Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 45
(1926)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |
Losse aantekeningen bij Huygens' Dagh-werck.Terwijl de meeste grote werken van Huygens - dank zij de speurzin en de onverflauwde belangstelling van Eymael - herhaaldelik krities bestudeerd zijn, trok zijn Dagh-Werck zelden de aandacht van de Huygens-kenners. Is de beruchte ‘duisterheid’ van dit sterk-Marinisties getinte gedicht daarvan de oorzaak? Maar met de doorlopende toelichting van de dichter zelf zijn de daaruit voortvloeiende moeielikheden grotendeels wel te ontraadselen, al zijn ze niet alle even gemakkelik op te lossen. De degelike uitgave die Heinsius in 1904 uitgaf en in 1924 opnieuw bezorgdeGa naar voetnoot1), zal door zijn veelal juiste interpretatie de lektuur voor menigeen vergemakkelikt hebben, maar ook tot aanvullende kritiek prikkelden. Daarom durf ik belangstelling vragen voor de volgende reeks kritiese kanttekeningen bij deze uitgave.
Ga naar margenoot+Het lichaam (het huys van dese sinnen) is niet het objekt, maar het subjekt van begaen: dat blijkt reeds uit de schrijfwijze een' stoot. Het Mnl. begaen, vaak met eer en lof verbonden = verwerven, krijgen. Huygens spreekt elders van: eetlust begaen, vreught begaen (Ned. Wdb.).
Ga naar margenoot+Slaet geneselicke slagen,
Die wy dan, en dan maer, dragen,
Dat ons naer den sueren dagh
't Soete weer te schooner lach'
De tweede regel betekent m.i.: die wij op die tijd en slechts dàn (dus tijdelik) te dragen hebben, zodat ... | |
[pagina 288]
| |
Ga naar margenoot+Met de leugen ‘die soo oud is’, zal Huygens wel doelen op het ‘mis-verstand’ van het Katholicisme.
Ga naar margenoot+werd kan hier wel een verleden tijd zijn: ook Christus predikte niet alleen, maar gaf door zijn leven een voorbeeld.
Ga naar margenoot+Zielen in de weeld / ongevoelick over-eelt. M.i. is ongevoelick = zonder dat ze het zelf bemerkten, omdat het geleidelik geschiedde.
Ga naar margenoot+ten tweede = dubbel geeft hier geen zin; veeleer het eerst vermelde: ten tweeden male = bij herhaling.
Ga naar margenoot+In 't dubbel Hof schuilt ook wel een woordspeling met dubbel = onbetrouwbaar (een dubbele tong, dubbelhartig).
Ga naar margenoot+Voor bequijlen is de verklaring ‘zeurderig praten’ onbewezen. De betekenis ‘bevuilen, belasteren’ die het Ned. Wdb. aan dit werkwoord toekent, wordt bevestigd door een plaats uit Huygens (I, 277): ‘haer onderwijs is lam, haer reden is bequijlt.’ Bequeelen kan ook moeielik ‘vriendelijk, vleiend praten’ zijn. Uit ‘betreuren, jammer vinden’ kan zich licht ‘jammeren’ ontwikkeld hebben, dat op deze plaats goed past.
Ga naar margenoot+Bij ontsteken kan men weifelen tussen de verklaring ‘in brand steken’ of opensteken (eig. van een vat) en dus: aantasten. Zou bij versprack niet te denken zijn aan het Mnl. verspreken = ‘besprekingen houden met’; hier: ‘te doen krijgen met’?
Ga naar margenoot+'t streelige bejanken van een' halvermijne gaev is m.i. onjuist verklaard door ‘een gave die men maar half aan mij te danken heeft’. Aannemeliker lijkt mij de verklaring: een gift bestaande uit de helft van de winst. Bekend is de uitroep ‘Half mijn’ om de helft van een onverwachte vondst op te eisen (zie Ned. Wdb. V, 1606), en dus gelijkstaande met het zeventiende-eeuwse ‘alle vonghen me samen’ (War. 276, Griane vs. 1540). Huygens wil dus zeggen dat hij niet, als sommige ambtenaren, zijn steun toezegt onder de vriendelike aandrang op een ruime beloning als de gunst verkregen wordt. | |
[pagina 289]
| |
Ga naar margenoot+Een treeft is geen trechter, maar een vergiet op drie poten. In de provincie Groningen heeft dit voorwerp nog dezelfde naam. Ook in vs. 1751 past deze betekenis zeer goed.
