Kleine mededeelingen.
96. Al = ‘overal’ en ‘altijd’.
In de Woordenlijst en blz. 168 der nieuwe bewerking van Maerl.'s Str. Ged. I M. 514 wordt opgemerkt, dat voor al ‘overal’ weinig bewijsplaatsen bestaan, en dat al ‘altijd’ in 't Mnl. slechts in aldore is gevonden, hoewel het, gelijk p. 167 geconstateerd wordt, ook op genoemde plaats kan voorkomen. Aan de getuigenissen uit De Bo en Fri. Wb. kan toegevoegd, dat in Groningen e.e. wordt gezegd: 1o Hij keek ál voor zich uit, Hij is ál aan 't plagen, aan 't rekenen, in de war, 2o Ál daar (= overal waar) een gaatje in is, daar moet terpentijn in.
w. de vries