Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 37
(1918)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Kleine mededeelingen.72. Mariken van Nimw. 841.In Mar. v. Nimw. zegt vs. 840/41 María tegen Jezus: Dinckt om die passie, die ghi geleden hebt,
Dinckt om alle dbloet. dat ghi stortet in ghescille.
en deze woorden zijn de oorzaak geworden van een ‘ghescille’ tusschen Verdam en Leendertz. Verdam zegt: ghescille is rumoer, opschudding (Mnl. Wdb. II 1609). Leendertz zegt: onmogelijk, want er was geen rumoer of opschudding en daarom verkies ik de beteekenis: proces, geding. Heeft Verdam echter wel ongelijk? Indien men in de Vulgaat naslaat a: Mt. 27, 39, 40 en Mc. 15, 29, 30, Ps. 21, 8, die immers naar roomsche opvatting hierop betrekking heeft; b: Mt. 27, 41-43, Mc. 15, 31-32a, Lc. 23, 35b en de desbetreffende plaats in de Acta Pilati; c: Lc. 23, 36, 37; d: Mt. 27, 44, Mc. 15, 32b, Lc. 23, 39, dan is daaruit, hetgeen o.a. de Kerkvaders plachten te doenGa naar voetnoot1), wel te lezen, dat Christus bespot en gehoond is a: door het volk, b: de leden van het Sanhedrin, c: de soldaten en d: de medegekruisigden. Dit ‘rumoer’ of ‘ghescille’ te noemen is toch wel niet gezocht.
Den Haag. a. van herk. |
|