Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 45
(1926)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Bont en blauw.Deze bij ons nog thans zoo bekende verbinding, inzonderheid in de uitdrukking iemand bont en blauw slaan, schijnt niet oud te zijn. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft op Bont (I) (Dl. III, kol. 367) in de gewone chronologische volgorde bewijsplaatsen uit Willem Leevend, Cornelia Wildschut en Bilderdijk. Ten slotte (wegens de versmaat het laatst aangehaald) eenige regels uit het 17de eeuwsche kluchtspel Pefroen met 'et Schaapshooft van Y. Vincent: Iou arme Man, die, vaak in 't naauw,
Geslagen wort heel bondt en blaauw,
Van jou en Ritzaert.
Zoo staat er in den eersten druk van 1669, terwijl de latere drukken (b.v. de tweede van 1710) hier hebben: blond en blauw. Een nog iets oudere bewijsplaats nl. uit 1654 geeft Stoett in zijn Nederlandsche Spreekwoorden enz. (3de druk, no 281) uit Tengnagel, Amsterdamsche Lindebladen, blz. 26: 't Is nu omtrent een weeck geleen
Toen wierdje bond en blaeuw getreen.
De synonieme verbinding blond en blauw, die zooeven werd genoemd, is in de 17de eeuw, blijkens de talrijke voorbeelden en verwijzingen in het Woordenboek der Nederlandsche Taal op Blond (Dl. II, kol. 2915-2916), veel gewoner geweest. Men vindt daar aanhalingen uit Vondel (den Klinckert vóór den Palamedes), Anna Roemers en Vollenhove alsmede verwijzingen naar een variant bij Coster, naar nog drie plaatsen bij Vondel, verder naar Oudaan en Krul. Stoett noemt dan nog Westerbaen en een plaats in Van Vloten's Het Nederlandsche Kluchtspel. Ook later in de 18de eeuw komt blond en blauw nog voor: | |
[pagina 61]
| |
in het Woordenboek vindt men een citaat uit Van Effen's Spectator en een verwijzing naar Bilderdijk, terwijl Stoett nog wijst op het Woordenboek van Halma. In de 19de eeuw wordt deze verbinding nog gebezigd door Cremer in zijn Overbetuwsche Novellen (aanhaling in het Woordenboek) en volgens Stoett is de uitdrukking nog dialectisch bekend. Het schijnt wel niet te gewaagd de slotsom te trekken, dat naast het in de 17de eeuw gewone blond en blauw (dat in de 18de en 19de eeuw en dialectisch tot op den huidigen dag is blijven voortleven) allengs de variant bont en blauw, die thans de gewone en algemeen bekende vorm is van de uitdrukking, is opgekomen. Dit is ook de meening van Stoett, waar hij zegt dat ‘de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de laatste zegswijze (bont en blauw) niet uit maar naast de andere (blond en blauw) is ontstaan.’ Maar hoofdzaak blijft het feit, reeds in het Nederlandsch Woordenboek geconstateerd met de woorden: ‘blond is hier blijkbaar ouder.’ Wij hebben boven, onder de plaatsen waar het Woordenboek naar verwees, de verbinding blond en blauw ook aangetroffen in een variant bij Coster; die variant vindt men in den tweeden druk (van 1621) van Coster's Spel vande Rijcke-Man vs. 1314: ‘Maeckt stracks den Bedelaer voort, en slaet hem blont en blau.’ De eerste druk (van 1615) heeft hier iets anders: ‘Maeckt stracks den Bedelaer voort, gaet slaet hem bloegh en blau.’ Deze laatste plaats wordt in het Woordenboek aangehaald op Bloedig, meer bepaaldelijk daar, waar bloedig voorkomt ‘verbonden met blauw, waar sprake is van iemand slaan, stooten enz.’ (Dl. II, kol. 2882). Aldaar staan nog twee oude bewijsplaatsen vermeld: één uit het Landtrecht van de Ommelanden VI, 15: ‘Worde yemant blau ofte bloedich gestodt, geworpen ofte geslagen, dat na der tijt doorbreket enz.’ en één uit het Landtrecht van Selwerdt 96: ‘Van ... bloedige ofte blauwe slach, is de Boete 3 gl.’ De laatste aanhaling geeft het Woordenboek ook op Blauw (Dl. II, kol. 2792), terwijl men aldaar (kol. 2793) alle drie | |
