Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 50
(1931)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Het woord ‘millioen’ in oude Nederlandsche rekenboeken.Het is onze bedoeling in dit artikel de inburgering van het woord ‘millioen’ in de Nederlandsche taal na te gaan aan de hand van eenige rekenboeken uit de zestiende en zeventiende eeuw. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat het woord ‘millioen’ door die rekenboeken in de taal zou zijn binnengedrongen. Het ‘Woordenboek der Nederlandsche taal’ (IX, col. 738, 1913) vermoedt, dat het, evenals andere woorden met oe als lioen, baroen, etc., reeds vroeg is overgenomen uit de levende taal in Noord-Frankrijk. Dit vermoeden wordt door dit onderzoek slechts bevestigd. Doch de taal der rekenboeken kan tot op zekere hoogte opgevat worden als een weergave van wat in de kringen van de kooplieden en soms ook der geleerden gesproken werd en daardoor kunnen zij juist voor woorden als ‘millioen’ een belangrijke bron van taalstudie zijn. Het ‘Woordenboek der Nederlandsche taal’ verklaart t.a.p. verder, dat het woord tot dusver niet in het Middelnederlandsch is aangewezen. Bij Kiliaen, in het Aanhangsel, heet het slechts: Milion, decies centum milia, millies mille, mille chiliades, vulgo millio’, hier blijkt het woord dus nog niet ingeburgerd te zijn. De oudste voorbeelden, die het ‘Woordenboek’ zelf van het gebruik geeft, zijn uit de Statenvertaling (Genesis), dus van omstreeks 1630, en de Holl. Merc. van 1654, 1655 en 1657. Verdam's ‘Middelnederlandsch Handwoordenboek’ (1911) heeft het woord ‘millioen’ opgenomen. Daaraan ontleent Frank-Van Wijk's ‘Etymologisch Woordenboek’ (1912), dat ‘millioen’ ook in het Middelnederlandsch voorkomt. Doch in Verdam's groot ‘Middelnederlandsch Woordenboek’ komt ‘millioen’ niet voor. Het is dus nog niet aangetoond, dat het in het Middelnederlandsch wordt aangetroffen. [Zie het Naschrift. Red.]. | |
[pagina 174]
| |
In de groote buitenlandsche woordenboeken kunnen wij voorbeelden van het gebruik van ‘millioen’ in de landstaal aantreffen, die tot het midden van de 14de eeuw gaan. Dit kan aangevuld worden met eenige voorbeelden, ontleend aan de jongste samenvattingen in de literatuur van de geschiedenis der wiskundeGa naar voetnoot1). Het woord was reeds ten tijde van Marco Polo († 1324) in Venetië in gebruikGa naar voetnoot2). De eerste wiskundige, die het gebruikte, was Maximus Planudes, een Grieksche monnik, die in 1327 gezant te Venetië was en omstreeks 1340 een Grieksch ‘Indisch Rekenboek’ schreef. Wij vinden het woord ook in het eerste gedrukte rekenboek, het z.g. rekenboek van Treviso (1478). Daarna komt het geregeld in Italiaansche rekenboeken voor, b.v. in dat van Peter Borghi (1484)Ga naar voetnoot3) en van Luca Pacioli (1494). Pacioli's boek, de ‘Summa’, genoot groote verspreiding, ook buiten Italië. In Frankrijk treedt het woord in een wiskundige tekst het eerst op bij Nicolas Chuquet (‘le Triparty en la science des nombres’). Deze tekst was in 1484 voltooid, doch is eerst 1880 gedruktGa naar voetnoot4), ze heeft echter in manuscript invloed uitgeoefend, o.a. op Etienne de la Roche, die in 1520 een rekenboek liet verschijnen, dat veel gebruikt is (‘Larismetique’, Lyon), en waarin ‘million’ voorkomt. Chuquet was niet de eerste in Frankrijk, die het woord overnam, doch hij heeft ook Byllion voor 1012, Tryllion voor 1018, verder Quadrillion, Quyllion, enz.; hij schijnt de uitvinder van deze benamingen te zijn. In Duitschland aanvaardden de rekenmeesters het woord | |
[pagina 175]
| |
