Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 46
(1927)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFerguut, vs. 264.Van de verzen 263-265 in de Ferguut: Den hert en heeftmen niet vergeten
Die coninc hi hadt wel geweten
Een knape op enen zomere hine leide
is de eerste regel bijna woordelik uit 't Frans (vs. 297 e.v.) vertaald; dezelfde afgezaagde aardigheid komt in vs. 2464 nog eens voor, weer in navolging van 't Frans (vs. 3080). De tweede | |
[pagina 157]
| |
regel is geen vertaling, maar spint de aardigheid nog wat uit. De bewerker doet dat meer, b.v. na vs. 197 Nu mach hi drinken, dorst hem sere (= Fergus 216 Or puet il boire, s'il a soi) vervolgt hij: Maer heme liep des waters mere Dan heme lief was in sine kele, regels die wel ingegeven zijn door Fergus 217 e.v. (L'iaue li est el cors entree, Car il a la goule baee), maar een schertsende toon aanslaan die in deze Franse verzen afwezig is. De uitgevers hebben vs. 264 echter niet begrepen: Verdam neemt een verkeerde gissing van Mejuffrouw BaudetGa naar voetnoot1) over, en Dr. Overdiep wil aan weten de betekenis ‘wensen’, ‘beslissen’ toekennen. Deze betekenis of betekenissen zouden moeten blijken uit ... wete God! en uit ic wille weten in vs. 5302, dat eerst aarzelend vertaald wordt met ‘Het is mijn koninklijke wensch’ (blz. 102) en later zonder aarzeling met ‘Ik wensch het’, ‘Het is mijn souvereine wil’ (blz. 1641). Daargelaten dat deze drie vertalingen onjuist zijn (zie Mndl. Wdb. 9, 2386 en 2594), zou er toch nooit uit volgen dat weten ‘wensen’ betekent: op die manier zou men b.v. 't zelfde kunnen beweren van Nndl. hebben, omdat ik wil een appel hebben = ik wens een appel. Dat in wete God of in Nndl. 'k Zal toch zelf weten wat ik wil? 't vb. weten ‘wensen’ beduidt, zal wel niemand met Dr. Overdiep (t.l.a.p.) eens zijn. En eindelik, wat zou dat hier willen zeggen: ‘de koning had het wel gewenst’? Wat gewenst? Dat ze 't hert lieten liggen? De zaak is doodeenvoudig: hadt in vs. 264 bevat geen indikatief, maar een irrealis, en de regel betekent: ‘de koning die zou het wel gemerkt hebben’ (nl. als ze 't hert hadden vergeten mee te nemen). Het mag niet biezonder geestig zijn, het is helemaal in de geest van de vertaler. Andere voorbeelden van weten ‘merken’ zijn te vinden in Mndl. Wdb. 9. 2386.
Leiden, Februarie 1927. j.h. kern. |
|