Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 60
(1941)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
De dichter van ‘Bouwheers Welleven’ KatholiekToen Jacobsen ‘Bouwheers Welleven’ in zijn ‘Carel van Mander’ aan Spieghel toeschreef, deed hij dit vooral vanwege het op den landman slaande vers: Waalt hy van Heer, hy waalt van Evangely nietGa naar voetnoot1).
Jacobsen trok uit dit vers de conclusie, dat de dichter het oude geloof trouw gebleven was. Knuttel bestreed deze mening in dit TijdschriftGa naar voetnoot2). Hij schreef: ‘... de beteekenis van dezen regel wordt een heel andere dan Jacobsen aannam, wanneer wij weten dat hij met ongeveer twee derden van het gedicht ontleend is aan het eind van den derden dag van de Eerste Weke van de Salluste du Bartas: Et changeant de Seigneur ne change d'Evangile.
Spieghel den strijdbaren protestant Du Bartas vertalend, men kan het zich moeilijk voorstellen,’ zoo zei hij, en vast leek, door deze verwijzing, te staan, dat de dichter van ‘Bouwheers Welleven’ protestant geweest is. Vergelijking van de plaats in ‘Bouwheers Welleven’ met die van Du Bartas kan, naar het mij voorkomt, tot een andere gevolgtrekking leiden. Die van Du BartasGa naar voetnoot3) luidt aldus: ‘Il ne passe és grands Cours ses miserables ans:
Son vouloir ne depend du vouloir des plus grands:
Et changeant de Seigneur ne change d'Euangile.
Sur un papier menteur son mercenaire stile
Ne fait d'une formy un Indois Elephant
(... volgen drie verzen met herinneringen aan mythologische figuren) | |
[pagina 303]
| |
Ains vivant tout à soy, servant Dieu sans peur,
Il chante sans respect ce qu'il a sur le coeur’.
Die in ‘Bouwheers Welleven’:Ga naar voetnoot1) ‘Hij brengt zijn leven niet in 't Hof ellendigh over/
Zijn wil en hangt niet aan het willen van zijn grover/
Noch met gheld omghekocht/ misbruyckt hy niet vol list
Zijn hoog begaaft verstant/ tot schijndeugts kercken twist/
Om door nieu waangeloof/ 't vreedsaem Godsvolck te scheuren/
Om t' oopnen slands en ziels vyand/ d' stads en 's herts deuren
Waalt hy van Heer/ hy waalt van Euangely niet/
Zijn huerlings-stijl en schrijft vleyboeck noch leugenlied/
Hy maeckt van muggen kleyn geen Oliphanten machtigh/
Maer levende sich selfs/ en dienend' Godt aendachtigh/
Is self zijn hof/ zijn gunst/ zijn Heer/ die gants oprecht/
Singt/ sonder aensien/ 't geen hem boven 't herte leght’.
Knuttel's onderstelling, dat de herkomst van de genoemde regel uit het gedicht van den Protestant Du Bartas uitsluit, dat ‘Bouwheers Welleven’ door den Katholiek Spieghel is geschreven, zou juist zijn, wanneer de dichter zich in de bovenvermelde passage tot het vertalen van Du Bartas bepaald had. Echter is dit niet het geval. Hij vertaalt Et changeant de Seigneur ne change d'Evangile
wel letterlijk, maar verandert de betekenis der passage door vóór die regel vier regels in te voegen: Noch met gheld omghekocht/ misbruyckt hy niet vol list/
Zijn hoog begaaft verstant/ tot schijndeugts kercken twist/
Om door nieu waangeloof/ 't vreedsaem Godsvolck te scheuren/
Om t' oopnen slands en ziels vyand/ d' stads en 's herts deuren,
en uit die ingevoegde regels blijkt nu, dat de dichter van ‘Bouwheers Welleven’ niet protestant, maar katholiek was. De boer, zegt hij, behoeft niet, zoals de hoveling, ter wille van zijn stoffelijk bestaan, zijn verstand te misbruiken door in | |
[pagina 304]
| |
naam der deugd kerktwist te doen ontbranden en het vreedzaam volk van God uit een te scheuren door ‘nieuw waangeloof.’ Nieuw waangeloof: dat kon, toen en op die plaats, niets anders betekenen dan het protestantse. De zin van de bedoelde regel is dan: verandert de vorst zijn geloof, wordt hij protestant, de boer heeft er niets mee te maken: hij gaat zijn gang en behoudt het zijne. De dichter van ‘Bouwheers Welleven’ neemt het, voor mijn gevoel, dus wel degelijk op voor het oude geloof, en al moge het om andere redenen onwaarschijnlijk zijn, dat Spieghel het gedicht schreef, - het gebruiken van een passage uit Du Bartas mag tot de gronden daarvoor niet langer gerekend worden, daar de dichter diens betoog opzettelijk gewijzigd heeft. Tevens is door het katholiek karakter der behandelde passage afdoende bewezen, dat ‘Bouwheers Welleven’ niet van Ph. van Borsselen kan zijn, in wiens ‘Strande’ (zie het Klinckdicht, waarmee het wordt opgedragen en vers 285) anti-katholieke uitingen voorkomen.
m.a. koolen | |
OnderschriftDe door mej. Koolen aangehaalde regels waren mij niet ontgaan en trouwens ook reeds door Jacobsen aangevoerd. Het is duidelijk dat zij een opvatting als die van hen beiden toelaten en op het eerste gezicht schijnen te eischen. Maar m.i. moet men daarbij toch wel over een en ander heenstappen: de katholieke dichter die juist op dit punt den strijdbaren protestant Du Bartas navolgt; de om het geloof uitgewekenen van wie de Helicon uitging, die doodkalm van schijndeugt en waangeloof laten spreken; een hervormde macht die als 's lands | |
[pagina 305]
| |
vyand wordt beschouwd, juist om de onderscheiding van 's ziels vyand blijkbaar een buitenlandsche, maar welke dan? Werd ook niet het evangelie juist van hervormde zijde vooropgeschoven? Ik geef toe dat het nieu waangeloof en het scheuren bij mijn opvatting groote moeilijkheid geven. Zou het ook kunnen dat een doopsgezinde scheuring (misschien van locaal karakter) beklaagt door het calvinisme teweeggebracht? 't Vreedsaem Gods volc klinkt nogal doopsgezind en d' stads en 's herts deuren zouden dan als gevolg voor een derde macht kunnen opengaan. Ook dit blijft een gissing en er is voor het standpunt van mej. Koolen een en ander te zeggen, maar dat zij ‘het katholiek karakter... afdoende bewezen’ heeft kan ik geenszins toegeven.
j.a.n. knuttel |
|