‘millioen’ slechts met eenige aarzeling. Verscheidene vroege rekenboekjes hebben het niet, b.v. Köbel (1514), Grammateus (1518), Riese (1518), Rudolff(1526). In een ‘Exempelbüchlin’, dat Rudolff in 1530 uitgaf, vindt men ten slotte ‘million’Ga naar voetnoot1). In al deze landen ziet men het woord eerst in rekenboeken optreden, nadat het al op andere plaatsen was gebruikt. De rekenmeesters volgden blijkbaar reeds eenigermate bestaand spraakgebruik. Zij stonden evenwel veel dichter bij de spraakmakende gemeente dan de officiëele universiteitsgeleerden, die hun neus optrokken voor het nieuwe ‘slang’. Zoo laat tenminste de Engelschman Tonstall zich uit in zijn ‘De Arte Supputandi’, opgedragen aan Thomas Moore (1522)Ga naar voetnoot2). Hetzelfde deed Cardanus in 1537, en Cardanus was zelfs een ItaliaanGa naar voetnoot3). Het hoeft ons dus niet te verwonderen, dat Gemma Frisius, de Friesche astronoom en geodeet aan de Universiteit te Leuven, zich steeds vergenoegde met millena milia in de vele malen herdrukte ‘Arithmetica’ (eerste druk 1540)Ga naar voetnoot4). Sommige vertalers van dit werkje namen het woord ‘million’ echter wel op, b.v. Forcadel in zijn Franschen commentaar van 1585. Het schijnt dus, dat het woord ‘millioen’ zich sinds begin veertiende eeuw van Italië uit verbreidde, waarschijnlijk door het handelsverkeer, door de rekenmeesters geleidelijk overgenomen werd, doch in geleerde kringen nog diep in de zestiende eeuw als een onwetenschappelijke volksterm werd beschouwd. Wij kunnen dus wel zeker zijn, dat in Antwerpen onder | |
[pagina 176]
| |
Karel V het woord ‘millioen’ in gebruik was. Een representatieve rekenmeester uit die dagen was daar Valentin Menher. Inderdaad komt in diens rekenboek, waarvan wij een exemplaar van 1565 onder de oogen hadden, ‘million’ voorGa naar voetnoot1). Dit was evenwel in het Fransch, schoon de schrijver een Duitscher was. Voor dien tijd waren al reeds eenige rekenboeken in het Vlaamsch geschreven. Het oudste is van omstreeks 1510 en heet ‘Die maniere om te leeren cijfferen ende rekenen’, uitgave Willem Vorsterman, AntwerpenGa naar voetnoot2). Het bevat, evenals een boekje van 1527 dat vermoedelijk een herdruk isGa naar voetnoot3), slechts ‘duysentich dusent’. Ook in een boekje van v.d. Hoecke van 1537 komt ‘milioen’ niet voorGa naar voetnoot4). De eerste rekenboeken, in Noord Nederland en in het Nederlandsch verschenen, waren waarschijnlijk die van Creszfelt (1557), Pietersz (1567) en Helmduyn (1569)Ga naar voetnoot5). Creszfelt en | |
[pagina 177]
| |
Pietersz kwamen uit Deventer, Pietersz was onder Duitschen, Helmduyn onder Pietersz' invloed. Noch Pietersz, noch Helmduyn hebben ‘millioen’. Ook Raets (1580), een Maastrichtenaar, doch wiens boek te Antwerpen gedrukt wasGa naar voetnoot1), heeft slechts ‘duysentich duysent’. Stevin, de purist, schijnt eveneens het woord ‘millioen’ niet graag gebruikt te hebben, het ontbreekt althans in zijn Fransche ‘Arithmétique’ van 1585. De eerste Noordnederlandsche rekenboeken, die ‘millioen’ gebruiken, zijn van de hand van Fransche schoolmeesters. Zij kwamen meestal uit het Zuiden, en zochten een bestaan in de Noordelijke Nederlanden. Bernaert Stockmans, ‘Françoysche schoolmeester in de vermaerde Coop-stadt Dordrecht’ schreef een boekje in 1589. Indien de editie van 1609Ga naar voetnoot2) met die van 1589 overeenstemt, vinden we hier het eerst ‘millioen’. Dan komt Martin Wentsel van Aken, wiens boek zoowel in het Nederlandsch als in het Fransch verscheen (1594) en in Middelburg werd uitgegevenGa naar voetnoot3). En in 1600 verschijnt de eerste druk | |
[pagina 178]
| |
