Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 86
(1970)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
Plaats en functie van de passieve constructie in het syntactisch systeem van het NederlandsIV. Verbindingen zonder actief én passief subjectGa naar voetnoot*)17. De meest eenvoudige zinspotente structuur ontstaat, als behalve het actief ook nog het passief subject wordt weggelaten, bv.: Aan de deur wordt niet gekocht. - Heel die avond werd gelezen en niet gespeeld, er werd nauwelijks gesproken en er heerste een beklemmende sfeer. In zulke verbindingen is het verbale deel, dat uit verbum finitum van worden + participium perfecti blijft bestaan, geheel op zichzelf teruggeworpen; het fungeert alleen als dragend, zinvormend element; het is semantisch centraal in de aandacht geplaatst. Toch zijn in de geciteerde voorbeelden werkwoorden gebruikt, die in actieve vorm gewoonlijk in het C-type met een A4-object fungeren, omdat ze semantisch die aanvulling nodig hebben en waarvan in de passieve vorm dus een passief object te verwachten zou zijn: een potlood kopen, een boek lezen, een sonate spelen, een woordje spreken. In de ‘naakte’ passieve vorm echter is het object van de handeling, d.w.z. het grammatisch subject semantisch niet relevant voor de mededeling, hetzij omdat het in het spreekverband reeds bekend is en daarom niet opnieuw vermelding behoeft, hetzij omdat het onbekend, onbepaald of algemeen is. Vooral in de negatieve zin heeft die subjectloze vorm ten opzichte van het subject/object veralgemeniserende betekenis. De zin ‘die avond werd niet gespeeld’ wil zeggen: geen enkel spelletje werd gedaan - of geen enkel muziekstuk werd gespeeld; maar ook: door niemand werd een of ander spelletje gedaan of een muziekstuk gespeeld. De adverbiale negatie niet heeft tevens de waarde van negatief object: niets. De verabsoluterende betekenis is ook aanwezig in de als imperatief fungerende vorm: Hier wordt niet gerookt. Nu kan men zeggen, dat het in actieve constructie gewoonlijk transi- | |
[pagina 214]
| |
tief fungerende werkwoord in de subjectloze passieve constructie is geïntransitiveerd of intransitief gebruikt. Ook in de actieve vorm kunnen vele zgn. transitieve werkwoorden toch zonder object gebruikt worden, dus intransitief. Dan is de passieve vorm zonder passief subject de parallel van de actieve zonder object, zodat naast elkaar gesteld kunnen worden: ze speelden die avond niet - en: die avond werd niet gespeeld. De voorkeur voor de ene of de andere vorm wordt dan weer bepaald door de behoefte of de noodzaak het actief subject weg te laten. Tenslotte kan ook in passieve zinnen zonder passief subject wel het actief subject worden vermeld: Die avond werd door ons niet gespeeld. Met dat al blijft het curieuze van de syntactische verbinding het ontbreken van het grammatische subject. Daarin schuilt het eigen, unieke karakter van dit type van passieve verbindingen. In feite zijn het onpersoonlijke intransitieve groepen, maar dan zelfs zonder zgn. loos subject (het), dat anders in alle onpersoonlijke verbindingen van het Nederlands, behoudens enkele stereotiepe archaïsmen, vereist is. Daardoor neemt deze passieve constructie ook onder de onpersoonlijke verbindingen zijn eigen plaats in, formeel maar ook semantisch-functioneel. Het behoort daarom syntactisch tot een andere subcategorie dan verbindingen als: het regent, het zit hier lekker - het is mooi weer; en dat niet alleen door de verbale vorm. Opgemerkt moet dan ook worden dat de laatste verbindingen niet in de passieve structuur omgezet kunnen worden: naast ‘het regent’ is ‘er wordt geregend’ niet mogelijk; evenmin als ‘er wordt gespeeld’ omgezet kan worden in ‘het speelt’. Zelfs de bijzondere toepassing van de onpersoonlijke ‘actieve’ verbinding met het zoals ‘het ritselt in de struiken’, is niet om te bouwen in het passief: er wordt geritseld in de struiken.’ Daarentegen wel: Er werd met papier geritseld (verzwegen levend subject). De eventueel mogelijke verbinding ‘er werd hard gedonderd’ is dan ook niet de passivering van ‘het dondert’ (= het onweert), maar van ‘ze donderen (= donderjagen of ‘kabaal, rumoer maken’). Het verschil tussen de twee typen van onpersoonlijke verbindingen kan zo geformuleerd worden: in het ‘actieve’ type (het regent) is er geen agens, maar achter het passieve type (er werd gemompeld) verschuilt zich wel een | |
[pagina 215]
| |
agens, en dan speciaal een levend wezen of een meervoud daarvan, en dan nog meer speciaal een of meer menselijke wezens. In deze omschrijving schuilt meteen een beperking van de gebruiksmogelijkheid: alleen werkwoorden die menselijk ‘handelen’ of ruimer ‘activiteit’ aanduiden kunnen in deze onpersoonlijke structuur worden toegepast. Ten opzichte van de transitieve werkwoorden in actieve vorm is er een voor de hand liggende tweede beperking: de onpersoonlijke verbinding is alleen mogelijk met werkwoorden, die in het actief zonder object kunnen worden gehanteerd. 18. Opvallend is het nu dat deze subjectloze passieve constructie ook en zelfs veelvuldig wordt gebruikt met werkwoorden die in de actieve vorm normaliter intransitief fungeren: de taalgebruiker past dan de intransitieve passieve constructie dus niet toe om te intransitiveren maar om de voorstelling van zaken ‘onpersoonlijk’ te maken, dat wil zeggen om de handeling of menselijke activiteit als een ‘gebeuren’ in de gegeven tijdstrap zonder meer op zichzelf te stellen. Vergelijk: Er wordt over ons gemompeld daar buiten Fr. 11 - Maar ze was nog geen seconde weg, of er werd gebeld. H. 141 (vgl. de bel ging) - Zo, er wordt hier hard gewerkt, zei d'Ailleurs die geruisloos binnenkwam. W. 53 - Er werd gelachen om de kwinkslag van een dikke vrouw met een volle tas. M. 75 (vgl. er klonk gelach). Naast zulke subjectloze passieve vormen kan men nu wel die met een onbepaald actief subject plaatsen, zoals men of iemand of in populaire taal ze, de mensen, en dergelijke. Maar die concrete vorm is in bepaalde omstandigheden niet aantrekkelijk. De theoretisch acceptabele, grammaticaal juiste syntactische structuur als ‘daar belt iemand’ of ‘men fluistert’ richt toch teveel de aandacht op de aanwezigheid van een of meer personen die de handeling verrichten, terwijl de passieve vorm daarvan in de gegeven situatie volledig abstraheert; ook al blijft het theoretisch waar, dat deze passieve vorm alleen bruikbaar is voor menselijk handelen. De verbindingen zijn daarom niet semantisch identiek. Aan de andere kant moet worden vastgesteld, dat door het onpersoonlijke intransitieve karakter van de subjectloze verbinding de aard van de passieve structuur is aangetast: het is een schijn-passief ge- | |
