uitgave onder de titel Biglotton sive Dictionarium Teuto-Latinum novum. Deze uitgave is blijkbaar de laatste die door de auteur zelf werd bewerkt, vóór zijn dood in 1653 of 1654. De aanvang van de voorrede doet denken dat hij ze zelf ook gedrukt heeft: ‘Den Autheur ende Drucker Aen alle verstandige Meesters’. Nu zijn de plaatsnamen uit de tekst van het woordenboek zelf verdwenen en staan ze alleen nog in het Onomasticon achteraan. Een vernieuwing in deze uitgave is ook dat er, zoals bij Kiliaan, gewestelijke aanwijzingen in voorkomen. Ze zijn weliswaar minder talrijk dan bij Kiliaan, maar op de bladzijden die ik ook voor Binnarts eerste druk heb nagekeken, worden de volgende woorden als gewestelijk gekenmerkt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van deze woorden stonden reeds in de uitgaven van ca. 1620-1625 en 1635 zonder een speciale aanduiding: achtergangs, achter-taele, aeckel, aeckel-boom, aeckster, aenboorden, aenboordinge, Wel-eer, wellen 't melck en wier; de andere woorden ontbraken in de twee oudere uitgaven. De gewestelijke aanduidingen van Binnart in 1649 en 1652 stemmen over het algemeen overeen met die van Kiliaan. Deze laatste noemt alleen aenboordinge en welle/sincksandt niet holl., hij vermeldt de synoniemen welsandt, drifsandt niet en noemt Aenclauwe behalve holl. fl. ook nog sic. Kiliaan was dus zeker de bron voor Binnarts gewestelijke aanduidingen. In 1654 verscheen te Utrecht een anonieme uitgave van Binnarts woordenboek onder de titel Biglotton sive Dictionarium Teutonico-Latinum en uit deze jaren ook moet een uitgave dateren zonder plaats of jaartal die in de Bibliothèque Nationale te Parijs wordt bewaard. Naar schatting bevatten al de tot hiertoe vermelde uitgaven ca. 33.000 à 34.000 artikelen. Een licht aangevulde uitgave zag onder de titel Biglotton amplificatum sive Dictionarium Teuto-Latinum novum het licht te Amsterdam in 1659, met ca. 36.000 artikelen. Deze uitgave werd met slechts geringe wijzigingen herdrukt te Antwerpen in 1660 en te Amsterdam (nu weer met Teutonico in de titel) in 1664 (anoniem), 1676, 1682, 1683, 1688, 1701, 1702 en 1714; de uitgave die H. Verdussen te Antwerpen in het licht gaf in 1687 (anoniem), 1694, 1699, 1705 en 1716, verschilt slechts weinig van deze Amsterdamse uitgave, maar heeft een andere bladspiegel. In 1661 had H. Aertssens te Antwerpen nog een druk uitgegeven onder de titel Biglotion sive Dictionarium Teuto-Latinum novum. Editio novissima, en in 1667 zou bij Verdussen nog een ano- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieme uitgave zijn verschenenGa naar voetnoot16). Vermoedelijk na 1716 verscheen nog een andere anonieme, aangevulde, uitgave, met ca. 37.000 artikelen, die in de U.B. te Leuven wordt bewaard. Een zeer vermeerderde bewerking zag ten slotte het licht te Amsterdam in 1719 onder de titel Dictionarium Teutonico-Latinum sive Biglotton amplificatum; hierin werd het aantal artikelen naar schatting tot ca. 50.000 uitgebreid door Johannes de Wilde, wiens naam in deze en in de volgende uitgave van 1744 als auteur naast die van Martin Binnart vermeld wordt. Als aanvullende bronnen voor deze nieuwe bewerking geeft De Wilde in zijn voorrede aan: ‘een gantsch geschreven woordenboek, het welk voor weinige jaren opgestelt was, om uitgegeven te worden’, de Thesaurus Theutonicae linguae (Plantijn, 1573), het Woordenboek van Pomey en het ‘Novum Dictionarium Belgico-Latinum, het welk voor twee jaren te Mastricht gedrukt is’; verder heeft hij ‘verscheide woorden in Calepinus opgezocht’ en brengt hij ‘eenige der gebruikelykste spreekwyzen uit de goede schryveren te berde’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der verschillende drukken van Binnarts woordenboek
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat Binnarts woordenboek zo'n groot aanal drukken kende, vindt ongetwijfeld zijn verklaring in het gebruik ervan als schoolwoordenbock; hierop wijzen o.a. ook de aanwijzingen voor het geslacht en de verbuiging van de Latijnse substantieven en voor de vervoeging van de Latijnse werkwoorden.
Leuven F. Claes s.j. |
|