Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 54
(1935)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDoe als vrouwelijk pronomenIn Onze Taaltuin III, blz. 289-292 geeft Van Ginneken voor het zuiden van ons land een welkome aanvulling van mijn vroegere mededelingen omtrent ‘hartelijkheids’- en sexuele differentiatie bij de noordoostelijke pronomina doe en ie. Behalve in Drente en Twente [en Groenlo en Win- | |
[pagina 84]
| |
terswijk, door v.G. over het hoofd gezien, zie Teuthonista II, blz. 90] blijkt deze eigenaardige differentiatie nu ook nog in een vijfde enclave, nl. Weert, voor te komen. Ten opzichte van de beoordeling van het verschijnsel ontsluit v.G. echter een open deur met zijn bestrijding, waarvan ik de aanhef citeer: ‘Kloeke ziet hierin slechts een min of meer toevallig gebeuren: “in een niemandsland tusschen twee strijdende partijen beklemd”, maar mij komt dit ongelooflijk voor’ (blz. 291). Ik voeg er dadelijk aan toe: mij eveneens, gelijk reeds uit Tschr. XXXIX, blz. 273 blijkt. Van een ‘nieuwigheid uit louter toeval’ is daar immers geen sprake, precies het tegendeel. De woorden in Onze Taaltuin zijn helaas een sombere illustratie van v.G.'s, juist 24 blz. tevoren neergeschreven, pessimistisch oordeel, dat misverstand ‘véél véél vaker voorkomt, dan men gewoonlijk denkt’Ga naar voetnoot1). Mocht dat wat ik t.a.p. werkelijk heb geschreven soms nòg niet duidelijk genoeg zijn, dan leze men Teuthonista II (1926), blz. 90: ‘Wer Dialektkarten zu lesen gelernt hat, weiss, dass wir hier ohne Zweifel ein altes Relikt vor uns haben, das sich zwischen zwei kämpfenden Grossmächten sozusagen auf “Niemandsland” hat erhalten können’.
kloeke. |
|