hij is buis: hij is dronken. Men vindt bij Stoett voorts eenige bewijsplaatsen van em om hebben, voor het grootste gedeelte uit de werken van Justus van Maurik (Papieren Kinderen 70; Toen ik nog jong was 178; Stille Menschen 46, 89; Op Reis en Thuis 106), verder uit Heyermans' Zevende Gebod 43 en uit het weekblad De Notenkraker.
Tegelijk met em om hebben wordt ook het synonieme em staan hebben door Stoett genoemd en daarbij, behalve de vermelding dat men in Zuid-Nederland zegt ze staan hebben of het staan hebben, ter vergelijking aangehaald de Friesche zegswijze ik hab him stien as in mûs.
Met te wijzen op deze Friesche spreekwijze heeft Stoett, naar ik meen, de richting aangewezen die men volgen moet om tot de juiste oplossing van beide uitdrukkingen, zoowel van em staan hebben als van em om hebben, te geraken, zooals men beneden zien zal. Blijkbaar zonder dit zelf te beseffen, daar hij die richting niet verder is ingeslagen, evenmin trouwens als ik zelf, toen ik bezig was met de bewerking van het artikel Staan voor het Woordenboek. Ten einde raad meende ik toen, dat de uitdrukking nog het dichtste stond bij een zegswijze als: dat staat in de maag, van stevige kost gezegd; ik dacht daarbij em staan hebben misschien te mogen verklaren door: ‘een stevigen borrel in de maag staan hebben’, en vandaar: ‘dronken zijn’. Doch als een beletsel voor de juistheid van deze verklaring bleef ik voelen de even raadselachtig blijvende synoniem em om hebben, want dat deze, op een dergelijke wijze verklaard, eigenlijk ‘een stevigen borrel in de maag om(gekeerd) hebben’ zou moeten beteekenen, leek mij niet zeer waarschijnlijk. Zie het Woordenboek der Nederlandsche Taal op Staan, II, B, 5, d) en e) (Dl. XV, kol. 135). Behalve eenige bewijsplaatsen uit Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboeken van het gebruik van ze of het staan hebben, kon ik aanhalingen geven van em staan hebben uit Emants, Lina 40 en Abramsz, Levende Beelden 51.
Wanneer men in het Friesch Woordenboek naar aanleiding