Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 48
(1929)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Collatie van brieven van de zusters Huygens en Dorothea van Dorp.Als inleiding op een behandeling van de taal van de brieven, door Geertruyd en Constance Huygens en Dorothea van Dorp aan Constantijn Huygens geschreven, laat ik hier een collatie van de nog aanwezige originelen met Worp's uitgaaf in 't eerste deel van de Briefwisseling van C. Huygens ('s Gravenhage, 1911) volgen. Het is me namelik gebleken dat die uitgaaf niet in alle opzichten betrouwbaar is. Van de drie brieven van Geertruyd is alleen no. 135 bewaard, die berust op de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. 't Schrift is groot en duidelik, Latijns. Op de adreskant heeft Huygens aangetekend: 17o Martis 1622 (niet ‘R 7o’ enz., zoals Worp opgeeft). Andere leestekens dan een enkele maal /, zoals hieronder opgegeven, komen niet voor; al de punten, komma's e. dgl. in de uitgaaf zijn van de uitgever zelf afkomstig. De afwijkingen van de druk zijn de volgende (de cijfers duiden de regels bij Worp aan):
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Boven aan de bladzij staat omgekeerd: G Huygens Op de adreskant (naar binnen gevouwen) de door Worp (op blz. 87) afgedrukte regels 18-20, met de volgende afwijkingen:
Van de drie brieven van Constance is de eerste (no. 134) verloren gegaan, terwijl de beide andere, met grote en duidelike Latijnse letter geschreven, eveneens op de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek berusten. Op no. 146 heeft Huygens aangetekend: 2o May 1622. 't Enige leesteken is een schuine, van boven rechts naar beneden links dunner wordende en in een punt uitlopende wig boven aan de regel, hier door ' weergegeven. De afwijkingen van Worp's druk zijn deze:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op de adreskant (naar binnen gevouwen) de twee laatste regels van Worp met de volgende afwijkingen:
Daarboven omgekeerd (door Worp weggelaten): Constance ie onderdanege suster Een van de belangrijkste dingen in deze collatie is de zonderlinge spelling dreckken, voor treckken, in regel 10, omdat daardoor 't vermoeden tot zekerheid wordt dat dyng in r. 1 voor tyng ‘nieuwtje’ staat. ‘Ding’ kan niet bedoeld zijn, dat blijkt én uit de y én uit 't voorafgaande dese (vgl. dat ding in r. 4), maar hoe kwam 't meisje ertoe om d voor t te schrijven? De afdruk bij Jorissen, Constantin Huygens (Arnhem, 1871), 119I bevat ook een aantal fouten, vaak andere dan die van Worp, en is evenmin volledig. Eindelik de andere bewaarde brief van Constance, bij Worp no. 188. Huygens' aantekening is: 25o Octob. 1622 (‘R.’ staat er niet bij). Ten opzichte van leestekens geldt 'tzelfde als bij no. 146. De afwijkingen van Worp's afdruk zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Van de afdruk bij Jorissen t.a.p. blz. 128 geldt weer m.m. 'tzelfde als ten aanzien van de vorige brief. Al is een deel van Worp's afwijkingen van de originelen uit taalkundig oogpunt onverschillig, er zijn er enige die wel degelik ernstig zijn, in 't biezonder de willekeurige vervanging van i door j in woorden als ie, iou, iy, vryie, welleties, ioffrou. In de nog bestaande brieven gebruikt geen van de beide meisjes ooit j, zodat wij volmaakt 't recht hebben om ook in de verloren geraakte overal i te lezen waar Worp j laat drukken, b.v. in no. 133 en 174 (Geertruyd) ie, iou, iet (Worp j'et), ier (W. j'er), iy, in no. 134 (Constance) ie, iournal housters. De steen des aanstoots u in no. 188, 1 is niets dan een leesfout voor ie. Van minder betekenis is de geregelde spelling v voor u bij Worp in schryue, liuer e. dgl.; herstel is hier veilig en gemakkelik. Over 't algemeen heeft Worp zich beperkt tot