[pagina 216]
| |
worden, een passief alleen voor de vorm, niet naar de interne structuur. Zolang men nog het passief subject als ‘verzwegen’ kan beschouwen en dus zonodig semantisch kan aanvullen, heeft men nog enig recht om van een ‘beknopte’ passieve constructie te spreken, bv. Er werd (veel) gegeten en gedronken. - Er werd niet(s) gegeten. - Maar bij de passivering van op zichzelf intransitieve werkwoorden, zoals ‘er werd gelachen’ is de passieve constructie louter geformaliseerd ter wille van een nieuwe functie: de onpersoonlijke voorstelling. Er heeft met andere woorden een verschuiving plaatsgevonden op het functioneel-syntactische vlak: naar analogie van de beknopte, semantisch ‘transitieve’, passieve verbinding ontstaat de semantisch intransitieve, schijn-passieve vorm als nieuwe figuur voor een schakering van onpersoonlijke voorstelling van gebeuren. Wellicht mogen we zelfs zo ver gaan, te zeggen dat in die onpersoonlijke voorstelling de zgn. semantisch transitieve verbinding samenvalt met de intransitieve. In de zin: Er werd luid gezongen en gedanst - zijn ze broederlijk gecoordineerd en wordt aan geen ‘object’ of ‘verzwegen’ passief subject gedacht. Het syntactische type ‘er werd gevochten’ is een nieuwe handige vorm om in bepaalde omstandigheden niet alleen het actieve subject maar tevens de A4-objectsrelatie van de actieve verbinding kwijt te raken. Aan een verbinding als ‘er werd gelezen’ ligt dan ook niet een zgn. drieledige diepte-structuur ten grondslag, waaruit een bepaald object en een onbepaald subject af te leiden zou zijn, maar zij betekent zonder meer ‘de handeling “lezen” vond er plaats’. Evenzo mag de zin: ‘aan het graf werd niet gesproken’ niet gelijk gesteld worden met ‘niemand sprak aan het graf een woord’ - maar duidt aan: aan het graf vond de handeling spreken (dwz. houden van een toespraak) niet plaats. Juist omdat de subjectloze passieve vorm niets meer te maken heeft met de objectsrelatie van de transitieve verbinding, kan men hem ook toepassen op verbindingen die weliswaar geen direct object (A4) vragen, maar wel met een andersoortig object (A5) worden aangevuld. Dat object blijft eenvoudig als praepositie-object in de passieve vorm zonder subject staan: Er werd hartelijk om die kwestie gelachen. - Over die zaak werd niet meer gesproken. | |
[pagina 217]
| |
19. In dit verband moet even aandacht besteed worden aan het binnendringen van er waardoor voor de subjectloze passieve constructie een stereotiepe vorm is ontstaan: Er werd gelachen, er werd geklopt. Het optreden van er is niet gebonden aan de subjectloze passieve constructie; het komt ook voor in de passieve constructie zonder actief subject: Er werd een optocht gehouden. - En zelfs in de volledige passieve structuur: Er werd door hem rapport uitgebracht. Maar ook in de actieve vorm is dit er een bekend en soms noodzakelijk element, speciaal namelijk in geïnverteerde verbindingen met een onbepaald subject, in enkel en meervoud: Er stond iemand in de trein - Er liepen mensen op straat. We hoeven hier niet in details in te gaan op de syntactische omstandigheden in alle genoemde structuur-mogelijkheden, waardoor het gebruik van er wordt bevorderd of bepaald. Belangrijk is in dit verband speciaal de toepassing in de subjectloze passieve verbinding. Wel is het van belang daarbij even te herinneren aan het onderscheid tussen pronominaal en adverbiaal gebruik. Zo heeft er de functie van pronominaal (voorzetsel)-voorwerp (A5) in zinnen als: Er werd niet meer over gesproken. Maar in de zin: Er werd hartelijk om die zaak gelachen’ of om de parallellie nog te verduidelijken in: Er werd niet meer over die kwestie gesproken’ heeft er geen directe relatie meer met het werkwoord: het object is zelf aanwezig in de vorm van een voorzetsbepaling (om die zaak, over die kwestie). Dit oorspronkelijk adverbiale er is in de grond van de zaak ‘localiserend’ in ruime betekenis: het suggereert althans het ‘milieu’, de plaats of tijd, waarin de onpersoonlijke handeling of het gebeuren gedacht wordt. Nog ruimer toegepast en geformuleerd: er suggereert dat het onpersoonlijke gebeuren plaats vindt in ruimte of tijd. In de passieve verbindingen met een onbepaald passief subject staat er graag in de aanloop, ter vermijding van de rechte woordschikking met het onbepaalde grammatische subject: Er moesten invoerrechten worden betatald, M. 46 - Er werden speciale gebeden gezegd voor de joden in de kampen. M. 65 - Ook negatief: Er werden hier in de laatste jaren geen huizen meer bijgebouwd. Ook met een geïncorporeerde groep als passief-grammatisch sub- | |
[pagina 218]
| |
