Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 37
(1918)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBijdrage tot de bibliographie van Vondel's werken.Onder no 141 van zijne Bibliographie van Vondels werken bespreekt Unger een der zoogenaamde Amersfoortsche uitgaven van Palamedes, gedateerd 1707. Voor zijne meening, dat deze dateering niet in orde is, heb ik een overtuigend bewijs gevonden. Op blz. 71 verwijst de bezorger van dezen druk naar de aanteekeningen op bladzijden 242 en 253, die in G. Brandts Historie van de Rechtspleging gehouden in de jaaren 1618 en 1619 omtrent de dry gevangene heeren mr. Johan van Oldenbarnevelt, mr. Rombout Hoogerbeets, mr. Hugo de Groot. De tweede druk, voorkomen. Die aanteekeningen opslaande vond ik op blz. 252 en vlg. (de aanwijzing is dus niet geheel juist!), een noot van Geeraardt's zoon, Johannes Brandt, waarin hij meedeelt, dat het 't plan van zijn vader was het sterven van Prins Maurits in het vervolg van zijne historie der Reformatie te boek te stellen, wat zijn ontijdige dood echter verhinderd had. Daarom gaf hij nu zelf de bekende bizonderheden naar eene copie van een memorie, ‘geschreven met d'eige handt van Uitenbogaerdt’ en ook nog eene aanteekening van een andere hand. | |
[pagina 60]
| |
Met een onbeduidende wijziging nu staat een deel van die noot aangehaald op blz. 71 der bewuste Palamedes-uitgave. De conclusie ligt derhalve voor de hand, dat de bezorger de Rechtspleging met de aanteekeningen van J. Brandt moet gekend hebben, maar dan kan zijn uitgave althans zeker niet vóór 1710 ter perse zijn gegaan, het jaar waarin de tweede druk der Rechtspleging, ‘Met aanteekeningen vermeerdert’ verschenen is. Een belangrijke noot bevat de druk bovendien op blz. 260; Johannes zegt daar het volgende: ‘De Palamedes is nevens de Hekeldichten van Vondel in den jare 1705 in 't licht gegeven met aanteekeningen, waarvan men het grootste gedeelte aen d' arbeitzaemheit van den heere G. Brandt verschuldigt is; echter zijn vele plaetsen niet aengeroert, die aenmerking verdienen om 's dichters meininge des te klaerder in den dagh te zetten. Deze ben ik voornemens (indien Godt my leven en ledigen tydt vergunt) by gelegenheit aen de werelt mede te deelen met een' netter druk van den Palamedes en de hekeldichten, dewyl d' eerste vry gebrekkelyk is.’ Brandt kende dus in 1710 slechts de uitgave (n) van 1705, die door zijn vader met aanteekeningen voorzien was. Dat feit wekt bij mij twijfel of er wel verschillende edities van 1707 bestaan. Zelf bezit ik er een met 1707 op het titelblad, die een zeer eigenaardige pagineering heeft en waarvan de signatuur, evenmin als de pagineering, door Unger vermeld wordt. Wat Palamedes betreft, komt ze overeen met de beschrijving van Unger no 441, maar niet wat aangaat de er op volgende hekeldichten (Unger no 17). De pagineering is doorloopend van 1 tot 246; de signatuur van A tot Q3. Bladwijzer met het ‘Bericht aan den Binder om de platen na zetten’ en een ‘Bijvoegsel’ ontbreken. Op blz. 246 is te vinden ‘De Vertroosting over de doodt van zyn Hoogheit’. (2 strophen). Het was echter door den binder verdonkeremaandGa naar voetnoot1). | |
[pagina 61]
| |
Bij het gedicht ‘Uitroep des verloren Vryheits tot Leiden’ staat in een noot o.a.: ‘'t geen naer alle waerschynlykheid niet van Vondels maeksel is.’ Het voorbericht ‘De Boekverkooper Aen den Lezer’, door Unger vermeld onder no 18 (der Hekeldichten), waar hij eene editie van 1736 bespreekt, komt ook hier voor, terwijl de uitgave tevens de prenten bevat, voorstellende Desiderius Erasmus en de Begraevenis van den Hont van Schout Bont, waarop de ‘Boekverkooper’ in het voorbericht wijst. Wij kunnen dus wel met zekerheid zeggen, dat de besproken uitgave na 1736 valt en het ligt voor de hand te veronderstellen, dat de uitgever met opzet 1707 op den titel heeft geplaatst, waarschijnlijk, omdat de uitgave van dat jaar nog steeds meer gevraagd werd, dan die van 1736. (Unger vermeldt er 4 met 1707 op den titel; 2 met 1736). Alkmaar. andré schillings. |
|