ofte wel de Vogelkoyen noemt’ en gebruikt die benaming Vogelkooien meermalen; in de maatboeken van den banne van Westzaanden, waarvan het oudste dat bewaard is uit 1588 dagteekent, vond ik echter alleen de Kooien. Deze landen behoorden tot de goederen van Heer Willem van Zaanden, die na den moord op Graaf Floris V verbeurd verklaard werden, en kwamen later, in een aantal perceelen gesplitst, in verschillende handen.
Zulke perceelen in de Kooien worden dan natuurlijk in de wandeling op allerlei wijze van elkaar onderscheiden, om te weten welke of wiens Kooi men bedoelde; ook elders in de Zaanstreek en verderop in Noord-Holland vindt men ettelijke stukken land die de Kooien heeten. Het ligt voor de hand dat ze in den regel naar den naam van den eigenaar (of van een voormaligen eigenaar) werden onderscheiden. Voorbeelden daarvan, reeds uit de middeleeuwen, kan men bijeenvinden in mijn Zaansch Idioticon, kol. 491, op kooi.
Nu blijkt uit de mededeelingen van Mej. van Gelder dat de Amsterdamsche straatnaam in 1585 Ranskoy luidt, maar dat dit niet de oudste vorm van de benaming is, aangezien een aanteekening van Mr. de Roever melding maakt van een huis genaamd Toornenburch ‘in Jan Ranskoy’ (in de 15de eeuw?). Het land waarop de straat die nu de Ramskooi heet is gebouwd droeg dus den naam van Jan-Ranskooi (d.i. de kooi die het eigendom was van Jan Ran), en kooi zal in dezen landnaam wel dezelfde beteekenis hebben als in de buitendijksche kooien aan de andere zijde van het IJ.
Of het in de 15de eeuw aan Jan Ran toebehoorende land vroeger deel heeft uitgemaakt van de vogelkooien der Heeren van Amstel gelijk de Zaandammer Kooien van die der Zaanden's, is niet meer na te gaan, maar het is geenszins noodzakelijk; evengoed kunnen gewone Amsterdamsche poorters van het buitendijksche land kooien hebben gemaakt, gelijk men er later, toen de houthandel behoefte aan terreinen kreeg, houttuinen en scheepstimmerwerven heeft aangelegd.