Ga naar margenoot+Die 't beleidde sal 't beleggen. De betekenis ‘beramen’ die aan beleggen toegekend wordt, is volgens het Ned. Wdb. inderdaad de meest gebruikelike, maar dan wordt beleggen synoniem met beleiden. Liever zou ik dus beleggen opvatten als: bevestigen, bekrachtigen (Ned. Wdb. onder 6), zoals b.v. Heemskerk het gebruikt (zijn woorden beleggen). Het kan als rechtsterm (zijn getuigenis beleggen) aan Huygens bekend geweest zijn.
Ga naar margenoot+sticken = verstikken is duidelik, maar de aantekening van Huygens ‘treffen’ blijft mij raadselachtig.
Ga naar margenoot+luys en leeghs is een zonderling gevormde bijwoordelike uitdrukking, en men zou in de verleiding komen, deze genitieven te doen afhangen van so veel, als niet Huygens zelf de uitdrukking tegenover Mostaert in bescherming genomen had als ‘een maniere van seggen, onder ons heel in gebruyck; gaende het nomen in Adverbium, met bevallickheit soo my dunckt, hier bij gelijckt drooghs keels, drooghs voets etc.’Ga naar voetnoot1). Dat deze twee adjektieven hiermee niet gelijk staan, heeft Huygens niet opgemerkt!
Ga naar margenoot+Die sy selver maeckt en breeckt. De zon maakt niet de nàcht, maar de nèvels, de dampen, die daarna door de zonnestralen weer gebroken worden. De eigen verklaring van Huygens bevestigt deze opvatting.
Ga naar margenoot+bespreken behoeft voor de tegenwoordige lezer een verklaring, want het kan hier niet anders zijn dan: berispen, afkeuren. | |
[pagina 290]
| |
Ga naar margenoot+luchten. Uit de aantekening blijkt niet dat de betekenis ‘bespeuren’ teruggaat op ‘ruiken’. Het Ned. Wdb. i.v. vindt dit een ‘smakelooze beeldspraak’, maar zou oorspronkelik niet aan een jachthond gedacht kunnen zijn?
Ga naar margenoot+waerden zijn niet ‘vrienden’, maar ‘gastheren.’ Denk aan de tafelwet van Cats: ‘Sit daer de waert u neder set.’
Ga naar margenoot+gebreck kan moeielik ‘'t hoogstnoodige’ betekenen. Zou de bedoeling wezen: een tekort aan datgene wat eigenlik aanwezig had moeten zijn? Gebruyck = het dagelikse menu.
Ga naar margenoot+in haer vasten = op den biddag (H.). Maar op een Protestantse biddag werd toch niet gevast? Huygens heeft dus hier deze term waarschijnlik gebezigd in de figuurlike betekenis van ‘verlangen’ (vgl. Costel. Mal. vs. 301: naer iets vasten). Opzettelik is dan die Roomse term woordspelend naast de ‘Geuzen’ gekozen.
Ga naar margenoot+ribben: ‘de kanten van de steenen.’ Huygens kan ook aan de kanten van de gemetselde stenen gedacht hebben, maar in de eerste plaats is ribben hier letterlik op te vatten, omdat het vocht hier dient tot opbouw (metselrij) van het menselik lichaam.
Ga naar margenoot+Dat vergaepen hier ‘dobbelsinnig’ is, heeft Huygens zelf aangegeven.
Ga naar margenoot+Averechts herdoopt in Cortsen. Dit is geen woordspeling met het voorafgaande tortsen, maar met kort: immers de koorts duurde bij hem altijd lang, was ‘taey om slijten’ (Aant. van Huygens). Vgl. ook in het gedicht Op de dood van Sterre (blz. 27) dezelfde woordspeling: ‘en maeckt my kort van dese Cortsen vry.’
Ga naar margenoot+Tot een' af te spinnen webb betekent niet ‘bij 't verrichten van mijn werk’, maar: ‘om die nog af te spinnen.’ Dit blijkt duidelik uit de verklaring van Huygens: ‘de mijne geven my soo veel wercks.’ | |
[pagina 291]
| |
Ga naar margenoot+Hoev ick in der bueren hoecken
Geen gehaspelt werck te soecken.
