Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 84
(1968)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
Looc en derivaten‘Die noch onder den A.B.-naers leert en behoeft den gramaticam niet. Maer wel die zo verde zyn gecomen, te weten in dat looc’. Zo luidt in het Leidse manuscript met copieën van door Coornhert geschreven brieven de tekst van brief 152. Dr B. Becker heeft in zijn Bronnen (brief 54, p. 306 in.) het woord ‘looc’ beschouwd als een verschrijving van de notoir slordige copiist en het door ‘banck’ vervangen. Ten onrechte m.i. Coornhert betoogt, dat de christen ‘ordentelyck van onderen of’ moet beginnen ‘met de lesse van ootmoedigh ende zachtmoedich van herte te werden. So..comen wy in den licht Godes. Daer eerst worden wy bequaem om hoger lessen..te verstaen’. Het beeld wordt ontleend aan het schoolbedrijf. Zonder kennis van de letters is een grammatica van geen nut. ‘Maer zo dese A.B.-naer den meester bade om..kennisse der letteren ende daer vlyteiick in arbeide door 't middel daertoe dienende, dats een A.B.C.-boeck in den handen ende ogen te hebben, dat over te zeggen enz., dese soude..bequaem worden tot het verstaen van de gramatica ende die door 't lezenGa naar voetnoot1) ten lesten leren mogenGa naar voetnoot2). ‘In dat looc’ betekent: ‘in die klas’, n.l. waarin men de grammatica (van het Latijn) leert, na in de ‘ordo alphabetariorum’Ga naar voetnoot3) lezen en schrijven machtig te zijn geworden. Naast het meer bekende ‘schola’, ‘ordo’ en ‘classis’ vindt men ‘locus’ voor klas. Men spreekt van ‘in tertio loco’ staan, van ‘in septimo, in sexto’ zitten; van, na gedaan examen, ‘die bequaem syn een loock doen opgaen’. In een Gouds schoolprogram van pl.m. 1520 heet het: ‘Die int III en IV loken sitten, horen een deel Gryxe brieven,...die in III loken sitten, een poeet int Gryx die Theocritus hiet’. In Delft heeft een oorkonde uit 1460 ‘sitten inder schoelen in loco sexto et supra’ en hoort men in 1559 van ‘ses classen ofte locaten’Ga naar voetnoot4). In Delft ook kent men in de periode 1538-1555 de benaming locaetgeld voor een kleine bijdrage | |
[pagina 117]
| |
die de leerling aan zijn klasseleraar verschuldigd is, als basis voor diens met de rector overeengekomen salaris; de rector zelf ontvangt een viermaal zo groot locaetgeldGa naar voetnoot5). Locus betekent plaats, en wel in een reeks. Bijv. Tacitus, Ann. I 74, waar aan de keizer wordt gevraagd ‘Quo loco censebis?’ en wordt bedoeld: als eerste of na anderen. Heeft men een bepaald onderwerp afgehandeld, dan is voor een ander onderwerp ‘ordine proximus locus’ (Quintilianus, Inst. or. 7.3.36). Bij een spel komt de ‘locus seu turnus per ordinem proiciendi’ aan ieder der spelers volgens toerbeurt (Du Cange V. 135). De reeks kan ook oplopen. Dan spreekt men van ‘unusquisque..in suo loco et ordine’ (J.F. Niermeyer, Mediae Latinitatis Lexicon Minus 8 (1960) 746 s.v. ordo = état, classe de la société; op locus ontbreekt daar de bet. klas). Aan de tekst bij Coornhert speciaal herinnert Quintilianus, die in zijn bekende, door auteurs van paedagogica-didactica van de 16e eeuw veel gebruikte handleiding zegt: ‘Primus in eo, qui scribendi legendique adeptus erit facultatem, Grammatici est locus’Ga naar voetnoot6), het eerste stadium bij de jongen, die het schrijven en lezen onder de knie heeft gekregen, is dat van de grammaticaleraar. Zo moet het begrip locus = klas zijn ontstaan. Of men het begrip meer ‘horizontaal’ neemt: plaats in een rij, dan wel ‘verticaal’: plaats op | |
[pagina 118]
| |
een ladder, in ieder geval is het abstract, en men dient, als men de overgang van locus naar look en loke wil verklaren, locus wel nader te definieren, en look als ‘afgesloten ruimte’ abstract te nemen; wat bij het in het WNT gegeven voorbeeld: ‘Wat dunckt gy van die man? Hoort hy niet mede in onse loock?’ zeer goed mogelijk is - het betekent m.i. meer ‘klasse’ dan ‘klas’. In ieder geval zeker wel niet: afgesloten klasselokaal. Men zat n.l. in één ruimte, op verschillende bankenGa naar voetnoot7). In Monnikendam worden in 1625 de leerlingen, ‘soo haest als se het Latyn wel connen lesen ende redelyck schryven..op een hooger banck geset ende tot een ander Classem gepromoveert.., daertoe de praecepta grammatices..geoeffent werden’Ga naar voetnoot8). Duidt op deze gelijkstelling van bank en klas (cf. dr. Becker's coniectuur) nog het Zuidnederlandse shibbolet ‘Jan zit te Roermond op de vierde klas’? Het Goudse ‘int III loken’ lijkt de verdietsing van ‘in tertio loco’. Eerst bij het Delftse locaet, dat los is geraakt van locus, zou ik willen denken aan mn. loketGa naar voetnoot9) en aan een meer afgesloten lokaal. Wellicht is locaetgeld in de Delftse schoolwereld het equivalent van het ‘plaatsengeld’ in de kerk en te zien als een (tijdelijke) bijdrage van de leerlingen ter bestrijding van de kosten van uitbreiding of verbouwing, waarbij de school in lokalen werd verdeeld. Archiefvondsten zouden dat moeten bevestigenGa naar voetnoot9a). In Rotterdam spreekt een document uit pl.m. 1520 van een voorgenomen ‘Reformatio camere scholastice’ en wel de ‘extensio eiusdem usque ad trabem sequentem’, uitbreiding van de ‘schoolkamer’ tot de eerstvolgende balk, niet van indeling in meer lokalenGa naar voetnoot10). | |
[pagina 119]
| |
Rest, de woorden loken, locaetGa naar voetnoot11) en locaetgeld voor te dragen voor opneming in het woordenboek, samen met enkele andere termen uit de schooltaalGa naar voetnoot12).
Rotterdam N. van der Blom |
|