van de veel gebruikte ‘Arithmetica’ van Jacques van der Schuere van Meenen, rekenmeester en letterkundige, die in Haarlem leefdeGa naar voetnoot1). Tegelijkertijd treffen we het woord aan in het ‘Chijferboeck’ van Martinus van de Dijcke te AntwerpenGa naar voetnoot2), waarvan in 1600 zoowel een Vlaamsche als een Fransche editie verscheen. Na dien tijd blijft nog steeds een smaakverschil tusschen de rekenmeesters bestaan, zoodat b.v. Bartjens (sinds 1604)Ga naar voetnoot3) het woord vermijdt, doch Wilkens (1630) het wel bezigtGa naar voetnoot4). Bartjens was onder Pietersz' invloed. Willemsz, in 1616, heeft slechts ‘duysentmael duysent’, doch Coutereels, in 1626, heeft weer ‘millioen of duysent duysent’. | |
[pagina 179]
| |
Ongetwijfeld heeft de stap, die de Statenvertalers deden door het woord ‘millioen’ te aanvaarden, medegewerkt om het in breeder kringen van geleerden en onderwijzers het burgerrecht te verschaffen, die het waarschijnlijk al lang in kringen van kooplieden en andere leeken had. Conclusie: De eerste maal, dat ‘millioen’ in een Noordnederlandsch rekenboek wordt aangetroffen, is vermoedelijk bij Stockmans in 1589, zeker staat het bij Wentsel in 1599 en Van der Schuere in 1600. In hetzelfde jaar 1599 vinden we het in een Vlaamsch Antwerpsch boek van Van de Dijcke. Het woord kwam waarschijnlijk uit Italië via Frankrijk naar de Zuidelijke Nederlanden, waar het zeker in 1565, waarschijnlijk in 1550 in een Fransch rekenboek wordt gevonden (Menher). In de Noordelijke Nederlanden vond het woord niet zoo gemakkelijk ingang bij de leerboekschrijvers, misschien onder Duitschen invloed en door puristische neigingen. Evenmin vond het langen tijd genade in de oogen der humanisten, als Gemma Frisius (1540).
d.j. struik.
Massachusetts Institute of Technology Cambridge, Mass. | |
Naschrift.Kort na een, op verzoek van Dr. Beets ondernomen, vergeefsch onderzoek, in het apparaat voor het Supplement van het Mnl. Woordenboek (thans eigendom onzer Maatschappij, op hare Bestuurskamer bewaard), naar de bewijsplaatsen voor het opnemen van het woord millioen in het Mnl. Handwdb., vond ik, geheel toevallig, onder eigene aanteekeningen van anderen aard het volgende voorbeeld van het woord, dat weliswaar, wat den tijd betreft, niet tot het eigenlijke ‘Mnl.’ gerekend mag worden, maar toch zeker, zoowel wegens zijn ouden datum als om den verschillenden kring, waaruit het voorkomt - immers een gansch anderen dan die der ‘rekenmeesters’ - de aandacht verdient. Het is uit het gedicht | |
[pagina 180]
| |
‘Van den Hane op den EselGa naar voetnoot1), an Ionch. Dauid Pamelius, hooghbailliu van Pamele, anno 1559’, van den bekenden, in 1534 te Gent geboren schilder-dichter Lucas de Heere, dat te vinden is in zijn bundel: Boomgaerd der Poesien (Gent 1565), blz. 89: Ic zend u een groot milioen saluten,
Waren zi van gaud'; heurlieder virtuten
Zauden u moghen beter profiteren.
Ic en wil u uut de Schrift niet narreren,
Noch van Wlspieghel ooc, of Hildebrant:
Maer meinschen en sijn gheen Inghelen: want
Te Ghent resideren veel aduocaten enz.
Het gebruik (in oneigenlijke verbinding) van het woord in dit schertsend gedicht bevestigt m.i. op wenschelijke wijze de slotsom van den heer Struik, dat het woord omstreeks het midden der 16de eeuw in de zuidelijke Nederlanden - zeker wel uit Frankrijk afkomstig: De Heere heeft vóór 1559 een kunstreis door Frankrijk en Engeland gedaan -, in de algemeene volkstaal reeds vrij bekend geweest is; al werd het dan ook als rekenterm door de mannen der wetenschap nog geruimen tijd geschuwd.
Oestgeest, April 1931. j.w. muller. |
|