[Kleine mededeelingen]
137. Scholver (Moortje vs. 2939).
Men denkt bij dit woord scholver (= lomperd, lummel) aan den aalscholver en wil dan verband met dien vogel zien om zijn vuilheid (Winschooten, Seeman 234/5). Maar waarom is die vogel vuil? Omdat hij duikt naar visch en dan nat wordt, al is 't ook van water uit een poel? Meer voor de hand ligt 't, zooals in 't Engelsch (bij Shakespeare: cormorant = slokop en als bijv. nw. gulzig), aan de vraatzucht van dien vischdief te denken en hem als beeld van vraatzucht te nemen.
Ligt 't, vooral waar 't Bredero geldt, niet in de rede te denken aan schalvere, scholvre, dat we in de Oudfriesche wetten lezen (Fivelgoër wetten), uitg. Hettema, Dokkum 1841, blz. 124), d.i. knecht, gehuurde wapenknecht, en dan ruwe klant, dus gelijk ‘boef’, dat naast knecht is geworden boosdoener?
Groningen.
g.a. nauta.