Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 39
(1920)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
Kabardijn in blazen.In zijn Nieuwe bijdrage tot de kennis van de Hollandsch-Russische relaties in de 16e-18e eeuw, bronnenpublicatie uit de Amsterdamsche notarisprotocollen, geplaatst in het 2de deel van het Economisch-Historisch Jaarboek (ao. 1916), publiceert de heer D.S. van Zuiden onder no. 29 (blz. 27 van den overdruk) in dato 23 Maart 1685 eenige verklaringen van Amsterdamsche kooplieden betreffende een handelsartikel, geheeten caberdine in blasen. De eerste verklaring volgt hier: ‘Op huyden compareerde etc. Sr. Joan Bleeker, gesworen makelaer hier ter stede, ende heeft ten versoecke van Sr. Jan Biler, koopman hier ter stede, verklaert: Dat hij eenige jaren nae den anderen in Moscoviën is geweest, ook in de stadt Moscouw gewoont en genegotieert als koopman, in die tijt en aleer hij het officie van makelaer heeft aangenomen, alwaer hij volkomene kennisse heeft gekregen, dat de caberdine in blasen is komende van de frontieren van Moscoviën, die nae Siberiën en Cattay strecken, en soo over de stadt Tobol en andere steden, in die gewesten gelegen, wort gebracht naer de stadt Muscow, alles te lande en binnen het keysersrijk van Muscoviën gelegen, alwaer deselve caberdine door de Hollandse kooplieden alleen wert gecontracteert en gekogt en directelijk op Amsterdam gesonden, hetsij over Polen of Lijfland te lande, nae gelegentheyt van de passagie, sonder andere seehavens aen te doen tot het transport, en sulkx genoegsaem een koopmanschap van de Hollandse natie alleen is en te reekenen en geconsidereert behoort te werden. Nog verklaert hij, comparant, dat de requirant in de maent December 1684 t' sijnen overstaen als makelaer in dese stad Amsterdam heeft gekogt van een moscovischen handelaer 166½ oncen van soda- | |
[pagina 292]
| |
nigen caberdine, hier ter stede directelijk gecomen uyt Moscoviën in manieren als voren’. In een dergelijke acte van een jaar vroeger in dato 24 Februari 1684 (no. 28; blz. 26 van den overdruk) wordt de genoemde koopwaar samengenoemd met: muskus. Er is daar sprake van ‘den handel en incoop der Moscovise muskus ende cabardinen in blasen’ en van de levering ‘in de maent October 1683 ... binnen Amsterdam’ van ‘een partije van 273 oncen van soodanige muscovise muskes of caberdinen, direct uyt Moscoviën.’ Hieruit blijkt, dat men onder caberdine in blasen: muskus, of nauwkeuriger: een bepaalde soort van muskus moet verstaan. Het woord komt meer dan eens voor in Witsen's werk Noord en Oost Tartaryen, b.v. op blz. 109a: Langs de Rivieren Gan en Naum zijn drie Goeverneurs of Bevelhebbers van den Sineeschen Keizer: welke van de luiden, die onder Schatting staen Tol vorderen, bestaende in vellen van Tygers, Luipaerden, Luxen: en ook Kabardyn: in Druiven, en veelderhande Koorn.’ Elders, op blz. 682b noemt Witsen het kabardindier d.i. het muskusdier: ‘De naest omleggende Oevers des Baikals bewestelijk, zijn van Buraten, of Brati, Moegalen, Tingoesen, en Onkoten bewoont; men heeft daer schoone zwarte Zabelen, en word het Kabardin Dier aldaer mede in 't gebergte gevangen’. Witsen zet ons ook uitvoerig het onderscheid, dat er tusschen de muskus en de kabardijn werd gemaakt, uiteen in zijn behandeling van dit zoozeer gezochte produkt op blz. 789 vlg.: ‘Cabardin, of Capra Indica, is het Dier, daer van de Muskus en Cabardin komt: het word achter Siberien in der Kalmakken-land, en bezuiden Nertzinskoy gevangen: is zoo groot als een klein Rhee .... Muskus, die uit Siberien en der Kalmakken-land komt, word in Rusland binnen zijn eigene blaasjes met de Tarra verkochtGa naar voetnoot1): ... Het Muskus | |
[pagina 293]
| |