ject: En er wordt ons bericht, dat men het schreeuwen der kinderen nog drie of vier dagen na de begrafenis kon horen, vB. 141. Met een secundair element in de aanloop staat er achter set Vf, maar het kan ook wegblijven: Op de 25ste februari werd (er) juist weer zo'n vergadering gehouden. C. 46 (Vergelijk met noodzakelijk er als A5: Toen werd er weer zo'n lange vergadering over gehouden.) - Nog in 1895 werden (er) bij een begrafenis van een koning in Nigeria tientallen offers gebracht. vB. 141 - Na lang delibereren werd (er) besloten, dat hij een winkel in fijne vleeswaren zou beginnen. Dwingender nu wordt de toepassing van er in de verbindingen zonder passief en dus zonder grammaticaal subject. Een zin namelijk alleen bestaande uit verbum finitum van worden en een participium (wordt gelopen) is idiomatisch-syntactisch in het Nederlands niet mogelijk. Wanneer er nu geen ander secundair of inhaerent element in de verbinding wordt opgenomen, is het gebruik van er noodzakelijk, gewoonlijk aan het hoofd van de zin: Er werd gebeld. Bij inversie: Gebeld werd er. Ook wanneer wel een ander element wordt toegevoegd maar dit niet in de aanloop wordt geplaatst is er in de kop van de verbinding onmisbaar: Er werd bij die gelegenheid niet gedanst. Plaatst men echter dat derde element zelf in de aanloop, dan vervalt de noodzaak van het gebruik van er. Vergelijk: Bij die gelegenheid werd niet gedanst. - Nog iets viel Uliner op: boven zijn hoofd werd voortdurend gelopen. V. 35 - Om die kwestie werd hartelijk gelachen. - Ook in geïncorporeerde groepen: Dan zie je dat overal planmatig wordt gewerkt. vdB. 2 - Ze hielden bijeenkomsten, waar dan gediscussieerd werd over een bepaald onderwerp. Toch dringt er met uiterst vervaagde betekenis zich ook op in zinnen, waarin het volgens de gegeven regels niet strikt noodzakelijk is. Naast de reeds gegeven voorbeelden met passief subject, staan dan zinnen zonder passief subject; niet ongewoon zijn in gesproken taal zinnen als: Dan zie je, dat er overal planmatig wordt gewerkt. - Bij die gelegenheid werd er niet gedanst. - Over die kwestie werd er niet langer gepraat. - Boven zijn hoofd werd er telkens gelopen. - Uit dit alles zou men kunnen afleiden dat er de plaats gaat innemen van het grammaticale subjekt. Men mag niet zeggen dat er daarmee ook | |
[pagina 219]
| |
passief subject is geworden in de subjectloze structuur, want die term duidt onmiskenbaar op een semantisch-syntactische relatie, die ook ten grondslag ligt aan de actieve vorm met A4-object. En die relatie kan nooit bestaan tussen er en bijvoorbeeld dansen. Bovendien treedt hetzelfde er op in verbindingen waarin wel een passief subject aanwezig is: er werden liederen gezongen. Hoogstens kan men stellen, dat in de subjectloze passieve verbinding het semantisch lege er voor het taalgevoel de neiging vertoont te fungeren als ‘loos’ grammaticaal subject, zoals het in ‘het regent’. Curieus is uiteraard dat in het duits het neutrale pronomen als grammatisch subject is toegepast: es wird getanzt. 20. Tenslotte moeten we nog even terugkomen op de mogelijkheden, dat in de intransitieve passieve verbinding toch het omschreven actief subject wordt toegevoegd: Door ons werd die avond niet gespeeld. - Naast: In de machinefabriek van het Hoendiep wordt gestaakt. - Door alle arbeiders van de machinefabriek wordt gestaakt. Het is duidelijk dat door die toevoeging het ‘onpersoonlijk’ karakter van de voorstelling wordt verzwakt. Formeel ontbreekt wel het grammatisch subject in de verbinding maar functioneel is de handelende persoon aanwezig. Hier komen dus twee facetten van het begrip ‘onpersoonlijke verbinding’ met elkaar in conflict. Deze ‘complete’ intransitief-passieve verbinding is qua zakelijke inhoud gelijk aan de intransitief actieve verbinding en beide staan dus syntactisch-stilistisch in dezelfde onderlinge verhouding als de complete transitief-passieve tot de volledige passieve constructie. De keuze tussen beide synoniemen wordt dan ook uiteraard beheerst door semantisch-stilistische factoren; bv. tegenstellende nadruk op het actief subject: door ons werd die avond niet gespeeld. - door alle arbeiders werd gestaakt. - of behoefte aan een abstraherende vorm, eventueel ook aan een bredere, ritmisch aantrekkelijke zinvorm. Is er zo'n aanleiding niet, dan heeft de passieve constructie geen werkelijke reden van bestaan, een uitspraak die evenwel niet aan een grammatische regel is te binden. Intussen karakteriseren de drie of zelfs vier verschijningsvormen van het ‘passief’ de grote syntactische souplesse van dit ‘genus’: | |
[pagina 220]
| |
vooral in de mogelijkheden tot het weglaten van één of beide subjecten schuilt zijn eigen syntactische én stilistische waarde. | |
V. Syntactische mogelijkheden tot passivering21. De vraag nu of een bepaald werkwoord in het passief kan worden gebruikt, is niet los te maken van hetgeen in de voorafgaande paragrafen is uiteengezet. Daar is gebleken, dat de grammaticale term ‘passief’ als aanduiding zogenaamd van een verbaal genus, een verzamelnaam is voor drie of zelfs vier typen van syntactische structuur, die formeel overeenkomen door de aanwezigheid van het hulpwerkwoord worden (c.q. zijn) in combinatie met een participium perfecti van een ander werkwoord en die semantisch-functioneel tot op zekere hoogte wel verwant zijn, maar in bepaalde opzichten aanmerkelijk verschillen. Vooral het subjectloze type heeft als onpersoonlijke verbinding functioneel een zo eigen karakter, dat er nog slechts in formele zin van ‘passief’ kan worden gesproken. Ook het tweede type distancieert zich niet slechts formeel elliptisch van het volledige type door het ontbreken van een actief subject in de verbinding, maar verschilt daarvan functioneel door vervaging van de objectsrelatie en in bepaalde omstandigheden door overgang naar de mediale functie. Bij de vraag of een werkwoord passief kan worden gebruikt, moet dan ook steeds overwogen worden, in welk of welke van de beschreven typen dat mogelijk is. En dit hangt begrijpelijker wijze weer samen met de syntactische potenties van het betrokken werkwoord in de actieve vorm en met de betekenissen die het daarin aanneemt. Een paar voorbeelden kunnen dit nader toelichten. 22. Het werkwoord lopen, dat in eerste instantie als intransitief te boek staat en dus voornamelijk in het objectloze grondtype A en zijn varianten gebruikt wordt, kan in beginsel op grond van die syntactische potentie in het subjectloze passieve type worden toegepast, althans voor zover in het actieve gebruik een menselijk wezen als actief subject kan gelden, bv.: Boven zijn hoofd werd voortdurend gelopen. - Over deze pasgegoten cementen vloer mag in de eerste dagen nog niet worden gelopen. Toevoeging van een onbepaald omschreven actief subject heeft alleen zin om stilistische redenen, bijvoorbeeld | |