De bedoeling van deze verzen moet zijn: behoef ik bij mijn buren geen tekortkomingen op te sporen. Nu kan haspelen wel betekenen dooreenwarren (Ned. Wdb.), maar het lijkt mij niet onmogelik dat Huygens hier speelt met het woord werck, dat ook betekenen kan: ‘de grove, verwarde draden van vlas of hennep die bij het hekelen afvallen’ (Van Dale). In plaats van goed gesponnen vlas zouden dan de buren werk om hun haspel gewonden hebben.
Ga naar margenoot+by mijn' is niet ‘door mijn wagen’, maar ‘vergeleken bij de mijne.’
Ga naar margenoot+Met de ‘dweepe (= dwaze) menschen’ bv. doelt Huygens niet de ‘dweepzieke’, maar de melancholiese, bij wie ‘sware ende swarte dampen de herssenen met duysterheydt bedwelmen’, voortkomende uit ‘de melancholijcke humeuren ofte swaermoedige vochtigheden, daer sy uyt-rysen’ (Van Beverwijck: Den Schat der Gesontheyt, blz. 98).
Ga naar margenoot+De wanvorm geluyten tracht Huygens, ten onrechte, tegenover Vondel te verdedigen als ‘niet zeer onschickelijck, emmers in dicht (ook luyd, dat van luyden komt, heeft eundem pluralem)!’Ga naar voetnoot1).
Ga naar margenoot+'t Oude woord: 't Isser niet te doen met seggen. Huygens ‘bedoelt’ hier niet uitspraken van Horatius, al haalt hij die als parallellen aan (zie ed. Worp), maar geeft woordelik het bekende oude Fries-Hollandse spreekwoord.
Ga naar margenoot+van bijds: willekeurige, door Huygens gevormde analogie naar van wijds. Tegenover Vondel, die dit ‘liever anders’ wenste, verdedigt Huygens zijn vondst als ‘heel goet’Ga naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+amper betekent wel ‘wrang’, zuur, scherp (Ned. Wdb. ampere wijn, bier), maar moet hier met serp een lekkere- | |
[pagina 292]
| |
pittige smaak aanduiden, tegenover het ongunstige snelle scherp (vs. 1355). Dat dit mogelik is, blijkt uit een plaats, die het Ned. Wdb. aan Spieghel ontleent: ‘d'aerdbezijs amper-zoete vrucht’, en waarschijnlik ook bij Huygens (I, 257): ‘een amper-soet, een staetigh-suer gelaet van oogen en gemoed.’
Ga naar margenoot+'k Woel hem nergens in mijn' tanden. De lezing van het handschrift 'k Voel (ed. Worp) is aannemeliker. Ook in de uitgave der Korenbloemen van 1658 staat nog ‘K voel.’ Onmogelik is het niet, dat Huygens zelf in 1672 er het transitieve woelen voor in de plaats gezet heeft, maar daartegenover is te bedenken dat in deze gedrukte tekst meer drukfouten voorkomen (b.v. vs. 1816).
Ga naar margenoot+besetten. Wat in de noot met ‘vastzetten’ gemeend is, blijkt niet duidelik. De gewone betekenis, waarvan het Ned. Wdb. verscheiden plaatsen geeft (hoewel geen van Huygens) is benauwen, beklemmen. Dit past in het verband, omdat Huygens zelf zegt, dat zijn Sterre zijn werk zal veroordelen.
Ga naar margenoot+onderwinder is terecht weergegeven door ‘verzorger’. Opmerking verdient, dat dit woord waarschijnlik geen vorming van Huygens is, maar door hem overgenomen uit de rechtstaal van Hugo de Groot (Ned. Wdb.), die het puristies gebruikt voor: ‘bewindvoerder, negotiorum gestor.’
Ga naar margenoot+hitsigh is niet ‘ophitsend’, maar vurig, overgenomen uit het Duits (Ned. Wdb.)
Ga naar margenoot+scheel zal hier niet ‘verschil’ betekenen, maar: geschil, twist, botsing. Er wordt immers gedoeld op het strijdpunt tussen Katholicisme en Calvinisme.
Ga naar margenoot+onthuyven = ontdoen van de kap (huif), bevat een beeld, ontleend aan de jacht met valk of havik. Dat blijkt uit een plaats in Westerbaen's Ockenburgh, waar gesproken wordt van ‘havicken onthuyven (Ned. Wdb.). | |
[pagina 293]
| |
Ga naar margenoot+gepleyt. Huygens zelf verklaart dit als: ‘aen de poleye gehangen’, maar deze vorm is toch wel gekozen om te spelen met het woord pleiten.
