nymicum te zijn, als Janse(n), Koene(n), Louwe(n); en nog wel een van jongen datum. Dat Formijne niet eerder als zoodanig is herkend komt alleen doordat de mansnaam waarvan de naam is afgeleid zeer ongewoon is en slechts in een beperkt gebied schijnt voor te komen.
Of de mansnaam Formijn thans nog in gebruik is weet ik niet. In de naamlijsten van Leendertz wordt hij niet vermeld, maar wel wordt daar opgegeven de vrouwennaam Formina, die er blijkbaar een afleiding van is.
De sleutel tot de verklaring is te vinden in het Register op de Leenaktenboeken van Gelre, kwartier Nijmegen. Aldaar wordt op blz. 508 vermeld, dat ‘Vermein Derxe’ 6 mergen lands onder Ophemert koopt en daarmede beleend wordt op 27 Maart 1713. In 1736 gaat dit leen over op ‘Derk Vermeyn, erfgenaem sijns vaders Vermeyn Derx’, daarna in 1776 op diens broeder ‘Pieter Vermeyn’ en vervolgens in 1781 op ‘Cornelis Vermeyn, erfgenaam sijns vaders Pieter’. In de leenakte zelf is deze Cornelis genaamd ‘Formijn’.
Verder wordt op blz. 525 melding gemaakt van een erfmagescheid van 15 September 1788 tusschen de kinderen van Gobel Valkis, houder van een leen ‘de Kuiksche tiende op Tiele ende tot Droemt’ (d.i. Drumpt). Onder deze erfgenamen vind ik: ‘Maria Valkis en haar man Adrianus Formijn’ en ‘Barthold Valkis, weduwnaar van Margrita Vermijne’.
Uit deze opgaven blijkt dus dat in de 18de eeuw een mansnaam Vermeyn of Vermijn in de Tielerwaard een patronymicum heeft doen ontstaan, dat afwisselend Vermeyn, Formijn of Vermijne wordt geschreven. Of hier sprake is van slechts één familie, of van afstammelingen van verschillende personen die den voornaam Vermijn droegen, heb ik niet nader onderzocht. Evenmin weet ik of de tegenwoordige familie Formijne (in Zuid-Holland: Gorinchem enz.) aan de genoemde personen verwant is. Maar ook zonder dat zullen we ons wel niet vergissen, indien wij thans Formijne als een patronymicum opvatten.