Kleine mededeelingen.
142. Hofwijck reg. 2577 vlg.
Eymael verklaart (Constantijn Huygens' Hofwijck, tweede geheel omgewerkte druk) in de regels:
Mijn trouwste Nacht-slot is ...
Der vromen vriend te zyn, den boosen noyt geterght,
Noyt ongelijck gedaen te hebben, noch geverght,
de beide laatste woorden aldus:
‘noch verlangd te hebben, dat men het hun doe’.
Dr. C.H.Ph. Meyer schrijft in Museum, 29ste jaargang, kol. 58; dat de geheele passage dan beteekenen zou: ‘ik heb den boozen nooit onrecht gedaan, noch over hen onrecht ingeroepen bij anderen’, en vervolgt dan: ‘Dat lijkt mij niet geheel zuiver. Zou het niet eer zijn: den boozen geen onrecht gedaan, noch hun aanleiding om 't mij te doen gegeven; gevergd dus in den zin van opgewekt, verlokt; vergelijk de bet. van vergen in vs. 2599: Of de booze lust uw' handen vergen moght ...’.
Eymael (Tijdschrift XLII, blz. 73) merkt daartegen weer op, dat Huygens zoodoende tweemaal hetzelfde zou zeggen. ‘Want wat beteekent de boozen tergen anders dan hen opwekken, uitdagen om leed of onrecht te doen? H. zal ook wel zijn vijanden niet opgewekt hebben, om hem onrecht te doen; maar, had hij het gewild, dan had hij door zijne invloedrijke positie kunnen bewerken, dat hun b.v. bij sollicitaties of in rechten ongelijk gedaan werd’.
Is er - zou ik willen vragen - niet nog een derde verklaring mogelijk?
Kan regel 2580 niet worden opgevat als staande buiten verband met den regel die er aan voorafgaat? Ongelijk doen is