Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 35
(1916)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |
Nog eens Mnl. tentenel - tinterneel.Met groote belangstelling heb ik de veronderstellingen van Dr. R. van der Meulen over oorsprong en beteekenis van 't Mnl. tentenel gelezenGa naar voetnoot1). Gaarne wil ik er hier een aanvulling op geven. Mij is toevallig voor eenige tijd een tweede voorbeeld van dit duistere woord onder de oogen gekomen, waardoor over de beteekenis meer licht opgaat. In een incunabel van de Deventer Athenaeum-Bibliotheek,Platina. De vitis pontificum. - s.l. [Venetië], Joh. de Colonia en Joh. Manthen, 11 Juni 1479. 2o.komt, op de blanke versozijde van de laatste bladzijde, de volgende aanteekening in ms. voor, geschreven met een hand uit het einde van de 15de eeuw: Elders - vermoedelijk in ‘Het Boek’ - hoop ik binnenkort uitvoeriger te schrijven over dergelijke inschriften in incunabelen. Hier is 't voldoende te vermelden, dat ik ruimschoots gegevens heb, om vast te stellen, dat ze afkomstig zijn van de rubricatoren, die, soms aan 't begin, soms aan 't slot van een boek een aanteekening schreven over de omvang van hun volbrachte arbeid, waarnaar dan mogelijk hun loon werd berekend. Men weet dat in de eerste 30-40 jaar van de drukkunst de rubricator nog heel wat te doen had aan een boek, als het van de pers kwam: de groote initialen moesten geschilderd worden, meest in rood of blauw, dikwijls ook de rubriekteekens, terwijl gewoonlijk alle gedrukte hoofdletters ter opluistering een likje rood kregen. | |
[pagina 235]
| |
Wat beteekent nu hier tinterneellen? Het versierde boek zelf zal er ons 't antwoord op geven. 215 lettere en 215 pirafien vermeldt de aanteekening. In werkelijkheid heeft de rubricator in de incunabel 222 sierletters en 218 rubriekteekens of paragrafenGa naar voetnoot1) gemaakt. Ik moet hierbij opmerken, dat in de meeste rubricatoren-inscripties, die ik gevonden heb, de optellingen niet heel nauwkeurig zijn; 't geen, als men de groote getallen en de vermoedelijk geringe ontwikkeling van deze artisten in aanmerking neemt, niet te verwonderen is. Om nu vast te stellen, wat met tinterneellen bedoeld is, hebben we slechts na te gaan: welke dingen heeft de rubricator, behalve initialen en paragrafen, in deze Platina geteekend, 400 stuks in aantal? Niets anders dan regelvullinkjes kunnen 't zijn, luchtige, zwierige motiefjes in de vorm van streepjes en nulletjes en slangetjes en driehoekjes, die hij met vaardigheid en eindelooze verscheidenheid in rood en blauw op de bladen heeft geschilderd, overal waar een stuk van een regel blank bleef. Bij telling kwam ik tot 391 van die tierlantijntjes, waarbij de vulling van één regel, soms uit twee, soms uit tien figuurtjes bestaande al naar de lengte van het witte stuk, als eenheid is gerekend. Dat tinterneel en tentenel wisselvormen kunnen zijn, zal zeker niemand betwijfelen. Als we nu, met deze nieuwe beteekenis gewapend, de bewuste schildersrekening uit de Inventaire des Archives de Bruges nog eens gaan bekijken, door Dr. R. van der Meulen in extenso medegedeeld (zie ook Mnl. Woordenb. i.v. tentenelle), dan kunnen we zonder bezwaar ook daar de ‘zesse dozinen tentenellen’ voor 72 siermotiefjes houden. Men zal hier misschien tegen inbrengen, dat tusschen al die posten | |
[pagina 236]
| |
voor verfstoffen en zilverpapier en foelie, dus schildersmateriaal, deze eene voor ornamentjes, dus 't product van de schildersarbeid, kwalijk past. Ik geef 't onmiddellijk toe. Maar - 1o. zijn oude rekeningen niet altijd toonbeelden van logische samenstelling; 2o. staan de 6 dozijn planten, waaruit men gele verf bereidt (gelijk Dr. van der Meulen tentenellen verklaart), minstens even eigenaardig tusschen de rest. En - wat hoofdzaak is - mijn verklaring heeft 't groote voordeel te steunen op een zekere beteekenis van 't zelfde woord, in plaats van uit een etymologische mogelijkheid een veronderstelde beteekenis af te leiden. Wat de etymologie betreft, ik durf hierover slechts met de grootste terughoudendheid enkele opmerkingen maken. Van bevriende zijde werd mij aan de hand gedaan, of er soms verband zou kunnen zijn tusschen tinterneel-tentenel en een Hd. Tintinillus, waarover K. UnkelGa naar voetnoot1) schrijft: An solche Sagen erinnert wohl auch die früher bisweilen angetroffene Sitte bei Geistlichen, als Buchzeichen im Brevier einen sog. Tintinillus zu gebrauchen, ein Bildchen nämlich, worauf der Teufel in Bocksgestalt einen mit verschluckten Silben und verkrüppelten Wörtern beladenen Karren davonfährt - eine humoristisch-ernste Mahnung. Gedoeld wordt op de sage van Titivillus of Tithinillus, de middeleeuwsche duivel, die er zijn werk van maakte alle fouten bij 't breviergebed en tijdens de mis door de geestelijken begaan, in een zak te verzamelenGa naar voetnoot2). Tusschen die leeswijzer met de afbeelding van Titivillus en onze sierornamentjes lijkt 't verband echter vrij moeilijk aan te toonen. Of werden die gebroken woorden soms door | |
[pagina 237]
| |
bizondere teekentjes aangeduid? en noemde men deze tentenellen? Ik geef de gissing hier weer, zonder er zelf geloof aan te hechten. Veeleer zou ik verwantschap zoeken met 't Mlat. tintinellum, dat Du CangeGa naar voetnoot1) als ‘tintinnabulum, campanula’ verklaart. We zouden dan eenzelfde overgang van beteekenis moeten veronderstellen als van ‘Wijk-Franck bij tierlantijntje mogelijk acht, van geklingel tot versierinkje, ornamentje, waaraan dan bij tinterneel nog de denkbare overgang van klok tot geklingel zou moeten voorafgegaan zijn. In ieder geval maakt de vorm van 't woord het zeer waarschijnlijk, dat het van Romaansche afkomst is; misschien wordt in de vaktaal van de Oud-Fransche schilders en miniaturisten de stammoeder eens teruggevonden. Van grooter belang dan verdere etymologische conjecturen zou ik voorloopig nieuwe bewijsplaatsen van tinterneeltentenel achten, uit onze eigen middeleeuwsche of 16de eeuwsche taal. Mogelijk verschaft een gelukkig toeval ze ons op een keer. In rekeningen, incunabelen en handschriften slapen nog veel verborgen schatten.
Deventer, April '16. m.e. kronenberg. |
|