Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 46
(1927)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
Verwanten van Mndl. verweent.In een aantekening op verweendelike Alex. 4, 1472 (hs.) heeft Franck (uitg., blz. 444 e.v.) indertijd duidelik uiteengezet dat Mndl. verwaent en verweent (Limb. verwent = verwēnt) twee verschillende woorden waren, en betoogd dat de oudere vorm van dit laatste *farwanid moet zijn geweest. Behalve in 't Middelnederduits (vorwent e. dgl.) en misschien op een paar plaatsen in 't Middelhoogduits (verwent Liliencron 4, 160 en 298) zijn nog geen overeenkomstige woorden aangewezen. Toch lijdt het nauweliks twijfel, of 't zelfde woord bestond in 't Oudengels, waar forwened meermalen voorkomt. 't Oudste voorbeeld staat in een Orosius-glosse, Epin. Gl. 12 C 32 insolens. fer uuaenid (in Erf. Gl. verhaspeld tot feruendid) = Corp. Gl. I 221 foruuened, vgl. verder Wr.-Wülck. 513, 35 insolentiam. þa forwenedan(!) en Anglia 41, 152 insolentiam. for wenednessa (zie de noot aldaar). Met een ander voorvoegsel: Lib. Scint. 52, 14 insolens corpus castigant. oferwenodne lichaman þreageað. Dat dit oferwenod een late Wsa. vorm is voor *oferwened, blijkt uit 't daarbij horende preteritum in Epin. Gl. 12 C 20: insolesceret. ober uuaenidae (Erf. Gl. oberuenedae) = Corp. Gl. I 209 oberuuenide, die een vb. *oberuuaennan, *oferwennan, Wsa. *oferwenian (zoals Wsa. ðenian voor ðennan) ‘overmoedig worden’ doen onderstellen. Verder hoort hierbij 't subst. forwana in C. Past. 465, 16 Ic wende on minum wlencum & ón minum forwanan, ða ic waes full aegðer ge welona ge godra weorca, ðaet ðaes naefre ne wurde nan ende ‘ego autem dixi in mea abundantia: non mouebor in aeternum’ (Ps. 29, 7). In verband met on minum wlencum ‘in mijn trots’ en met forwened ‘insolens’ zal men dit forwana toch wel met | |
[pagina 159]
| |
‘overmoed’, ‘laatdunkendheid’ of ‘onbeschaamdheid’ mogen vertalenGa naar voetnoot1). Sweet vertaalt: ‘in my pride and abundance’, maar Lat. ‘in mea abundantia’ is weergegeven door de bijzin ða ic waes - weorca, terwijl de woorden on minum wlencum & ón minum forwanan een eigen toevoegsel zijn van de koninklike bewerker van de Cura. Toller heeft zeker ongelijk als hij in B.T., A.S. Dictionary 't subst. forwana (dat trouwens noch in 't woordenboek zelf, noch in 't Supplement als afzonderlik artikel voorkomt) scheidt van forwened en oferwenod, door 't eerste bij wana ‘gebrek’, de beide anderen bij wened ‘gewend’ te rekenen: de woorden horen ongetwijfeld alle drie bij mekaar; maar of men nu uitgaat van ‘gebrek’, ‘ontbrekend’, ‘missend’ (sb. Oe. wana, Got. wan, Ndl. wan ‘lek’; adj. Got. wans, Oijsl. vanr, Ohd. Osa. Oe. wan, Oe. wana) of van ‘gewoonte’, ‘gewoon’ (Oijsl. sb. vani, adj. vanr), de betekenissen ‘overmoed’, ‘overmoedig’ blijven duisterGa naar voetnoot2). 't Mndl. adjektief verweent betekende o.a. ‘trots’, ‘aanmatigend’, ‘laatdunkend’ (Mndl. Wdb., s.v. I, 4), reden genoeg om het met Oe. forwened te vereenzelvigen. Andere betekenissen, b.v. ‘weelderig’, ‘wekelik’ (ald. I, 2) zou men uit ‘verwend’ kunnen verklaren, al is het een bezwaar dat een verbum verwennen in de Middeleeuwen niet schijnt te hebben bestaan. De hoge ouderdom van de betekenis ‘wellustig’ (t.l.a.p.) blijkt uit de afleiding verwe(e)nden ‘lasciuire’ in 't Gloss. Bern. en Harl.; men zou zich daarvoor kunnen beroepen op Lat. petulans, dat de betekenissen ‘wellustig’ en ‘overmoedig’ verenigt, of op lasciuus zelf, dat met allerlei woorden voor ‘lust’, ‘begeerte’, ‘wensen’ samenhangt, en zo rechtstreeks op de boven aangehaalde woorden voor ‘gewoon’, ‘gewoonte’ en op Lat. | |
[pagina 160]
| |
venus en zijn verwanten komen. Bij ‘heerlik’, ‘goddelik schoon’, ‘luisterrijk’, ‘schitterend’, ‘voornaam’, ‘prachtig’ (Mndl. Wdb., s.v. I, 1. 3; II, 1. 3) is 't uitgangspunt geheel onzeker, ofschoon hier en daar wel een brug is te slaan. Nederd. vorwent, met dergelijke betekenissen, geeft geen licht. Al komen we dus niet tot een afdoend besluit, de overeenkomst tussen de Nederlandse en Engelse woorden in meer dan één opzicht leek mij opmerkelik genoeg om er de aandacht op te vestigen.
Leiden, Februarie 1927. j.h. kern. |
|