Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 54
(1935)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
‘Op de eerste plaats’In zijn suggestief artikel over ‘Romaanse invloed door Zuidnederlandse bemiddeling’Ga naar voetnoot1) had dr. C.B. van Haeringen geschreven dat de uitdrukking in de eerste plaats, naast het door Katholieken gebruikte op de eerste plaats, ‘een navolging van fr. en premier lieu schijnt te zijn, al kan ook het voorbeeld van in (de) plaats van hebben meegewerkt’. Onlangs.Ga naar voetnoot2) heeft Prof. Gerlach Royen zijn instemming met deze hypothese betuigd, en hij schijnt niet ongeneigd haar, door middel van een ‘gallicisties in’, uit te strekken tot andere uitdrukkingen waarin op en in naast elkander worden gebruikt; vragenderwijs noemt hij in ‘sekundair-uitheems’ en op ‘primairinheems’; tot besluit van zijn artikel geeft hij een lijst van verbindingen waarin, aan Nederl. op, in het Frans dans, à of en beantwoordt. Zowel tegen van Haeringen's onderstelling als tegen de uitbreiding die P. Royen eraan heeft gegeven, heb ik bezwaar. Indien men speciaal voor in de eerste plaats Franse invloed zou willen aannemen, dan zou men tussen twee mogelijkheden moeten kiezen: òf deze uitdrukking is een direkte vertaling van en premier lieu, maar dat zou wel zeer verwonderlijk zijn waar het gaat om een gedachte-complex dat niet bepaald Frans isGa naar voetnoot3) en waarnaast trouwens de echt-Nederlandse zegswijze op de eerste plaats bestaat; òf het betreft de wijziging | |
[pagina 237]
| |
van een voorzetsel naar het model van een Franse uitdrukking, maar indien deze aanpassing misschien zou kunnen voorkomen in de taal van mensen voor wie, zoals in België, zowel het Frans als het Nederlands levende spraak is, in het Noorden pleit niets vóór zulk een verwisseling. En dat wij Noord-Nederlanders in de eerste plaats van onze Zuidelijke naburen zouden hebben overgenomen, is, dunkt mij, onwaarschijnlijk om deze reden dat die uitdrukking in het geheel niet specifiek Vlaams is. Maar ook al had men het recht in de eerste plaats als een ontlening te beschouwen, hoe ver zijn wij dan nog af van een ‘uitheems-in’ bij de reeks van verbindingen door P. Royen opgesomd, die met het Frans niets te maken hebben en die toch niet alle uit het Vlaams kunnen zijn overgenomen; van zulk een wijde werking van het Belgische Nederlands op het onze is mij altans niets bekend, en dr. Van Haeringen, blijkens het slot van zijn vermeld artikel, zal het ook wel met de generalisatie van zijn onderstelling oneens zijn. Trouwens, de vraag waarop het aankomt is: of in in de uitdrukking in de eerste plaats al of niet idiomatisch-Nederlands is. Ik geloof van wel.
In het Noord-Nederlands van onze dagen worden in en op vóór dezelfde of zinverwante substantiva gebruikt, en zij vertonen dan, voor zover zij, niet ‘de beweging naar’, maar ‘de rust op’ aanduiden, de volgende verschillen van betekenis: 1. Van plaats. a. ‘Bovenop - binnen’: op een stoel - in een fauteuilGa naar voetnoot1), op aarde - in de hemel (die wij van onderen zien), op zijn bed - in zijn bed (vergelijk hieronder op bed), op het hoofd slaan - een gat in zijn hoofd vallen, op de wagen - in de auto, op de deur - in het slot (zie beneden op slot), op de Middellandse Zee rondvaren - in de Middellandse Zee overviel ons een storm (namelijk ‘binnen het gebied van de Middel- | |
[pagina 238]
| |
landse Zee’)Ga naar voetnoot1), op Frans gebied - in (d.i. ‘binnen’) Frankrijk. Hierbij behoren, met figuurlijke betekenis: op zijn gemak, op water en brood. b. ‘Hoger - lager’: op de zolder - in de keukenGa naar voetnoot2), op bergen - in dalen. Hierbij behoren: op de kade, op de oever, Bergen op Zoom. c. ‘Open ruimte - besloten ruimte’Ga naar voetnoot3): op de Zoeterwoudse Singel, op de Laarderweg wonen - in de Havenstraat wonen, op een buiten - in een huis, op een dorp - in de stad wonen, op de Plaats (in den Haag), op het Plein - in de Veenestraat wonen, op het veld, land - in de tuin (oorspr. ‘omheining’). 2. Van tijd. ‘Tijdstip waarop - duur waarbinnen’: op de minuut - in een minuut, op die dag kwam hij - in één dag was hij gereed, op dit tijdstip - in dit tijdvak. Een biezondere plaats nemen in uitdrukkingen als op de wandeling, op de vergadering, op een partij, op de tocht, op reis, op zijn vlucht, op de jacht, waarin de betekenissen van ‘tijdstip’ en ‘duur’ dooreenlopen. Vergelijk: op reis kreeg hij een ongeluk - op reis droeg hij wollen klederen, op de vergadering nam hij opeens het woord - op de vergadering mag niet worden gerookt, op zijn vlucht werd hij gedood - op zijn vlucht was hij vergezeld door zijn zoonGa naar voetnoot4).
