Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 46
(1927)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Naschrift over jou deugniet!Ga naar voetnoot1)Blijkens een inlichting die aan de vriendelikheid van Prof. Jac. van Ginneken te danken is, zijn in West-Brabant, met name in Oudenbosch, ‘heel gewoon’ de volgende uitdrukkingen: ‘jou(w) ezel; jouwen dikzak; jouwen deugniet; jouwen leelijken dief; jouwen luilak nog toe!’ waarin dus werkelik 't possessieve adjektief staat, natuurlik merendeels in de vroegere akkusatiefvorm, die in de meeste Nederlandse tongvallen de nominatief heeft verdrongen. Nu van tweeën één: in 't West-Brabants is 't possessieve adjektief voor de objektsvorm van 't pronomen personale in de plaats getreden, of 't oude adjektief is er bewaard gebleven. Men zal toegeven dat 't eerste buitengemeen onwaarschijnlik is, en dat de aangehaalde uitdrukkingen de evenaar doen overslaan ten gunste van de verklaring van jou in (O) jou deugniet e. dgl. uit een possessief adjektief. Dat jouwen 't zuiver Brabantse oewen heeft vervangen, maakt geen verschil.
Leiden, Januarie 1927. j.h. kern. |
|