Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 37
(1918)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKleine mededeelingen.84. Kenne, kene, boye, kier.Op bl. 276 van Deel XXXIV verklaart Dr. De Vooys, dat de oorsprong van kenne hem duister blijft. Verdam in Mnl. Wdb. III, 1309 vat het terecht als een geb. wijs op. Maar zijn vermoeden, dat het eene volksuitspraak van kom nu zou zijn, lijkt mij onwaarschijnlijk. Eerder is het de geb. wijs van kennen in de beteekenis van ‘opmerken’, dus gelijkstaande met ons kijk! dat als tusschenwerpsel eene zoozeer verzwakte beteekenis heeft, dat het synoniem is geworden met zeg!, welks beteekenis niet minder verzwakt is. Kene, dat Mnl. Wdb. III 1305 ook veronderstellender wijze als kom nu verklaard wordt, is tot nog toe alleen gevonden in V Maegd. 250. Maar een zoo slecht overgeleverde tekst heeft niet veel bewijskracht, en misschien moet ook daar kenne gelezen worden. | |
[pagina 270]
| |
Het woord boye, dat op een der twee vindplaatsen naast kenne staat, wordt ook nog veel gebruikt in den vorm booi. Verdam ziet hierin bode. Maar tegenwoordig heeft dit booi altijd de open o, terwijl booien = boden de gesloten o heeft. Men voelt het nu als synoniem van jongen en denkt daarbij veelal aan het Engelsche boy, ten gevolge waarvan men ook bŏi hoort. Is dit een oud Nederlandsch woord, of eene - en dan zoo oude - ontleening uit het Engelsch? Kluge en Lutz in English Etymology vermoeden, dat boy teruggaat op *bo = ‘broeder’ en vergelijken daarmede Vlaamsch boeGa naar voetnoot1). Dat laatste is nu in den verkleiningsvorm boetie in het Afrikaansch nog zeer bekend. De uitroep kyer kan zeker als bijvorm van keren verklaard worden. Maar bij min of meer opzettelijke vervormingen is het moeilijk zekerheid te verkrijgen. Daarom wijs ik op eene andere mogelijkheid. Het voorbeeld van kyer kan naast kerst, misschien in samenwerking daarmede, kyrie geweest zijn. Aan dit laatste zullen wij toch wel te denken hebben in de verbinding keri en benedicite in V Maegd. 197.
p. leendertz jr. |
|