Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 37
(1918)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
[Kleine mededeelingen]78. Adam in Ballingschap vs. 845.833[regelnummer]
Danssenwe, Godts naem ter eere,
Die gelieven t'zamenvoeght,
Zoo gezalight, en vernoeght.
Laetze beide, keer in keere,
In het midden van den rey,
Op kornet en hofschalmey,
Harpen, fluiten, luiten, veelen,
840[regelnummer]
En de bevende orgelkeelen,
Trippelende zwey in zwey,
D'eene ronde in d'andre mengelen,
Tegens stroom, en dan voor stroom,
Binnen menschen, buiten engelen,
845[regelnummer]
Luister scherp naer wet en toom.
In den laatsten regel is de plotselinge overgang in een imperatief ongemotiveerd; deze past hier niet. Ook zou men, indien een gebiedende wijs bedoeld was, luistert verwachten (vgl. gunt in vs. 861). In alle mij bekende uitgaven staat luister scherp, doch eene kleine verandering, namelijk de verbinding der twee woorden tot één, neemt het bezwaar weg. Ik vermoed dus, dat Vondel geschreven heeft luisterscherp, een bnw. met de beteekenis scherp luisterend naar, nauwkeurig lettend opGa naar voetnoot1). Dit bnw. komt o.a. voor bij Vondel, Kruisbergh aan Magdalena Baeck, 53: Toen David stelde luisterscharp, op dat geruisch sijn schelle harp; Harpoen, vs. 78: Hoe edel is uw ziel, hoe luisterscharp uw oor, op 't rollen van het wiel! Ook in later tijd was dit adjectief bekend; vgl. Halma, 329: luisterscherp, scherp in 't luisteren. Een voorbeeld uit onzen tijd vindt men bij Soera Rana, Door schroeiende zanden, vs. 9: Daar ruischen de bronnen.... de luisterscherpe ooren vernemen 't gerucht. Synoniem was luisternauw, dat voorkomt bij P.C. Hooft, Ger. v. Velzen vs. 1695: 't Waelen vande Naeld aen 't luysternauw Compas.
Amsterdam. f.a. stoett. |
|