In de oude taal was de scheiding tussen in en op minder scherp: het Middelnederlands, zowel in Hollandse als Vlaamse teksten, kent in met de betekenis van ‘bovenop, op een hogere plaats, in een open ruimte’ en van ‘tijdstip waarop’, terwijl op voor ‘binnen’ wordt gebruikt; voorbeelden geeft Verdam's Woordenboek: | |
[pagina 239]
| |
1. a. in der eerden (‘op de aarde’), in ene columneGa naar voetnoot1), in 't hoofd slaan, in water en brood, in sijn gemac; nog bij Bredero in een stoep; b. in 't oever; c. in den weghe, in weghe en op zee, in een plein, in der plaetse (naast op die plaetse). 2. in Paeschdage (naast opten Paeschdach), in den derden daghe, in Zondage (naast opten Saterdach vóór Paschen), in die tocht, in der jacht, upt ander jaar (naast in t selve jaar), op een winter.
De moderne taal heeft dus een engere keus gedaan. Toch wordt ook daar op voor in, en omgekeerd, gebezigd in uitdrukkingen waarin de zuiver locale betekenis wijkt voor een andere. Wij onderscheiden de volgende gevallen: α. In verbinding met een woord voor een recipiënt of vaartuig (vergelijk het artikel van P. Royen) wordt dit woord na op meer soort- dan voorwerpsnaam en wordt dan ook meestal zonder lidwoord gebruikt: op kruiken, flessen (manier van aftappen) - in kruiken, flessen (waarin het vocht wordt bewaard), op fust - in vaten, hij heeft geld op zak - geld in zijn zak, hij ligt op bed (is moe of ziek) - hij ligt in zijn bed, op slot (gesloten) - in het slot, vaak op de trein zitten (reizen) - in de trein lees ik graag, op stal (niet in de weide') - in de stal. β. In verbinding met een ‘ruimte’ wijst op minder op de localiteit zelf dan op hetgeen waarvoor zij dient of wat er geschiedt: werken op de Bibliotheek - in de Bibliotheek rondlopen, hij is op een kantoor - de hele dag in een kantoor zitten, op het stadhuis vergaderenGa naar voetnoot2) - in het stadhuis zijn veel kamers, hij is al op school (reeds oud genoeg om te leeren), op school bij mijnheer X (die hem onderwijs geeft) - in de school staan veel bloemen, op straat (‘hij is altijd op straat’, ‘op straat | |
[pagina 240]
| |
spelen’, dus ongeveer ‘niet in huis’) - in de straat (hier is sprake van een bepaalde straat). γ. Het verflauwen van de locale betekenis vertoont in tegenover op in de volgende uitdrukkingen: op de plaats rust, op zijn plaats blijven - in zijn plaats (waar plaats de betekenis ‘plek’ heeft verloren)Ga naar voetnoot1), op de weg - iemand in de weg staan (d.i. ‘op iemands weg staan’, ‘hinderen’)Ga naar voetnoot2). Wij zijn hiermede aangeland bij de uitdrukking waaraan deze bladzijden zijn gewijd. Dat in de eerste plaats niet minder dan op de eerste plaats bij ons inheems is, blijkt uit het voorkomen van in, met de betekenis ‘bovenop’, in het hierboven reeds aangehaalde in der eerden, ‘op de aarde’, uit een Middeleeuwse Noord-Nederlandse tekst; wij zullen straks zien dat het Engels, voor plaats en weg, evenwijdig met het Nederlands gaat. In de bovengenoemde drie rubrieken berust het gebruik van op en in op het onbewust streven naar schakering der gedachte; de taal heeft deze verkregen door twee voorzetsels die oorspronkelijk dezelfde betekenis hadden, te differenciëren. De vraag hoe het komt dat de Katholieken ten onzent bij voorkeur op de eerste plaats zeggen, in plaats van in de eerste plaats, moet, dunkt mij, aldus worden beantwoord: omdat zij het Zuidnederlands taalgebruik volgen. Inderdaad vertoont de taal van Noord-Brabant en Vlaanderen met die van het Noorden enig verschil in het gebruik van in en op, ten gunste van op: Van plaats: op de vijver (Ned. Wk.), op gewijde aarde begraven (Royen); op de klas, op de prochie van Wormhout (Jacobs, Het Westvlaamsch, p. 248), op het Departement van de Leye (ibidem). Van tijd: op zes jaren, op een oogwenk, op een ommezien, op korte tijd, op drie kwartier (deze alle Ned. Wk.). Daarnaast in heter daad, in (of op) mijnen auwen dag (Teirlinck, Zuid-Oostvlaamsch Idioticon, i.v. op). | |