Ga naar margenoot+Roll. Evenals op de vorige plaats ongetwijfeld een woordspeling van de rol waarop de netten gedroogd worden, en de rol van rechtszaken. Men zou verwachten dat Huygens de Brabantse vorm vlouw gebruikt zou hebben. Ook het Noord-Hollands kent flouw (Boekenoogen); het Vlaams vluwe of vluie (De Bo), het Zeeuws evenwel vloe (zie een plaats uit Cats bij Oudemans). Vermoedelik hebben dus ook de Westlanders deze Zeeuwse vorm gebruikt.
Ga naar margenoot+In beschreew zit meer dan ‘zich wenden tot’; liever: als hun kreten om hulp tot mij doordringen.
Ga naar margenoot+Bij water-passen behoeft niet aan het traditionele beeld van de weegschaal gedacht te zijn. Ook het bekende instrument van de timmerman kan ter vergelijking dienen.
Ga naar margenoot+Dien de droeve droomen deinsen. Het Ned. Wdb. neemt aan dat deinsen transitief kan zijn: doen teruggaan, maar haalt daarvoor alleen déze plaats aan. Zolang er geen andere bewijsplaats is, blijft Heinsius' opvatting (dien als Datief) even goed mogelik.
Ga naar margenoot+En bestellen wat verspecks. M.i. is niet gedacht aan verzachting door smeersel, maar aan vervetting door sterke voeding. Er volgt immers: ‘tegen 't rooven van de quaelen’ d.i. tegen de vermagering die door ziekte kan ontstaan.
Ga naar margenoot+doen gestaen kan hier nog wel de Mnl. betekenis: ‘verdedigen, opkomen voor’ hebben (zie Mnl. Wdb.)
Ga naar margenoot+de lijnen van 't beroeren (de zenuwen). Bij ‘beroeren’ is, dunkt mij, niet aan ‘beweging’ gedacht, maar aan aanraking: daarop werken de prikkels van buiten.
Ga naar margenoot+besluyt = de afgesloten ruimte, hier: de hersenkas; huysraed = huisbestuur, maar hier: de plaats vanwaar onze zinnen bestuurd worden. | |
[pagina 294]
| |
Ga naar margenoot+Maer wat zijnder min als blinden etc. De bedoeling van deze zin is door Huygens zelf afdoende verduidelikt. Minder duidelik is, hoe dit uit zijn woorden gehaald kan worden. De verklaring in de noot lijkt mij te gewrongen. Hoewel ik van de mijne niet geheel zeker ben, zou ik in elk geval min willen verbinden met als blinden, dus: erger dan blind (= ‘onkundige van dit maecksel’). In plaats van een uitroep zou men dan een retoriese vraag er in willen horen: hoe velen wensen zich ernstig daarin te verdiepen? Dat zou gelijk staan met de uitroep van Huygens' verklaring: hoe weinige nemen de moeite!
Ga naar margenoot+bescheiden = onderscheiden, past minder goed in het verband dan bescheiden = ‘gerieven, besturen, een taak aanwijzen’, een betekenis die het woord bij Hooft herhaaldelik heeft (Ned. Wdb. II, 1961).
Ga naar margenoot+greinen zijn niet ‘kleine hoeveelheden medicijn’, maar zaden (korrels), gelijk duidelik uit vs. 1926 blijkt.
Ga naar margenoot+'k Kom. Terecht tekende Vondel hierbij aan: ‘dit kan men niet uitspreecken’, waarop Huygens ontstemd antwoordde: ‘Niet waerdigh te verdedigen’ (t.a.p. bij Jorissen, blz. 277).
Ga naar margenoot+als haer' eigen' opper-knechten is in de noot m.i. onjuist opgevat, alsof de medici op hun beurt weer te zeggen hebben over de politici. De bedoeling zal zijn: onder de vele knechten (ondergeschikten) die de politici te regeren hebben, nemen de medici een voorname plaats in; zij zijn ‘opperknechten.’ Dit stemt overeen met de verklaring van Huygens zelf, die immers de politici noemt de ‘Meesters van dese Meesters.’
Utrecht. c.g.n. de vooys. |
|