[pagina 221]
| |
vanwege onderscheidende nadruk op dat subject: Over deze vloer mag door niemand worden gelopen. Bij het ontdekken van voetsporen is denkbaar de uitroep: Kijk, hier is door iemand gelopen! Maar in de gesproken taal ligt de concrete actieve vorm meer voor de hand: Kijk, hier heeft iemand gelopen! Een bepaald omschreven actief subject komt voor deze passieve structuur nauwelijks in aanmerking, al is theoretisch mogelijk: Door ons is hier (niet) gelopen. - Hier is door ons (niet) gelopen. - in plaats van: Wij hebben hier (niet) gelopen. - Hier hebben wij (niet) gelopen. Toevoeging van inhaerente adverbiale bepalingen bemoeilijkt in sommige gevallen de toepassing van de onpersoonlijke passieve vorm of maakt die beslist onmogelijk. Met ‘heen en weer’ gaat het goed: Er werd druk heen en weer gelopen - Met weg of heen gaat het bepaald niet; ook vrijwel niet in combinatie met hulpwerkwoorden als mogen en kunnen, die anders vaak het gebruik van de passieve constructie bevorderen: geen idiomatisch Nederlands is: Er werd weggelopen. - Er werd door iemand (of niemand, allen etc.) weggelopen. - Er mag niet worden weggelopen. Evenmin zijn idiomatisch in het passief om te zetten ettelijke verbindingen met een inhaerente voorzetselbepaling, al of niet gestereotipeerd, bv.: in het oog lopen - in de gaten lopen - in de val lopen - tegen de lamp lopen - te hoop lopen. Daarentegen wel: Daar mag (kan) niet overheen worden gelopen. - ook in figuurlijke zin. Verbindingen met een adjectivisch element in de functie van praedicatief attribuut zijn ook niet idiomatisch passiveerbaar. Eventueel theoretisch te ‘genereren’ zinnen als: Door kinderen mag hier los gelopen worden. - of: Hier mag los worden gelopen - zijn idiomatisch bepaald onaanvaardbaar. Normaal is: Kinderen mogen (kunnen) hier (niet) los lopen - of figuurlijk: Hij kan nog niet los lopen. Met een adverbium van graad is tegen passief gebruik in het subjectloze type minder bezwaar: Er werd hárd gelopen. Naast zulke volslagen intransitieve gebruikswijzen van lopen staan combinaties met substantieven zonder praepositie, die duur, afstand, de weg waarlangs, of een resultaat aanduiden en die in bepaalde opzichten voor het taalgevoel het karakter van een SVf A4-structuur | |
[pagina 222]
| |
aannemen. Voor de hand ligt dan de vraag of ze in het passief zijn om te zetten en welke positie dan dat substantief inneemt. De duurbepaling vertoont, naar ik meen, weinig neiging tot passivering; vergelijk: Er werd drie uur gelopen - Er werd nog enkele minuten (door)gelopen. In zulke passieve verbindingen wordt dus de tijdsbepaling niet ervaren als of aangezien voor passief subject. Wel vindt transitivering plaats bij toevoeging van in, maar dan gaat inlopen betekenen ‘lopend inhalen’ en ontstaat de SVf A4A7-structuur waarin het tijdselement geen duurbepaling meer is: Hij liep drie seconden in. - In de laatste ronde werden die drie seconden volledig ingelopen. Wat de bepaling van afstand betreft, met enige reserve lijkt acceptabel: Eerst wordt (er) vijf kilometer gelopen, daarna 10 minuten gerust. Nog wat vlotter loopt de combinatie met moeten en kunnen: Er moet nog een heel eind gelopen worden. - Deze afstand kan gemakkelijk in drie kwartier worden gelopen. Dubieus blijft het in deze verbindingen, of het substantief dat de afstand aangeeft reeds als grammatisch en dus als ‘passief’ subject fungeert dan wel, of we niet veeleer te maken hebben met het intransitieve type zonder subject, onder toevoeging van een substantivische adverbiale afstandsbepaling. De singularis van het verbum finitum in ‘Er moest nog drie kilometer worden gelopen’ wijst daarop, al steekt hierin geen strikt bewijs, omdat telwoord + substantief (kilometer zonder meervoudsuitgang) als eenheid van afstand en dus als singularis kan fungeren. De pluralisvorm van het verbum finitum in: Deze afstanden kunnen respectievelijk in drie kwartier en een uur gelopen worden - wijst daarentegen juist op de overgang naar het transitieve type: lopen gaat dan betekenen ‘lopend afleggen’. Vergelijk ook zonder hulpwerkwoord: Deze afstanden werden in een klein uur gelopen (= afgelegd) - Er wordt geen stap meer gelopen. - Nu wordt (of worden) nog een paar (enkele) passen gelopen. Intussen moet worden opgemerkt, dat de aanvaarding van ‘deze afstanden’ als grammaticaal subject in de passieve zin nog geen stringent bewijs inhoudt voor de overgang van dezelfde bepaling tot passief object in de actieve zin: ze liepen deze afstanden in een half uur. De ontwikkeling in de passieve structuur | |
[pagina 223]
| |
kan zich heel wel zelfstandig voltrekken, los van de interne relaties in de eventuele actieve vorm. De weg waarlangs wordt gelopen komt nauwelijks voor transitieve passivering in aanmerking, tenzij een perfectiverend (en transitiverend?) adverbium wordt toegevoegd: Die lange weg moest in een half uur worden (af)gelopen. - Combinaties met inchoatieve adverbia lenen zich daarentegen weer minder goed voor passieve behandeling: een weg oplopen - een zijpad inlopen - berg op berg af lopen - Ook een stereotiepe verbinding als trappen lopen is niet goed hanteerbaar in het passief. Hetzelfde geldt voor allerlei vaste combinaties met substantieven die een ‘resultaat’ of ‘doel’ omschrijven, zoals: een blauwtje lopen (vgl. wel: een verkoudheid oplopen, klappen oplopen) - (het) gevaar lopen - risico lopen - boodschap(pen) lopen. Bij college lopen zijn er twee mogelijkheden, de intransitieve, waarin substantief en werkwoord in feite één samengesteld woord vormen: er werd slecht collegegelopen - en de transitieve, met een meer zelfstandig object: deze colleges moeten regelmatig worden gelopen. (invloed van ‘bezoeken’ is denkbaar). Volledig gestereotipeerd is ook de combinatie storm lopen. Wellicht was aanvankelijk de passieve vorm mogelijk in de oorspronkelijke betekenis: op de zware muren van de vesting werd storm gelopen. - waarin echter het fungeren van storm als subject betwijfeld mag worden wegens het ontbreken van een lidwoord en eventueel toevoegen van een adverbium van graad: er werd hevig storm gelopen. In de tegenwoordig geldende figuurlijke betekenis is passief gebruik uitgesloten. Merkwaardigerwijze is in de plaats daarvan voor de onpersoonlijke voorstelling wel gangbaar de ‘actieve’ vorm met het onpersoonlijke voornaamwoord het: Het liep storm bij de opening van die zaak. Het loopt er storm. (Niet: er werd bij die opening storm gelopen). In de verbinding met een zakelijk object en een praedicatief attribuut als resultaat van de handeling (SVf A4A6) is passivering eigenlijk alleen goed mogelijk in het perfectum: Hij liep zijn schoenen kapot.- Zijn schoenen zijn (waren) helemaal kapot gelopen. Uiteraard nadert deze passieve perfectische vorm de SVf A1-structuur, waarin ‘kapot gelopen’ als praedicaatsnomen zou fungeren. (Vgl. § 3). | |
[pagina 224]
| |
Misschien is ook in een geïncorporeerde groep denkbaar: Ik wil niet hebben, dat die schoenen helemaal kapot worden gelopen. Een persoonlijk object komt bij lopen alleen voor in combinaties met adverbiale bepalingen. De vraag is dan meermalen of het object als passief (A4) of als actief (A3) moet worden opgevat. De uitdrukking ‘iemand tegen het lijf lopen’ laat zich niet in het passief ombouwen, althans in idiomatisch Nederlands. Bij ‘iemand van de sokken lopen’ gaat het echter gemakkelijker, omdat deze verbinding tendeert naar de SVf A4A6-structuur, zoals ook: iemand omver lopen. Bezwaarlijk is de passieve constructie bij ‘iemand achterop lopen, iemand op zij lopen (= naast iemand komen lopen), iemand achter de hielen lopen, en zulke verbindingen waarin ‘iemand’ meer of minder als ‘actief’ element fungeert. Naar mate het taalgevoel daarvoor afzwakt, is theoretisch passief gebruik mogelijk. Daarentegen is in gangbaar Nederlands nu reeds acceptabel: Hij werd (achter)na gelopen (door straatjongens). En de verbinding ‘Hij werd op zij gelopen’ heeft de specifieke betekenis van ‘hij werd door het lopen van een ander op zij geduwd’ en fungeert dus op het SVf A4A6-schema. 23. Naast dit vrij gecompliceerde beeld van een op zichzelf toch eenvoudig intransitief werkwoord stellen we nu een paar voorbeelden van transitieve werkwoorden. Uiteraard ligt door het gebruik van het eerste type, de zgn. volledig passieve constructie met passief en actief subject voor de hand als tegenhanger van de SVf A4-structuur in het actief. Ten opzichte van een werkwoord als maken is tegenover ‘Wie heeft dit beeld gemaakt?’ - mogelijk en stilistisch gangbaar: ‘Door wie is dit beeld gemaakt?’ Zo ook: De eerste goal werd gemaakt door Jansen. En zonder actief subject, in abstraherende toepassing: In deze fabriek wordt uitsluitend kaas gemaakt (= gefabriceerd). - Van die optocht werd veel werk gemaakt. Daar staat tegenover dat maken niet in het derde passieve type, zonder passief subject, kan worden gebruikt, omdat het in het actief niet zonder object kan; een vorm ‘er wordt gemaakt’ is op zichzelf onbruikbaar, er moet altijd een element aan toegevoegd worden: er werd herrie gemaakt, er werd rechtsomkeert gemaakt, er werd muziek gemaakt, er werd pret gemaakt. | |
[pagina 225]
| |
Dubieus is het dan weer of de toegevoegde substantieven als grammatisch subject ervaren worden, ze vormen een zo nauw semantisch geheel met het vrijwel lege werkwoord maken, dat ze daarmee samen één verbaal begrip omschrijven: haast maken is ‘zich haasten’, maar reflexieve verbindingen zijn niet in het passief om te zetten, zodat de ‘passieve vorm’ naast (‘men moet zich haasten’) is: er moet haast gemaakt worden. Aan zulke verbindingen kan een praepositie-object worden toegevoegd, ook in het passief: Van zijn goedheid werd meermalen misbruik gemaakt (vgl. zijn goedheid werd misbruikt). - Er werd geen melding gemaakt van zijn afwezigheid (vgl. zijn afwezigheid werd niet vermeld). - Vergelijk: Er werd korte metten met hem gemaakt (in plaats van: er werden korte metten met hem gemaakt). Verder zijn er allerlei stereotiepe verbindingen die niet gemakkelijk in het passief zijn om te zetten of althans in de practijk in die vorm nauwelijks voorkomen: een vrouw het hof maken, toilet maken, opgang maken. Het werkwoord maken wordt dikwijls gebruikt in de SVf A4A6-structuur: iets kapot maken, etc. Wanneer het object een persoon is, wordt de passieve constructie, die overigens heel goed mogelijk is, ongebruikelijk, omdat de SVf A1-structuur meer voor de hand ligt: Dat maakt mij verdrietig - Daardoor word ik verdrietig (gemaakt). En in het perfectum liever: Daardoor ben ik verdrietig geworden - dan: daardoor ben ik verdrietig gemaakt. Als het actief subject ook een persoon is, kan nog gelden: Door wie is hij zo boos gemaakt? Maar de constructie zonder actief subject is moeilijk te accepteren. Beslist onbruikbaar is de passieve vorm met maken als het object een geïncorporeerde groep is: Hij maakte, dat z'n neef spoedig weer op vrije voeten kwam - Het kind maakte dat het wegkwam. Het laatste voorbeeld is trouwens mediaal (reflexief) en alleen daarom al niet vatbaar voor de passieve constructie. Soortgelijke resultaten levert een onderzoek naar de passiverings-mogelijkheid van verbindingen met het ‘transitieve’ werkwoord nemen. Allerlei verbindingen, waarin behalve een A4-object ook nog een inhaerent vierde element voorkomt zijn in het passief om te zetten, zoals: iets ter hand nemen - iets in de hand nemen, iets in over- | |
[pagina 226]
| |