word gevonden aan de navel van het Muskus-dier: want in de navel van dit Dier vergaderd zich bloed, byna een halve vuist dik, 't welk te gezetter tyd zoo ryp word, dat de natuur het Dier aandryft 't zelve aen een steen, of iets anders, uit te perssen; en deze Muskus is, wegens zijne volkomene tydigheit, de beste, doch word zelden gevonden. Dit Dier word, om de kostelyke Waar die 't by zich heeft zeer vervolgt; en 't gebeurd, dat, hoe nader de tyd van de rypigheid van 't bloed in de navel is, hoe beter de Muskus is; maer als 'er alleen bloed valt, of dat 't zelve half ryp is, zoo vind men geen Muskus, maer alleen Cabardin; waer door dan komt te gebeuren, dat, die zich op deze Koopmanschap niet wel verstaet, zeer kan bedroogen worden, ontfangende Cabardin, die naeuwlijks de helft waerd is, voor Muskus, dewyl die den anderen zeer gelijk zijn, en alleen door de smaek onderscheiden kunnen worden. Wezende Cabardin, daer het Muskus-dier zijn naem van heeft, het slechtste of magerste Muskus, 't geen zoo goede reuk niet heeft, en gelicht word na dat het vetste en beste Muskus is geloost.’ Men vindt bij Witsen ook een etymologie van dit woord, op blz. 688a: ‘Uit het Landschap Kabardi, niet wyt van deze Zee, of dit Meir (bedoeld is de Kaspische Zee), te weten, in de Noorder Landstreke, tusschen de Kaspische en Zwarte Zee gelegen, komt de gemeene Muskus van daen, die Kabardin genaemt word. Het Volk is daer veel Heidensch en Mahometaensch, vermengt met Christenen’ enz. Witsen leidt de benaming kabardin dus blijkbaar af van den aardrijkskundigen naam Kabardi, een landschap in het Noorden van den Kaukasus. Hij bedoelt de Kabardá, welks bevolking, een twijg van den Tsjerkessischen stam Kabardéj wordt genoemd, nagenoeg synoniem met Kabardintsy, mv. van Kabardinets: een bewoner van de Kabardá (zie b.v. het Entsiklop. Slowar'). Maar Witsen's etymologie kan niet juist zijn, om de eenvoudige reden, dat in deze landstreek het muskusdier niet voorkomt. Volgens de dierkundeboeken wordt | |
[pagina 294]
| |
het muskusdier aangetroffen ‘in Midden-Azië op de hooge gebergten van het noordelijk gedeelte van Hindostan tot in Siberië toe’ (Burgersdijk, De Dieren I, blz. 351). Naar de plaats van herkomst worden ook drie soorten van muskus onderscheiden: ‘de Siberische muskus is minder gezocht dan die van Tibet en Indië’ (Burgersdijk t.a.p.). Witsen kent deze soorten ook: behalve de Siberische noemt hij in zijn werk ook de beide andere: op blz. 338 a zegt hij: ‘In Tibet valt Muskus’ en op blz. 786 a vermeldt hij muskus uit Indië. Die muskus uit Kabardi of liever uit de Kabardá is blijkbaar door hem verzonnen ter wille van de etymologie van het zoo gelijkluidende woord kabardin. Indien Witsen Russisch gekend had - wij weten uit zijn eigen mededeeling in het journaal van zijn reis naar Moscovië, dat het hem door de argwanendheid van de ambtenaren van den tsaar niet gelukte een leermeester in die taal te krijgen -, indien hij Russisch gekend had, zou bij hem allicht de gedachte zijn opgekomen aan den Russischen naam van het muskusdier, nl. kabargá; volgens Th.E. Korš in het Woordenboek der Akademie is dit woord afkomstig uit het Altaïsch, wat niet onbegrijpelijk is. Van kabargá zijn twee bijv. naamwoorden afgeleid: kabargínnyj en kabargínskij, voorkomend in de Russische benaming van het product van het muskusdier, de muskus, t.w. kabargínnaja of kabargínskaja strujá (vgl. de benaming bobrówaja strujá voor: bevergeil). Uit dezen stam van het adjectief kabargin- moet, met verandering van den zachten keelklank in den zachten dentaal, die dichter bij de voorafgaande lipletter ligt, in het Hollandsch kabardin (cabardin), caberdine, kabardijn zijn overgenomen. En volgens Witsen, wiens bewering schijnt bevestigt te worden door hetgeen men in de acten bij Van Zuiden leest, hebben onze Hollandsche kooplieden er bepaaldelijk een minder goede soort muskus onder verstaan.
Leiden. r. van der meulen. |
|