Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 48
(1929)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
Nennen, ninnen.Het door Van Buchell (zie boven, blz. 218) opgeteekende nennen voor: drinken is natuurlijk slechts een (in klank nauwelijks verschillende) variant van het in dezen vorm meer bekende ninnen, dat in het Ned. Wdb. IX 2021 in dezelfde beteekenis vermeld en met aanhalingen uit de 17de en 18de eeuw gestaafd is. Het is blijkbaar een stamelwoord uit de kindertaal, oorspronkelijk alleen gezegd van het drinken, het (zui g en van kleine kinderen - verg., in hedendaagsche, ‘fatsoenlijker’ kinder- of baker- (thans ‘verpleegster’- of ‘kraamverzorgster-’!)- taal, omgekeerd drinken voor: zuigen -, maan later ook, aanvankelijk in scherts, toegepast op het drinken, het zui p en, van volwassenen. Aan het in 't Ned. Wdb. gezegde kan thans, behalve Van Buchell's mededeeling, nog een en ander toegevoegd wordenGa naar voetnoot1). Het Afrikaansche Kaaphollandsch kent niet alleen mede nen(ne) als ww. in den zin van: zuigen, drinken - en, met de in creoliseerende talen bekende wisseling in functie der woorden, ook als znw. voor: zog, drank -, maar ook (misschien meer door inboorlingen gebezigd?) nenna voor: baker, minGa naar voetnoot2). Dit laatste woord nu is kwalijk te scheiden eenerzijds van bovengenoemd nenne(n), anderzijds van rom. nanna, ninna, nonna, in verschillende talen bekend met beteekenissen als: (groot)- moeder, min, baker, maar ook: wieg, inslapen enz.Ga naar voetnoot3). In het | |
[pagina 223]
| |
Westvlaamsch, althans op de Nieuwmarkt te Roeselare, is nenne weer gebruikelijk voor: moederGa naar voetnoot1). Doch daarnaast is, naar 't schijnt, nennen algemeen Westvlaamsch voor: ‘noenstonden, een noenslaapje doen’ (De Bo)! Aan de identiteit van al deze woorden, in ouderen en jongeren tijd in verschillende streken van ons (en van ander, Romaansch) taalgebied, met oogenschijnlijk zoo ver uiteenloopende, maar alle in de kinderkamer thuishoorende beteekenissen (en functiën) voorkomende, valt wel niet te twijfelen: het is één en hetzelfde wijdverspreide, geredupliceerde stamelwoord, gebezigd zoowel voor de twee voornaamste begeerten, verrichtingen of ‘bezigheden’ van een zuigeling (drinken en slapen) als ter aanduiding van (groot)moeder, min, baker enz. Dit stamelwoord nu komt ook voor in verbinding met een ander dergelijk uit dezelfde sfeer, nl. in het refrein van het bekende middeleeuwsche slaap- of wiegeliedje, blijkbaar alom in Over-Ga naar voetnoot2) en Nederduitschland ook gezongen bij het ‘kindje wiegen’ van het ‘Kerstekind’ in den Kerstnacht: Susa ninna, susa noeGa naar voetnoot3) - met klankwisseling i-a-u (‘oe’)en alterneerende alliteratie-; verg. ten deele een hedendaagsch Groningsch wiegeliedje: Suze nanje, mien poppien enz.Ga naar voetnoot4) Een Hoogduitsche (gediphthongeerde) variant van dit susa is te vinden in een ander dergelijk refrein: Sausa minne, gotes minneGa naar voetnoot5), waar men in het eerste minne zeker wel een vervorming van een ouder ninne, aangetrokken door, versmolten met het volgende gotes | |
[pagina 224]
| |
minne mag zien (zie echter straks ook hier te lande min(ne)tje)Ga naar voetnoot1). Nog weer een andere variant is hd. Eia susani, su, su, suGa naar voetnoot2). En naast het (redupliceerende) susa staat weer suja of sujo, in het nog heden welbekende wiegeliedje Suja suja kindje, Moeder is je mintje enz.Ga naar voetnoot3) en in een oud Nederlandsch Kerstekindliedje: Suyo, suyo, suyo suGa naar voetnoot4). Dat in al deze wiegeliedjes de klank su - hetzij met u (‘oe’) of me ü - bedoeld is als ‘sussend’Ga naar voetnoot5) lijdt wel geen twijfel: het zijn alle ‘slaapliedjes’. Eenmaal zoover, vraagt men zich onwillekeurig af, of het bloot toeval is 1o dat naast - of wel eenzelvig met? - deze ‘verklanking’ su, met de ‘beteekenis’: slapen, in de Indogermaansche talen een andere(?) ‘onverlengde basis’ s schijnt te hebben bestaan, waaruit ‘verlengd’ zijn zoowel de idg. bases sg- en sq- (mnl. suken, soc en nnl. zuigen) als sb- (nnl. zuipen) en ook sp- (nnl. zuivel), met de bet.: drinken, slurpenGa naar voetnoot6); en 2o dat deze twee beteekenissen: slapen en: drinken evenzoo naast elkaar staan bij bovengenoemd nennen! Toevallige overeenkomsten in klanken en beteekenissen, of tweeërlei overoude ‘verklanking’ der twee allereerste levensbehoeften van den mensch? Wie durft doordringen in dit ‘oerwoud’ van dooreenwarrelende klanken en beteekenissen, tot den ‘oorsprong’ van zulke primitieve stamelwoorden?
Oestgeest, September 1928. j.w. muller. |
|