weging, in gebruik, in ogenschouw, in aanmerking nemen, etc., verbindingen dus die een stereotiep karakter hebben in een overdrachtelijke betekenis. Opmerkelijk echter is dat nemen in de drieledige structuur (SVf A6) in de concrete betekenis ‘(vast)grijpen’ en ook in de gespecialiseerde betekenis van ‘nuttigen’ niet of nauwelijks in de passieve vorm is te hanteren, althans niet in de volledige vorm. Naast: hij nam zijn hoed - is niet acceptabel: zijn hoed werd (door hem) genomen - naast: In dat restaurant nemen we een kopje koffie - niet: werd een kopje koffie genomen maar wel gedronken. Bepaalde stereotiepe uitdrukkingen zijn ook niet of slecht in het passief om te zetten, zoals: de benen nemen - z'n intrek nemen - rust nemen - z'n toevlucht nemen tot - het nauw nemen met iets - Het toepassen van de theoretisch mogelijke passieve vorm op zulke verbindingen geeft een geforceerde of soms een komische indruk, omdat door de passivering de woordcombinatie haar oorspronkelijk concrete betekenis herneemt: toen werden de benen genomen. Merkwaardig is de vooral juist in het passief gebruikte uitdrukking: In die winkel word je genomen (= afgezet, bedrogen) - naast de populaire vorm: daar nemen ze je, pas maar op! - Tenslotte een werkwoord dat zowel transitief als intransitief wordt gebruikt, bijvoorbeeld steken. In transitief gebruik zijn velerlei passieve constructies mogelijk, vergelijk: Het kind werd door een bij gestoken. - Er werd een mes tussen z'n ribben gestoken. - Ik werd met een speld telkens in mijn been gestoken. - In deze streken wordt geen turf meer gestoken. - Voor het bouwen van een eenvoudige hut werden plaggen gestoken. - Het horloge werd in z'n zak gestokenGa naar voetnoot*). - Er is veel geld in die zaak gestoken. Ook stereotiepe uitdrukkingen laten zich omzetten: Er werd een spaak in het wiel gestoken - Er werd een stokje voor gestoken - De boerderij is in brand gestoken - De hoofden werden bij elkaar gestoken - Met hem werd herhaaldelijk de draak gestoken - De armen werden uit de mouwen gestoken. Maar reflexieve uitdrukkingen laten dat niet toe: Z'n neus ergens in steken - Iets bij zich steken - Zich in schulden steken - Zich aan iets steken. En ook sommige transitieve | |
[pagina 227]
| |
verbindingen zijn niet of moeilijk te passiveren vanwege een bijzondere betekenisovergang. De wond steekt mij (= veroorzaakt stekende pijn) - De zon stak hem. - Die opmerking steekt mij (= beledigt, kwetst me). Blijkbaar veronderstelt de passieve vorm van steken speciaal een levend wezen als actief subject. Dubieus lijkt mij: Ik ben door die brandnetels gestoken. - liever: ik heb mij aan die brandnetels gestoken. - hoewel de intransitieve vorm: brandnetels steken - heel wel gangbaar is. En ook de intransitieve passieve vorm: Er werd gevochten en (met messen) gestoken. Moeilijk is steken als intransitief werkwoord passief te gebruiken: van wal steken, onmogelijk: in een verkeerde huid steken - evenals de combinatie met blijven: ergens in blijven steken. 24. Met de gegeven voorbeelden moge ik volstaan, om duidelijk te maken dat het gebruik van de passieve vorm niet berust op een automatisch transponeren van de actieve naar de passieve constructie, of op een eenvoudige toepassing van bestaande syntactische regels. Er is hierbij een complex van factoren in het spel, syntactisch, idiomatisch, semantisch en stilistisch, wisselend in verband met de spreek- of schrijfsituatie, maar ook met de aard van het betrokken werkwoord. Intussen zijn toch uit de voorgaande beschouwingen wel enkele ‘regelmatigheden’ af te leiden, die wellicht door nader onderzoek zijn te preciseren en uit te breiden. Daartoe kan men het best uitgaan van de drie beschreven passieve structuren, om af te tasten welke actieve structuurtypen daarin zijn om te zetten. In het bestek van dit artikel moet ik mij beperken tot enkele grote lijnen en daarop aansluitende notities. Voor een deel zijn zulke regels ook wel reeds algemeen bekend, maar het is nuttig ze hier dan nog eens aan het einde van mijn beschouwing te formuleren. a) In de eerste plaats geldt de bekende regel, dat de pseudo-passieve vorm zonder grammatisch subject (type: Er wordt gebeld = iemand belt - of: Er wordt gefluisterd = men fluistert of sommigen fluisteren) alleen gevormd kan worden met werkwoorden die in het actief met de aanduiding van een of meer personen als subject kunnen worden verbonden. Als aanvullende regel moet daar aan worden toegevoegd dat dit in beginsel alleen mogelijk is voor werkwoorden, die in het | |
[pagina 228]
| |
actieve perfectum met hebben worden vervoegd, dus niet voor werkwoorden die met zijn worden geperfectiveerd. Deze aanvullende restrictie is specifiek van belang voor de onderscheiding van intransitieve werkwoorden. Vandaar dat men van werkwoorden van beweging of verplaatsing, zoals lopen, rijden, varen, zwemmen, vliegen, wandelen, hinken, springen etc., waarvan men het actieve perfectum met hebben vormt, zoals hij heeft ge lopen, gereden, gevaren, etc., zinsvormende groepen kan maken als: er werd gelopen, gereden, gevaren, enz.; Maar dat men dit niet kan doen met werkwoorden als komen, gaan, vallen, zinken, struikelen, slippen, wijken, zwenken, omdat daarvan het actieve perfectum luidt: hij is gekomen, gegaan, gevallen, gezonken, enz.Ga naar voetnoot4). Hetzelfde geldt dan bij combinatie van genoemde werkwoorden met perfectiverende adverbia, zoals uitglijden (hij is uitgegleden) tegenover het simplex glijden (hij heeft gegleden - dus ook: er werd gegleden) of de in § 22 gereleveerde tegenstelling tussen weglopen (hij is weggelopen) en heen en weer lopen (hij heeft heen en weer gelopen en dus ook: er werd heen en weer gelopen), of met praedicatieve attributen als los en vast (hij is vastgelopen). En zodra dan ook zulke bewegingswerkwoorden verbonden worden met een doelaanwijzende bepaling, houdt de mogelijkheid tot passivering op: hij liep naar huis, maar niet: er werd (door iemand) naar huis gelopen. Op overeenkomstige wijze is de regel van toepassing op intransitieve werkwoorden, die in mediale zin een zich voltrekkende verandering van of in of aan het levende subject aanduiden, zoals groeien, sterven, huwen (hij is gegroeid, etc.) of ook op werkwoorden die op andere wijze perfectief of mediaal fungeren, bv. schrikken (hij is geschrokken - en niet: er werd (door iemand) geschrokken), slagen (hij is geslaagd), herademen (hij is herademd), herleven (hij is herleefd), verbleken, verouderen, etc. | |
