‘Congruerende voegwoorden’
Het artikel van Van Haeringen over congruerende voegwoorden (Ts. 58, 161 vlg.) geeft materiaal uit hedendaagse dialecten en uit het Middelnederlands. Het ligt voor de hand dat ook de Hollandse spreektaal van de 17de eeuw vormen als azze, datte, enz. zal hebben gekend; maar ze zijn, zover ik weet, tot dusver nog niet gesignaleerd. Ook Van Ginneken noemt ze niet in zijn studie over De Vervoeging der onderschikkende voegwoorden en voornaamwoorden (Onze Taaltuin VIII, blz. 1-11; 33-41). Als kleine aanvulling geef ik hier enig materiaal uit onze Hollandse kluchten, uit Bredero en uit een 17de-eeuwse klucht van J.F. Vijgh, Jaep Rontvoet (gedrukt te Hoorn, 1645), een klucht die verschillende Westfriese eigenaardigheden vertoont. Deze vbb. zullen te vermeerderen zijn, al is mijn indruk dat ze in de geschreven kluchtentaal niet zo heel veel voorkomen. - De vbb. van Bredero die ik hier geef, hebben, naar 't mij schijnt, een bewust-stilistische waarde. De tweelettergrepige vormen asse en datte willen, evenals het herhaalde seyse, de zeurige verhaaltrant helpen karakteriseren (vgl. Van Haeringen, p. 161, die dit element of motief in de keuze tussen as en azze enz. niet noemt).
De Symen sonder Soeticheyt begint met een lange monoloog van Symen, waarin hij onmiddellijk zijn ‘zalighe besje’ (vs. 1) sprekend invoert. Ik haal daaruit aan vs. 11-18 met enkele cursiveringen; het zoetig-lyzige komt hier, naar ik meen, duidelijk uit:
De suynicheyt die weet wat, o kynts! seyse, wy hebben so dick evast,
En wy hebben van ons leven, seyse, niet eensjes in noch uyt egast,
Wat haest hadden wy, en assewe dan, seyse, eens moss'len koockten,