[pagina 62]
| |
de verbindingen, welke hier ter sprake zijn gekomen; bij elkaar aantreft in de verwijzing: ‘Bloedig en blauw -, blond en blauw -, bont en blauw slaan: zie Bloedig, Blond, Bont.’ Eenig nader verband wordt daar echter blijkbaar verder niet verondersteld. Terwijl noch het jongere bont en blauw, noch het oudere blond en blauw in het Middelnederlandsch zijn aangetroffen, vindt men bloedig en blauw in het Middelnederlandsch Woordenboek opgeteekend s.v. Blau. Twee bewijsplaatsen worden daar gegeven, één uit de Rechtsbronnen van Zutfen 142, 16: ‘Weert dat een scepen ... den anderen blaew of bloedich quessede’ en één uit de Warfsconstitutien 22: ‘Dat J.... hoer hirder solde blau ende blodich gheslaghen hebben.’ Beide aanhalingen zijn, evenals die uit het Nederlandsch Woordenboek, ontleend aan oude rechtsbronnen uit de Noord-Oostelijke gewesten van ons land. Nog een derde bewijsplaats uit de middeleeuwen, eveneens uit een Oostelijke rechtsbron afkomstig, kan ik hier bijvoegenGa naar voetnoot1), nl. uit het oude stadrecht van Deventer van 1486, te vinden bij Dumbar, Het Kerkelyk en Wereldlyk Deventer, I, blz. 163 b: ‘Weert oick sake dat ymant van onsen Borgeren oft Inwoeners vrede gebaeden weere van Borgermeister, off Scepen, off Raet, of van eenen Borger, ende dair en baven den anderen beanxtede sonder te stoeten, te werpen, of te slaen blaeuw of bloedich, of oick den anderen koerber woerde geve, of mes, of weer, of wapen toege, ende nymant en wondede blaeuw noch bloedich, die solde dairomme gelden by daege vijftich pont, en by nachte hondert pont, worde hie des verwonnen, oft hie mach hem des ontreyden myt sijnre eenre hant’ en 166a: ‘Wie den anderen dair neder sloege, of stete blauw of bloedich, die sal dairomme gelden vijff pont, mach hys bereyt worden, of hie sals hem ontreyden myt sijnre eenre hant. Wie den anderen yrst blauw of bloedich sloege, steeke, of worpe, die sal beyde koer gel- | |
[pagina 63]
| |
den.’ Behalve met slaan, hebben wij de uitdrukking tot nu toe in verbinding aangetroffen met stooten, steken, kwetsen, wonden en werpen. Ook buiten de Noord-Oostelijke grenzen van ons land was de combinatie van bloedig en blauw oudtijds gewoon. In het Mittelniederdeutsches Wörterbuch van Schiller en Lübben leest men op Bla: ‘Item dey eine düll schloge, bla und nit blödig’ (Grimm, Weisth. 3, 27) en iets verder: ‘Ik sloge my wol bla unde blodich Mit eime um ein haverkaf’ (Theoph. I, 227). En behalve op Saksisch was de oude rechtsterm ook op Oud-Friesch gebied bekend. In het Altfriesisches Wörterbuch van Von Richthofen vindt men eenige plaatsen opgesomd uit de Emsiger Domen met de aanhaling: ‘Anda hine slait blaw ieftha blodich’ en ook een verwijzing naar Schwartzenberg's Friesch Placaatboek I, 615, waar men leest: ‘Ende slaet hya blodich ofte blauwe, dat to beeten ney wtwysinge des voorsz. brieffs ende verbandt’ (ao. 1466). Ten slotte komt de verbinding ook in het Middelengelsch voor. Murray geeft reeds een plaats uit het jaar 1200: ‘Si quis verberando fecerit aliquem blaa et blodi’ (Leges Quat. Burgorum); vervolgens uit 1340: ‘Alle bla and blody als he þan was, When he deyhed for mans trespas’ (Hampole, Pr. Consc. 5260); verder uit een hymne aan de Maagd Maria (ao. 1430): ‘Hise sides bloo and blodi were’ (Hymns to Virg. 10). Het laatst is de uitdrukking aangewezen in het begin der 17de eeuw (ao. 1609) in de volgende aanhaling: ‘Gif ane man strikes ane other, and makens him blae and bloudie’. Bloedig en blauw is blijkbaar een oude Germaansche, althans West-germaansche rechtsformule geweest. Men vindt deze dan ook vermeld in Jacob Grimm's Deutsche RechtsalterthümerGa naar voetnoot1) in het 5de Boek (Verbrechen), Hoofdstuk I, § 2 (Leibsverletzung). In geheel Nederduitschland schijnt evenwel in de middel- | |
