Kleine mededeelingen.
65. Laboulaye en Betje Wolff.
In het geestige boek van E. Laboulaye Paris en Amérique wordt ons verteld van een kwaker, Seth geheeten, die, op een zeer ongelegen oogenblik door een hond verrast, zich op dat dier wreekt door plotseling uit te roepen: ‘Chien enragé! Chien enragé!’
‘En un clin d'oeil’ - vervolgt de schrijver - ‘il n'y eut plus de bottes aux fenêtres; des milliers de têtes regardaient et menaçaient l'ennemi; pierres, bâtons, meubles pleuvaient comme grêle sur la bête; un coup de feu l'abattit avant qu'elle fût au bout de la rue; elle tomba, pour ne plus se relever, en poussant un hurlement qui me retentit au fond du coeur.’
Vooraf heeft de kwaker den hond aldus toegesproken:
‘Ami ... tu es venu me troubler au moment le plus doux de ma vie; un autre que moi t'aurait battu ou tué, il y en aurait eu le droit; je te montrerai la différence qu'il y a entre un quaker et le commun des hommes. Pour toute vengeance, je me contenterai de te donner un vilain nom’.
Men kan dit vinden op blz. 150 en 151 van den 27sten druk, in 1872 te Parijs bij Charpentier et Cie verschenen.
Onlangs het verdienstelijke werk van Johanna W.A. Naber over Elisabeth Wolff - Bekker en Agatha Deken, in 1912 door Teyler's Tweede Genootschap bij de Erven F. Bohn te Haarlem uitgegeven, lezende, vond ik daar op blz. 100/101 een gedeelte aangehaald van een gedicht Vergeefsche Raad getiteld, waarmede Betje Wolff haar dichtstuk de Menuet- en de domineespruik deed vergezeld gaan.
In dat gedicht leest men:
D'uitmuntendste Advocaat, die immer heeft verdedigt
De Vrijheid en de Deugd, heeft honderdmaal gezeid:
‘Kind, wagt je voor de Geestlijkheid!
Wee die haar, ooit, in 't minst beleedigd.