wijzigingen die hem onschuldig leken en het meestal ook zijn. De tekst van de drie niet bewaarde brieven, door hem naar een afschrift uitgegeven, vertoont zo geheel dezelfde kenmerken als die van de drie overige, dat men hem zonder bezwaar voor taalkundig onderzoek kan gebruiken, natuurlik met de nu bekende verbeteringen. De brieven van Dorothea van Dorp zijn merendeels zoek geraakt. De enige uitzondering is no. 243, nu in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, die eerst Jorissen (Const. Huygens, blz. 383) en later Worp (met wijzigingen in de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
spelling) naar 't origineel hebben uitgegeven. Bij de vijf andere volgde Worp de uitgaaf van J.A. Alberdingk Thijm, in de Dietsche Warande 6 (1864), 477 e. vv., maar veroorloofde zich weer eigenmachtige wijzigingen (zelfs uitlatingen), zodat zijn tekst voor wetenschappelike doeleinden over 't algemeen bij die van Thijm achterstaat. Deze laatste had alleen ‘enkele scheiteekens en kapitale letters’ toegevoegd en 't gebruik van u en v, i en j ‘geregeld’. De afdruk van no. 243 bij Worp is echter vrij nauwkeurig, zodat het niet nodig is daarvan een volledige collatie te geven. Dorothea's hand is heel duidelik. 't Schrift is Latijns, behalve e aan 't slot van een woord en in v e. Hoofdletters gebruikt zij niet, behalve in 't eerste woord Song, als leesteken alleen een schuine streep na worden r. 4, sijt 5, bestellen 6, broer 7, commen 8, heb 11, graci ald., oock 12, braseledt en hast 15, toe 17, doet 19, caron 20, schrijven 22, vrijster 23, heeft 24, dancken en hebben 25, com en dagen 27, schrijft 28, duvel en oock 30, wil 35 en een iets ingewikkelder teken na Song 1 en broer 14 (eind van de eerste bladzij). De woorden verwacht(en) 4, souwe(n) 8, geobligee(rt) 10 zijn aan de rand besneden. Worp is van 't hs. afgeweken in ve r. 1 (2 m.), 11, 16, 21, 26, 27, 30, 33 en 36, iongen 1, genou (verder afgesneden, l. genouch) 2, seluer 5 e.e., v 6, 28 (2 m.), sijnden 12, seijnden 13, groote hast 15, monsr 22, wench (schrijffout) 23, sijier me vermackt 31, verder enige malen in de splitsing van woorden: icker en datse 3, me vrou 7, haeren twil 9, dgl. 35, soo veel 10, van daer 17, mijn heer 19, wech loop 23, lief hebben 24, bij gebleven 25, over morgen 26, ter wijlle 27, 33, macher en ment 34, soot en me nemen 35. De inlassing van hem in r. 9 is onjuist (niet betekent hier ‘niets’). Wat de verloren geraakte brieven van Dorothea betreft doet men 't best met de tekst van Alberdingk Thijm te volgen, waarbij enkele formele wijzigingen veilig kunnen worden aangebracht (ve voor ue, i- voor j-, kleine letters voor hoofdletters). Daar ook de brieven van Marie van Reigersberch herhaal- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
delik ter sprake zullen komen, heb ik nagegaan of de laatste uitgaaf, van wijlen Dr. H.C. Rogge (Leiden, 1902), nauwkeurig was. Uit enkele proeven is mij gebleken dat hij over 't algemeen betrouwbaar is, ofschoon in twijfelachtige gevallen vergelijking met de originelen aanbeveling verdient. De afwijkingen blijven gewoonlik beperkt tot ondergeschikte punten, b.v. alsoo, sie, ick, over, vanden, Westindien i. pl. v. alzoo, zie, jck, ouer, van den, west jndien (alle in no. 41). De hoofdletters zijn haast allemaal van Rogge, en de leestekens zonder uitzondering ook. Voor UE. bij hem staat in alle door mij vergeleken brieven van M. van Reigersberch ue (ook wel ue); daarom geef ik het overal zo weer, ook in de brieven die ik niet gezien heb. 't Woord u bij Rogge is soms v, maat meestal u gespeld; ik schrijf u, tenzij ik in 't origineel v heb gevonden. De leestekens heb ik duidelikheidshalve ten dele overgenomen, de hoofdletters door kleine vervangen.
Leiden. j.h. kern. |
|