Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 39
(1920)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Nederlandtsche Wech-Corter.Kalff heeft het eerst de aandacht gevestigd op de novellenverzameling ‘Der ionghe Dochters Tijt-cortinghe’ van 1591 (Gesch. der Ned. Letterk. in de 16e eeuw, II, 206). Daarna heeft Bolte (Tijdschr., XIII, 85) een uitgave van 1734 besproken, waar dit boekje voorafgegaan wordt door den ‘Neederlandschen Wegh-Korter’ en ‘Den Melancolyen Verdryver’. Te Winkel sprak over een uitgave van 1623 van de drie boekjes en deelde mee, dat de verzameling later nog minstens veertien maal herdrukt is (Ontwikkelingsgang, II, 541). Terwijl Bolte ten slotte den volledigen inhoud van een uitgave van 1613 der drie boekjes meedeelde (Tijdschr. XXXIX, p. 80 vlg.). Ik wil hier even den volledigen titel van mijn exemplaar der drie werkjes meedeelen en er een enkele notitie aan toevoegen: ‘Vermeerderde Nederlandschen Wech-corter / Inhoudende verscheyden nieuwe Vertellinghen / van warachtighe geschiedenissen / seer genoechelijck om lesen / ende dienstelijck om in plaetse van achterclap op Waghens ende in Schuyten / oock op Weghen te vertellen tot vercortinghe des weghs. Het tweede Deel / Den Melancolijen verdrijver: Verhalende vele wonderlijcke ende seltsame gheschiedenissen ende avonturen / seer lustich om 's Menschen Geest te vermaken / en fantasyen te verdrijven. Het derde Deel / Der Jonghe Dochters Tijdt-cortinghe: Han- | |
[pagina 302]
| |
delende van vele schone / lustige / ooc treurige / seltsame / ende vreemde wonderlijcke geschiedenissen. Op nieus (int Jaer 1629) vermeerdert en verbetert. Vignet: een banketeerend gezelschap. t' Amsterdam Bij Broer Jansz. woonende op de Achterborghwal / in de Silvere Kan / Anno 1629. Bolte vermoedde, dat heel de verzameling reeds in het einde der 16e eeuw was samengesteld. Tot nadere bevestiging daarvan kan het volgende dienen. Het 25e verhaal van den Wegh-corter begint aldus: ‘Het is in corten Jaren gheschiet in Nederlant / als die Hertoch van Alva Gouverneur was over die selve Landen, dat’ etc. De zevende novelle van den Melancolijen Verdrijver is uit de Decamerone (IV, 9). Aan den titel is toegevoegd: ‘Getogen uyt Boccatius / vanden ghene die noch in Nederduytsch niet en zijn ghesien / bewijsende dattet quaet dinck noch een argher met brenght’ etc. De vijftig lustige historiën nu, die niet in Coornherts vertaling van 1564 voorkwamen, zijn in 1605 door G.H. van Breughel uitgegeven. De samenstelling van den bundel moet dus liggen tusschen het vertrek van Alva en 1605. Waarschijnlijk is dus wel het geheel in 1591 uitgekomen, de beide andere bundeltjes tegelijk met de Tijdt-cortinghe, die Kalff bekend was. De drie bundels van 1629 bevatten zeven verhalen uit de Decamerone. De Melancolijen Verdrijver heeft als No 7 Boc. IV, 9, als No 8 Boc. VII, 5, als No 10 Boc. V, 4. De uitgave van 1613 bevat alleen de eerste twee. Het 12e verhaal in de editie door Bolte gebruikt is Boc. IX, 3. In myn exemplaar staat daarvoor een ander verhaal. Boc. IX, 3 is daar No 9 van de Tijdt-cortinghe. Bovendien komen in de Tijdt-cortinghe voor als No 5 Boc. II, 10; als No 6 Boc. II, 2; als No 11 Boc. III, 3. Van deze zeven komt alleen V, 4 in de vertaling van Coornhert voor. Vermoedelijk vijf van de niet door Coornhert ver- | |
[pagina 303]
| |
taalde novellen zijn dus hier reeds voor 1605 in vertaling bekend. Van Boc. IV, 9 staat dit vast. De vertaling van deze vijf stemt niet overeen met die van Van Breughel. Bovendien zij opgemerkt, dat in V, 4 niet de vertaling van Coornhert is gevolgd. Het verhaal is zeer bekort, van den nachtegaal, die ten slotte door Katharina gevangen was, is hier geen spoor. Na de twaalf verhalen van den Melancolijen Verdrijver komen in mijn editie nog twee ongenummerde kleine aardigheden. Evenzoo wat vulgo een mop heet tusschen No 1 en 2 van de Tijdt-cortinghe. No 2 van de Tijdt-cortinghe bevat het Jozef-Vrouwe Potifarmotief. No 7 werd gedramatiseerd door Moor in Olymphia (1635)Ga naar voetnoot1). No 8 wordt ook vermeld door Lambertus van Bos, Toneel der Ongevallen, I, 135, die als bron opgeeft: ‘Ravis’. - Is dit misschien Johannes Ravisius Textor? No 15 in mijn exemplaar is een ander verhaal dan in het exemplaar van 1734. Bolte heeft nog van verschillende andere verhalen uit deze drie bundels verwante opgegeven, ook uit den Wech-Corter (3 van de 25). Toch bevat de Wech-Corter veel wat in de dagen van zijn ontstaan waarschijnlijk tot het ‘gemengd nieuws’ behoorde. No 8 bevat de legende, die meen ik aan het Amsterdamsche ‘huis met de hoofden’ verbonden is, in ieder geval aan een bekend oud Amsterdamsch huis.
j. prinsen jlz. |
|