[pagina 241]
| |
Men ziet dat het Zuidnederlands een voorkeur voor op aan den dag legtGa naar voetnoot1), die waarschijnlijk maakt dat bij de keuze tussen op de eerste plaats en in de eerste plaats, in Brabant zowel als in Vlaanderen, de eerste zegswijze een voorsprong had. Het gaat hier niet om een uitsluiting van een ervan; beide blijven mogelijk; zo zien wij dat, naast het Zuidnederlands op gewijde aarde, ook wij op het kerkhof zeggen; het betreft hier alleen de, in het Noorden en Zuiden, niet altijd overeen-stemmende voorliefde voor een van beide. Het Engels vertoont, zoals wij reeds zeiden, bij de woorden voor weg en plaats eenzelfde parallelisme van voorzetsels als het Nederlands: the right man in the right place, keep one in his place, in place of (naast instead of) - on the spot; in the way (‘obstructing’, Pocket Oxford Dict.) - on the way (‘travelling to a place’). Als men bedenkt dat het Engels, daar waar way de overdrachtelijke betekenis van ‘wijze’ heeft, altijd in gebruikt (it is not in my way, in some way), dan ligt het vermoeden voor de hand dat, ook hier, bij in the way, in his place, het gebruik van in voor on in verband staat met een overgang van betekenis waardoor het begrip van ‘plek waarop’ verflauwt. Inderdaad geven, zowel in the way als in de weg staan, zowel in his place als in de eerste plaats aan way en place, weg en plaats een andere betekenis dan on the way en op zijn plaats blijven. Natuurlijk berust deze overeenstemming tussen het Engels en het Nederlands niet op navolging; wij hebben hier te doen met een uiting van de West-Europese geest, een dier treffende overeenkomstige verschijnselen in de syntaxis van Frans, Duits, Engels en Nederlands, die in elk dier talen voorkomen zonder dat aan ontlening valt te denken. In dit licht moeten wij dan ook de parallelismen bezien die het Frans met het Nederlands vertoont in het gebruik van dans (en, à) en sur. Terwijl in het algemeen sur ‘bovenop’, en dans ‘binnen’ betekent, | |
[pagina 242]
| |
wisselen ook deze voorzetsels op analoge wijze met elkander als dat bij ons en in het Engels het geval is. Zo kent de vroegere taal en in de zin van ‘bovenop’: en l'escu l'emporte; nog tegenwoordig casque en têete, un portrait en pied, en bicyclette (naar en voiture?), une rente en et sur les maisons assise. Met lieu, place: sur les lieux (plaatselijk), maar en son lieu et place, à sa place, en premier lieu; met chemin, route: il est toujours sur les chemins - dans un chemin montant et sablonneux six forts chevaux tiraient un coche (waar dans eerder de lange duur van de weg uitdrukt). Sur in de zin van ‘binnenin’ vindt men in de gemeenzame taal: Je ne l'ai jamais vu sur une voiture (nl. een auto, Tr. Bernard, Veillées du chauffeur, p. 16), en in avoir sur soi naast avoir dans sa poche hebben wij een geval als hierboven onder β, daar ook hier de eerste uitdrukking een algemener karakter heeft. In sur le champ naast il travaille dans son champ, is, evenals bij ons, de verandering van voorzetsel met de overdrachtelijke betekenis in verband te brengen; want al kent het Frans het onderscheid dat hierboven onder c voor het Nederlands is vastgesteld tussen een gesloten en een open ruimte (sur la place, sur la route, sur la plage naast dans la rue), toch is het begrip ‘open ruimte’ er minder uitgebreid dan bij ons (dans un village, à la campagne, dans les champs, dans sa villa).
j.j. salverda de grave. |
|