[pagina 64]
| |
eeuwen nog gewoner dan bla unde blodich geweest te zijn bla unde blot of blot unde bla. Van deze verbinding geven Schiller en Lübben een aantal bewijsplaatsen in het Mittelniederdeutsches Wörterbuch, waarvan er hier enkele mogen volgen. Uit Lubeck: ‘Bla unde blot, dat beteret men mit sestich schillinghen, unde also manech bla unde blot alse dar is, also maneghen mach he beclagen’ (Lüb. R. 319). Uit Mecklemburg (ao. 1306): ‘Item siquis alii signum verberando infixerit quod in vulgo blůt vnde blawe dicitur’ (Mekl. Jahrbb. 1, 342). Uit Wismar: ‘Henneke Kok proscriptus est propter duo blut vnde blaw, que peregit in quadam virgine’ (Lib. proscr. Wism. 9) en ‘Cl. Oldenborch proscr. est vor blut vnde blau’ (l.c. 10). Tot ver in het Oosten, tot daar waar in de middeleeuwen de Nederduitsche kolonisatie der Oostzeelanden aan het gebied van Moscovië reikte, ja zelfs in de handelsfactorijen op Russisch gebied was de rechtsterm blot unde bla, bla unde blot bekend. B.v. in Riga. Uit de Schragen der Gilden und Aemter der Stadt Riga bis 1621, uitgegeven door W. Stieda en C. MettigGa naar voetnoot1) teekende ik een drietal plaatsen op. Uit ‘Der fischer schragen’ (ao. 1403, 1581, 1606): ‘Vortmehr were dar jemandt, de den anderen schölde schalck offte bove edder den anderen bloth effte blauw schloge, dat hefft de vaget tho richtende’ (a.w. blz. 277). Uit ‘Der arbeideslüde edder Ligger Schragen von alters’ (8 Sept. 1463): ‘Thom ersten so en sal dusse schrag den erbaren heren imme rade tho Ryge nicht entjegen syn unde bysundern in den saken, de an hals unnd an handt, an blaw unnd an bluet unnd an eede rörende sindt unde in diesser gilde scheen mochten, dat Godt vorbede etc.’ (blz. 407). Uit ‘Der maurer Schragen’ (18 Dec. 1390): ‘Vortmer dede in der kumpanye werden kywende edder twedracht hebben, de scolen sik vorliken in der kumpenye sunder blot sunder blaw desgenen, des de schult is, de scal beteren ên half punt wasses na der scra’ (blz. 425). | |
[pagina 65]
| |
Ten slotte bij de Nederduitsche kooplieden in de Russische Hanzestad Groot-Nowgorod. De eerste helft van § 25 van de Nowgoroder SkraGa naar voetnoot1) van 1296 luidt: ‘Van bla oder blot oder spletene cledere. Bla oder blot vnde sceltwort vnde spletene cledere mach en gewelic man wol tugen des he en umberopen man si sines rechtes, he si here oder knecht. Sowe vorwunnen wert dhat he dhen anderen geslagen hebe bla oder blot oder sine cledhere to spleten hebe de scal beteren l½ ma. soluers. also manigen splete also he hede vnde also manich bla also he heuet, also manigen man mach he beclagen dher he an deme vechte gesen si vnde dhar scrichte gehort si vnde e ne dhes vorwinnen moge’. ‘Also manich bla also he heuet’ dat zal wel beteekenen: ‘alzoo menige blauwe wond (of blauwe plek) als hij heeft’. Bla zal hier znw. zijn en als zoodanig op één lijn staan met blot. In het Mittelniederdeutsches Wörterbuch vindt men de volgende plaats uit het Oude Lubecksche Recht: ‘Also mennig blaw, also mennig man unde nenen mer’ (Lüb. R. 540). Doch verg. vooral ald. de aanhaling uit het Hamburger Urkundenbuch I, 724 van 1292: ‘Si quis alium in judicio ad sanguinis effusionem vel livorem, vulgo blawe dictum, laeserit convictus decem marcas argenti pro delicto dabit’ en ten slotte nog uit Fahne, Dortmund III: ‘Vulnus intercutaneum quod teutonice bla wunde dicitur’. Het Hoogduitsche equivalent van bla(w)(e) in den zin van bla wunde zal hier bläue zijn: dat is ook de vertaling die Von Richthofen in zijn Altfriesisches Wörterbuch geeft van ofri. blawelsa, een afleiding op -elsa van blaw, zooals het er te zamen mede voorkomende ofri. blodelsa een dergelijke afleiding is van blod. Uit de Emsiger Domen citeert Von Richthofen: ‘Blodelsa VIII panningar, blawelsa VIII pan.’ Blodelsa vertaalt hij door: ‘blutige wunde’, blawelsa door: ‘bläue’. Verg. ook bij Schiller en Lübben twee plaatsen uit het Oostfriesche Landrecht: ‘Is ock jemant gewundet, | |