[pagina 229]
| |
Ongetwijfeld hangt deze regel samen met het feit, dat de perfectische vorm voor het transitieve passief ook met het hulpwerkwoord zijn wordt gevormd, zodat blijkbaar deze homonimie vermeden wordt: Hij is geslagen - tegenover hij is geslaagd - wel: er wordt geslagen, maar niet: er wordt geslaagd. Het duidelijkst blijkt het bij werkwoorden die zowel ‘echt’ transitief als ‘echt’ intransitief worden gebruikt, zoals herstellen: de zieke herstelt - en hij herstelde de fout - de passieve vorm ‘hij of het wordt hersteld’ kan alleen transitief geïnterpreteerd worden, maar ‘hij is hersteld’ fungeert intransitief en niet passief, maar in de B-structuur. De vorm ‘er wordt hersteld’ is niet mogelijk. Intussen wordt de aangeduide regelmaat toch weer doorkruist door werkelijke of schijnbare uitzonderingen of wellicht door fijnere nuancen van semantisch-syntactische aard, die enigszins moeilijk onder woorden zijn te brengen. Een wezenlijke uitzondering vormen werkwoorden van rust, zoals: zitten, liggen, staan, hangen, waarvan het actieve perfectum wel met hebben wordt vervoegd (hij heeft gezeten, etc.), maar waarvan de pseudo-passieve constructie toch niet goed mogelijk is: er werd gezeten, gestaan, etc. Misschien hebben stereotiepe verbindingen voor een duratieve voorstelling ‘hij is gezeten’ (= hij zit) hierop invloed. Of anders is wellicht de ‘onregelmatigheid’ te beschouwen als een idiomatische ongewoonte, tenzij men zou kunnen waarmaken, dat de pseudopassieve vorm eigenlijk alleen kan voortkomen bij werkwoorden, die een concrete handeling of een duidelijke activiteit omschrijven, maar niet bij werkwoorden die het verkeren in een (lichamelijke) toestand aanduiden. Men moet hierbij altijd blijven bedenken, dat een grammatische regel afgeleid wordt uit de taalpractijk en in vele gevallen niet berust op logische mogelijkheid of onmogelijkheid of op een absoluut sluitende semantiek. Bovendien is het ‘proberen’ of een combinatie van woorden in een bepaald syntactisch patroon mogelijk is altijd een wat gevaarlijke bezigheid, omdat men niet altijd direct alle mogelijkheden in het semantische vlak kan overzien. Dat geldt vooral in dit geval, waarbij we opereren met het drievoudige passieve patroon van ‘er wordt gebeld’. Zo heeft een werkwoord als sukkelen of strompelen wel een perfectum met hebben (hij heeft lang gesukkeld - hij heeft gestrom- | |
[pagina 230]
| |
peld), maar een pseudo-passieve vorm is van zulke werkwoorden niet te vormen. Wellicht mogen we ter verklaring zeggen, dat zulke werkwoorden ook in de actieve vorm feitelijk nooit geconstrueerd worden met een onbepaald of algemeen geldend subject: iemand of men sukkelt, strompelt. Aan een passieve vorm daarvoor is daarom in de taalpractiijk geen behoefte en zulke passieve toepassingen liggen daarom niet in de taalervaring, waarop het zgn. taalgevoel grotendeels berust. Wel wordt de mogelijkheid tot passivering van zulke werkwoorden wat opener wanneer zij met een syntactisch element worden uitgebreid, bv. men heeft met die kwestie lang gesukkeld: hiermee werd of is lang gesukkeld. Maar dan heeft sukkelen bovendien een overdrachtelijke betekenis aangenomen. Daarentegen is een verbinding als ‘hij is weg of naar huis gestrompeld’ niet passiveerbaar in overeenstemming met de gestelde regel. Nu durf ik niet te beweren, dat deze beschouwing een strikte verklaring of regel inhoudt, temeer omdat verschillende andere intransitieve werkwoorden, die niet zo'n concreet-waarneembare betekenis hebben en ook met het hulpwerkwoord hebben in het actief worden vervoegd, toch ook maar moeilijk of helemaal niet in de passieve vorm kunnen worden gehanteerd, zoals debuteren, falen, fungeren, duizelen, blozen (kleuren = een kleur krijgen). Merkwaardig is, dat soms de perfectische passieve vorm eerder acceptabel lijkt, dan de praesentische of imperfectieve (vgl. bij kapot lopen in § 22), eventueel vooral met uitbreiding van de verbinding: toen is er noodlottig bij het zoeken naar een oplossing gefaald (i. pl. v.: toen heeft men...gefaald); en misschien zou men ten aanzien van een openbare vergadering, waarin verscheidene debutanten optreden, kunnen zeggen: er werd op zeer uiteenlopende wijzen en met verschillend resultaat gedebuteerd. - hoewel het verre van fraai nederlands idioom blijft. Onmogelijk lijkt mij in ieder geval een zinvormende groep als: er werd geduizeld, gebloosd, getrild, etc. - tenzij met een humoristische bedoeling. Dat komisch effect houdt dan tevens in, dat ‘het eigenlijk in normaal nederlands niet kan’, niet zozeer vanwege de ‘logica’, als wel vanwege de ongewoonte. Of komt het mede, doordat | |
[pagina 231]
| |
zulke werkwoorden slaan op een mediaal gebeuren, waarvoor een concreet waarneembaar subject nodig is? b) Eenvoudiger ligt nu de zaak met transitieve werkwoorden: zij worden immers met hebben vervoegd in het actieve perfectum. Hier draait daarom de kwestie om een ander facet: slechts die werkwoorden laten behandeling in de passieve constructie zonder passief subject toe, die ook in het actief hanteerbaar zijn zonder vermelding van het object, bv. er werd gelezen, gesproken, gekookt, gegeten, gedronken, etc.; maar niet: er werd bedacht of uitgedacht, omdat evenmin voorkomt: hij bedacht of hij dacht uit, zonder uitgedrukt object. Bij de toepassing van deze regel bestaat echter weer meermalen idiomatische onzekerheid of stilistische vrijheid, zodat bij de formulering van mogelijkheden ten opzichte van bepaalde werkwoorden de nodige voorzichtigheid moet worden betracht. Het in § 23 behandelde werkwoord nemen vraagt uiteraard om een object, en komt daarom nauwelijks voor in de tweeledige actieve structuur ‘hij neemt’ en daarom ook niet in de subjectloze passieve structuur: er werd genomen. Toch is een bekende bijbelse uitdrukking: God heeft gegeven en Hij heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd. En in een gegeven situatie zou wellicht mogelijk zijn: er werd gegeven en er werd genomen - of in de combinatie met modale hulpwerkwoorden: er moet worden gegeven en genomen. c) De onder a en b geformuleerde regels zijn in het algemeen ook van kracht ten opzichte van de passieve vorm met een omschreven actief subject maar zonder passief subject. De keuze van die vorm ligt, zoals we tevoren hebben betoogd in het stilistisch vlak, en behoeft hier geen verder commentaar. d) De passieve vorm met aanwezigheid van een passief subject is uiteraard beperkt tot verbindingen met transitieve werkwoorden. Dat wil echter niet zeggen, dat alle transitieve verbindingen in actieve vorm omzetbaar zijn in het passief. Meermalen is de passieve vorm zonder actief subject beter aanvaardbaar dan de volledige structuur. Algemeen bekend is de kwestie ten opzichte van hebben en zijn synonieme aanduiding van een bezitsrelatie: bezitten; maar ook de verbindingen met bevatten, behelzen, inhouden zijn niet vatbaar voor de passieve con- | |
[pagina 232]
| |
structie. Men heeft naar aanleiding daarvan de vraag gesteld of het derde element in verbindingen als ‘hij heeft (bezit) een eigen huis’ nog wel als ‘passief object’ mag worden aangemerkt. De kwestie is meer amusant, dan syntactisch gewichtig. Men kan de twist proberen te ontwijken door de hele term ‘passief object’ te vermijden en alleen te spreken van A4-object. In ieder geval meen ik, dat het niet juist zou zijn de aard der objecten in te delen naar het criterium van passiveerbaarheid. Er zijn nog ettelijke andere gevallen, waarin een A4-object optreedt en de verbinding toch niet in het passief kan worden gebruikt. De verbinding ‘ik spreek hem vanmiddag’ of ‘ik zie hem vanmiddag nog wel’, of ‘ik ontmoette hem bij die gelegenheid’ laten zich niet of zeer moeilijk in het passief hanteren en toch zou ik het object daarin A4-object willen blijven noemen, zo niet passief of direct object. Bij werkwoorden van waarnemen met de zintuigen ligt de zaak zeer subjectief: verbindingen met actief object zijn zeldzaam; ze zijn eerder in de verleden tijd of het perfectum te vormen, dan in het praesens, en dan nog weer eerder met de derde persoon dan met de eerste of tweede persoon. Zinnen als ‘de man wordt door mij gezien’ lijkt me idiomatisch en stilistisch onmogelijk, meer acceptabel is in een bepaalde situatie wellicht: de man werd gezien door de boswachter. Vergelijk evenzo horen. Verbindingen met mogen, willen, moeten, kunnen met een object laten zich niet in het passief gebruiken, hetzij dit object een geïncorporeerde groep is, een intransitieve infinitiefgroep, een anaphorisch pronomen of soms een substantivisch object (bv. ik mag die kerel niet). De verbinding ‘die dingen zijn hier niet gewild’ fungeert in het B-type, met ‘gewild’ als praedicaatsnomen. Passiveerbaar is wel de verbinding met zulke werkwoorden als bij de transitieve infinitief een object is geïncorporeerd: ik mag dat niet zeggen: dat mag door mij niet gezegd worden. En aan de verbinding ‘ik kan dat niet’ is onder toevoeging van doen een soortgelijke passieve vorm te geven: dat kan door mij niet gedaan worden. Verbindingen met een etymologisch verwant object, zoals z'n gang gaan, een harde dood sterven, verzetten zich tegen passief gebruik, in overeenstemming trouwens met het feit, dat ze met zijn worden geperfectiveerd (hij is zijn gang gegaan). Niet passiveerbaar zijn stereotiepe verbindingen met het vaak ondefineer- | |
[pagina 233]
| |
bare ‘object’ het: hij schreeuwde het uit van pijn - hij krijgt het op z'n zenuwen; daarentegen toch wel met maken. Het werd me wel moeilijk gemaakt. (Je maakt het mij wel moeilijk). Moeilijk valt de passivering van verbindingen met sommige op zichzelf intransitieve werkwoorden van richting, die door een adverbium worden getransitiveerd’: hij ging de kamer binnen. Een moeilijk geval is ook een verbinding als ‘ik verblijdde hem met die mededeling’; de zin ‘hij werd door die mededeling verblijd’ fungeert eerder in de inchoatiefperfectieve B-structuur, dan dat we hier van passief kunnen spreken; en de zin ‘ik werd door hem verblijd met dit bericht’ lijkt mij nauwelijks idiomatisch aanvaardbaar. Verder zijn er ettelijke overdrachtelijke, min of meer stereotiepe verbindingen die zich niet lenen voor passief gebruik omdat dan het werkwoord zijn oorspronkelijke betekenis op hinderlijke wijze herneemt. Bekend is tenslotte de kwestie rondom het A3-object dat overgaat in A4-object; hier kan de omzetting in het passief min of meer als criterium voor de transitivering worden gehanteerd, bv. hij volgde mij - ik werd door hem gevolgd - tegenover: hij ontsnapte zijn vervolgers - wel echter: ik werd door hem ontlopen, ontweken; hoewel, dunkt me, zulke passieve vormen zeldzaam zijn in het gewone taalgebruik. Een volledige opsomming van alle wel of niet passiveerbare structuren met een A4-object zou thans te wijdlopig worden. De bedoeling is alleen duidelijk te maken, dat lang niet alle verbindingen voor passief gebruik in aanmerking komen. Strikte regels zijn vaak niet te geven. e) Tenslotte nog wel een paar strikte regels: onpersoonlijke verbindingen en infinitief-constructies, behalve de boven genoemde met modale hulpwerkwoorden, zijn niet in het passief te hanteren; ook reflexieve verbindingen verzetten zich van nature tegen passivering. Een eventueel denkbare passieve vorm van een variabel reflexieve verbinding zoals ‘zij werd door zichzelf gewassen’, behoort in het taalgebruik zeker wel tot de uitzonderingsgevallen. Zelfs verbindingen met een normaal A4-object, die door een praepositiebepaling zijn gereflexiveerd, zoals ‘hij haalde het ding naar zich toe’ zijn niet in de passieve structuur om te zetten.
Groningen Van Es |
|