'n Kleine terechtzetting
In Ts. 59, 78, schijn ik niet duidelik genoeg te zijn geweest, zodat Van Haeringen eruit kon opmaken dat ik de ‘congruentie’ der voegwoorden nu anders verklaar dan vroeger. Ik zie de zaak zó. Waar azzə, azn̥ of dgl. alleen vóór 't pron. gezegd wordt, daar volstaat mijn verklaring; waar het ook gezegd wordt als 'n subst. volgt, daar houd ik dat, met Ter Laan, voor jongere uitbreiding van 't gebruik.
w. de vries