Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 38
(1919)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKleine mededeelingen.94. Een atlas opvesten.In Het Swart Toneel-Gordyn / Vertonende / De Lauwer-Bladen / Gestroit op het Graf van / de Heeren / Cornelis en Johan de Wit. / Vervat in drie Deelen. anno 1678, dl. 3 trof ik op blz. 2 onder het bekende gedicht, dat in Vondels Poëzy 1682 I blz. 576 voorkomt als ‘Ter eeuwige gedachtenisse van den heer Joan de Wit, Raetpensionaris van Hollant, & c., in Het Swart Toneel-Gordyn echter heet: ‘Ter eeuwiger Gedachtenis van de Heeren Cornelis en Johan de Wit’, het jaartal 1677 en uitdrukkelijk er | |
[pagina 256]
| |
bij ‘In 't 89 Jaer ouderdoms’ onder den naam J.v. Vondel. Het komt mij voor, dat deze dateering van het gedicht de juiste is, vooral omdat Het Swart Tonel-Gordyn een betere lezing geeft en een juister opschrift bovendien. Geen lezer toch kan het ontgaan, dat beide broeders worden herdacht. De tekst in de Poëzy luidt:
Hy best zich zelven, door veel wonderdaên bedreven,
Een' Atlas, opgegroeit tot zulk een lastigh pakGa naar voetnoot1).
De verklaring. hiervan gegeven berust op de aanneming van een werkwoord: ‘zich besten’, wat dan beteekenen moet: ‘zich het best afteekenen’Ga naar voetnoot2). In Het Swart Toneel-Gordyn lezen we:
Hy vest, zich zelven, door veel wonderen bedreven
Een Atlas op; gegroeit tot zulk een lastig pak.
Deze redactie is volkomen duidelijk. Opvesten beteekent hier: op zich nemenGa naar voetnoot3); atlas, last, drukteGa naar voetnoot4). De inhoud der verzen is derhalve: hij neemt door de vele groote daden, die hij verrichtte, een zeer moeilijke taak op zich, die uitgroeide tot een zoo zwaren last. Nog op een andere plaats wijken de teksten in 't oogloopend van elkaar af. Ik aarzel echter niet aan de Poëzy daar de goede lezing toe te kennen. In vers 7 namelijk heeft Het Swart Toneel-Gordyn ‘bedreven’ in plaats van het betere ‘gedreven’. Mijn conclusie is, dat het onwaarschijnlijk is, dat de Poëzy den eersten druk of de lezing naar het hs. bevat en dat de mededeeling van Brandt, wat betreft het jaar 1674 als terminus ante quem, aan twijfel onderhevig isGa naar voetnoot5).
a. schillings. |
|