Kleine mededeelingen.
128. Lichtaarnmaker.
Naast lantaarnmaker komt in 16de-eeuwsche Amsterdamsche akten herhaaldelijk de vorm lichtaarnmaker en luchtaarnmaker voor. Zie b.v. Weeskamer Amsterdam Register 4, fo 197 vo (13 Sept. 1538): ‘Arent Hermans z. lichtaernmaker’ bewijst het moederlijk erfdeel zijner kinderen; ‘Jan van Grol lichtaernmaker’ is borg.
Idem, Register 7, fo 139 vo (17 Maart 1561): ‘Marye Cornelis dochter met Jan Claes zoon luchtaernmaecker haeren jegenwoordigen man’ bewijst haar zoons goed. Op fo 123 ro (5 Maart 1561) wordt hij genoemd ‘Jan Claes z. lantaernmaecker’.
Ald., fo 173 vo (24 Maart 1562): ‘Jacob Hermans zoon ende Meynert Pieters zoon Luchtaernmaeckers’ bewijzen het goed der weeskinderen van Gerijt Gheerlofs zoon.
Wij hebben hier een aardig voorbeeld van volksetymologie, die lantaarn met het gelijkbeteekenende lichter, luchter in verband bracht en daarnaar vervormde.
g.j. boekenoogen.