Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 54
(1935)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Ingvaeonismen ook in Gouda?Op blz. 355 van het opstel ‘Zum Ingwäonismenproblem’Ga naar voetnoot1) is rekening gehouden met de mogelijkheid, dat aan de vormen uws bij Montanus en uys bij W.D. Hooft werkelijk een oorspronkelijk Zuidhollands uis (uus) ten grondslag ligt. Onlangs vond ik in een pamflet een nieuwe, hoewel niet ondubbelzinnige, aanwijzing in deze richting. In de ‘Samenspreking tusschen Twee Goudse Veer-Luy Iaap en Kees’Ga naar voetnoot2) is nl. sprake van uis Geurt voor ‘onze Geurt’. Van niet minder belang dan deze uis-vorm is trouwens het feit, dat de auteur onderscheid maakt tussen â- en ā-woorden. Zo schrijft hij: deerom (daarom), 2 × tweere (het waren), soo dree (zodra), deervan (daarvan), 2 × deer (daar), 'tseet (het zaad), 2 × leete(laten). De schrijver van het pamflet houdt het gebruik van de volkstaal helaas niet consequent vol, zodat er in een groot deel van de tekst niets meer van dialect te bekennen is. Maar een bewijs, dat de man zijn tongval zelf onzuiver sprak is dat allerminst: de inspanning zal hem te groot geworden zijn; ook thans verzekeren de beste dialectsprekers, dat het hun zo grote moeite kost hun dialect te schrijven. De ee-vormen bewijzen in dit geval m.i. de zuiverheid van het eigen dialect van den auteur, daar ze, zoals men ziet, uitsluitend gebruikt worden voor woorden met lange â. Als de schrijver er maar een slag naar geslagen had, zou men allicht ook eens een vergissing vinden. De vraag dient natuurlijk gesteld te worden, of de auteur wel werkelijk een Gouwenaar geweest is. Het kan zeer goed ook een Noordhollander geweest zijn, die toevallig Gouwenaars sprekend heeft ingevoerd. De uitdrukking ‘Goudse Veer-Luy’ | |
[pagina 83]
| |
kan trouwens nog dubbelzinnig zijn. Bedoelt de schrijver Gouwenaars van afkomst of kunnen het ook veerlui òp Gouda, maar in werkelijkheid geboren Amsterdammers zijn? Wanneer ‘Jaep’ spreekt van ‘hier op de Gouse stayger’ lijkt het me niet twijfelachtig, dat met ‘hier’ Amsterdam gemeend is. Maar anderzijds pleit enigszins voor het Zuidhollands karakter de vorm heyt voor ‘heeft’, die men over 't algemeen mag beschouwen als een vrij goed schibboleth voor de niet-Noord-hollandse kluchten. Indien het werkelijk vaststond, dat deze samenspraak het Goudse dialect weergeeft, zou het zo goed als zeker zijn, dat ook de Zuidhollandse volkstaal oorspronkelijk ingvaeoons gekleurd geweest is. Staat men echter skeptisch tegenover een ‘Goudse’ localisering, dan zal men toch niet achteloos aan deze samenspraak voorbij mogen gaan, maar de bovengenoemde taalvormen mogen beschouwen als een nieuw bewijs voor de veronderstelling, dar er in de 17de eeuw een schipperstaal met ingvaeoonse eigenaardigheden heeft bestaan, waarvan zich o.a. het maritieme gedeelte van de Amsterdamse bevolking tot in de 18de eeuw heeft bediend. Uit onze rijke pamflettenverzamelingen is dunkt me nog heel wat aanvullend materiaal te halen, dat van belang kan zijn voor de reconstructie van onze 17de-eeuwse dialecten. Voor een doctorandus met de nodige volharding ligt hier een mooie taak.
kloeke. |
|