[pagina 66]
| |
bloedelse eder blauelse gedan’ (Ostfr. L.R. III, 52) en: ‘Is averst einem geslagen ein bloetsel offte blawelse mit stenen, stocken’ (81). Het Mittelniederdeutsches Wörterbuch vertaalt blauelse door: ‘blaue flecken vom Schlagen’. Daarentegen staan de bovengenoemde aanhalingen met bla(w)(e) daar alle onder Bla: blau, als adiectivum. In overeenstemming hiermede wordt blot in de verbinding bla unde blot, blot unde bla door Schiller en Lübben s.v. Blot (2de artikel) met: ‘blutig’ weergegeven, dus eveneens als adiectivum beschouwd. Het komt mij voor, dat deze opvatting niet juist kan zijn. Heeft men in de verbinding blodich unde bla ongetwijfeld met twee adiectieven te doen, in het synonieme blot unde bla schuilt waarschijnlijk in de meeste gevallen een zeugma van znw. en bnw. De grens tusschen bnw. en znw. is hier zeer vlottend. Gaven wij boven eenige voorbeelden waarin bla als znw. schijnt te zijn gebezigd, als bnw. moet het toch ongetwijfeld staan in een plaats als de volgende: ‘Ock wie den andern blae sleet, die sall gebrocken hebben vyff marck’ (Dorsten, Willk. 205). En al kan men in blot unde bla slaen, blot wel weergeven met: bloedig, het woord blot kan natuurlijk nooit anders dan znw. zijn. In de Middeleeuwen kende men over het geheele uitgestrekte Nederduitsch-Friesch-Engelsche taalgebied den ouden rechtsterm mnd. blot unde bla, blodich unde bla; mnl. bloedich ende blau; ofri. blodich anda blaw; meng. bla and blody. In de 17de eeuw was deze nagenoeg verdwenen of had alleen nog historische waarde. Dan vinden wij hem in het Nederlandsche gebied vervangen door de verbinding blond en blauw, die later op haar beurt werd overvleugeld door de uitdrukking bont en blauw. In het Nederduitsche taalgebied komt blund unde blaw voor het eerst in de 16de eeuw voor, zie het Mittelniederdeutsches Wörterbuch s.v. Blunt: ‘Wie den anderen blaw ofte blonde sluege, sall yn anderhalven alden schyldt... vervallen syn’, een bepaling uit een privilege van 1514 der stad Wesel (Wigands Archiv Westfalens V, 34). | |
[pagina 67]
| |
De 16de eeuw is ook hier, gelijk op zoo velerlei gebied, het overgangstijdperk geweest. Zoowel in het Nederduitsch als in het Nederlandsch komen dan bijwijze van schakel die den middeleeuwschen rechtstermGa naar voetnoot1) met de latere uitdrukking verbindt alle drie de woorden naast elkaar voor. Schiller en Lübben geven een aanhaling uit een Oldenburgsche oorkonde van 1529, waar men leest: ‘Dat he syner f. gnade vnderszathen blunth, blaw vnde blodych gesclagen’. Men vergelijke hiermede de eveneens uit de 16de eeuw afkomstige plaats uit het Stadrecht van Steenwijk, door Stoett als oudste plaats van de verbinding met blond gegeven: ‘Van ymande blont ofte blau ofte blaudich te slaen’ (Stadr. v. Steenw. 307). Terwijl tusschen de beide leden van de oude oorspronkelijke verbinding bloed(ig) en blauw een scherpe tegenstelling bestaat, de tegenstelling die wij boven in het Latijn zagen uitgedrukt door ‘sanguinis effusio’ en ‘livor’, dezelfde tegenstelling die ook het oude Russische recht heeft gekend tusschen ‘krowaw’ en ‘sin’ in de met bloedig of blauw volkomen synonieme Russische verbinding krowaw ili sin'Ga naar voetnoot2), bestaat er tusschen de beide leden van de jongere verbinding blond en blauw ternauwernood eenig onderscheid. Blond is in het Latijn flavus, waarmede het Germaansche woord blauw identisch is of althans verwant. In de meeste deelen van ons land zegt men: ‘hij ziet blauw van de kou’, maar er zijn ook plaatsen, b.v. in de Graafschap Zutphen, waar men hoort: ‘hij ziet blond van de kou’ (Draaijer 5). Doch vooral blijkt de identiteit van blond en blauw in onze uitdrukking uit het feit, dat hier van beide de latijnsche vertaling luidt lividus: ‘von der Farbe, die | |
[pagina 68]
| |
ein (nicht blutrünstiger) Schlag auf der Haut zurückläszt’ (Mnd. Wtb. s.v. Blunt). Toen er geen eigenlijke tegenstelling meer lag in de beide leden der verbinding, was een van beide eigenlijk overbodig geworden. Men ziet dan ook dat, terwijl het oude oorspronkelijke blauw steeds als zoodanig is gevoeld en derhalve bewaard, het andere lid in verloop van tijd en op verschillende plaatsen van het Nederlandsche taalgebied aan allerlei verandering onderhevig blijft. Over de verandering van blond in bont is reeds boven gesproken; ik kan hier nog aan toevoegen, dat ook het Friesch bont en blau kent: het komt b.v. voor in de Rimen ind Teltsjes2, 199 b van de gebroeders Halbertsma (zie Friesch Woordenboek I, 189b). In West-Vlaanderen hoort men: iemand blauw en blot slaan. Blot is volgens De Bo een synoniem van blet, dat beteekent: ‘gekneusd, geblutst, sprekende van fruit’; het zal wel hetzelfde woord zijn als fr. blet: beursch, al dekken de beteekenissen elkaar ook niet volkomen. Gelijkt blot hier veel op blond, in een andere eveneens bepaaldelijk in Zuid-Nederland gebruikelijke uitdrukking nl. iemand grauw en blauw slaan, heeft het veranderlijke lid zich naar het oude onveranderlijke blauw gericht. Voorbeelden van grauw en blauw vindt men reeds in de 17de eeuw bij Poirters (zie Ndl. Wdb. V, kol. 603-604) en in de 19de en 20ste eeuw in de Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboeken van De Bo, Joos en Cornelissen-Vervliet. Teirlinck geeft nog in zijn Zuid-Oostvlaamsch Idioticon: iemand zwart en blauw slaan, het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt in Dl. XII, kol. 96: iemand paars en blauw slaan, terwijl men ten slotte aldaar de reeds bij De Jager in zijn Woordenboek der Frequentatieven I, 448 gegeven aanhaling terugvindt uit het 17de eeuwsche kluchtspelvan De Rijk: Krispijn, Jufvrouw en Notaris, blz. 21 (ao. 1694): ‘Hij sloeg hem paars en pimpel’. Pimpelpaars met een groen randje wordt dikwijls in scherts gezegd, zoo leest men in het Woordenboek der Nederlandsche Taal s.v. Pimpelpaars en onder de beide voorbeelden staat | |
[pagina 69]
| |
er één uit Van Looy's Jaapje waarin de variant pimpelpaars met een rood randje. Maar in de uitdrukking iemand paars en pimpel slaan is niets roods meer overgebleven, dat de herinnering nog in ons zou kunnen wakker roepen aan het bloed der oude oorspronkelijke formule bloed(ig) en blauw. En ook zonder het groene randje dreigt het ons bij den verren uitlooper paars en pimpel langzamerhand groen en geel voor de oogen te worden. Laat ons dus tot ons uitgangspunt terugkeeren. De in het begin aangehaalde woorden van Stoett, dat ‘de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de laatste zegswijze niet uit maar naast de andere is ontstaan’, welke woorden daar de verhouding golden tusschen bont en blauw en blond en blauw, zouden evenzeer van toepassing kunnen zijn op de verhouding tusschen blond en blauw en bloed(ig) en blauw. Maar bleef boven hoofdzaak het feit, reeds in het Nederlandsch Woordenboek geconstateerd met de woorden: ‘blond is hier blijkbaar ouder’, na het bovenstaande geloof ik nog een stap verder te mogen gaan en te mogen constateeren: ‘bloed is hier blijkbaar nog ouder’. En ik meen niet te veel te zeggen met de bewering: aan onze nog thans zoo bekende verbinding bont en blauw ligt een oude Germaansche rechtsterm ten grondslag.
Leiden. r. van der meulen. |
|