Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 35
(1916)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdWaard.In den 2den, door Prof. N. van Wijk bewerkten druk van Franck's Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal vindt men onder II. Waard, met voldoende volledigheid opgegeven wat tot nog toe 't onderzoek omtrent dit woord heeft opgeleverd. Wij lezen daar: ‘Oorsprong onzeker’. De combinatie met waar(nemen) is mogelijk: germ. werðu < idg. wer-tú ‘die voor huisgenooten en gasten zorgt en verantwoordelijk is’. Hierbij merk ik op dat Got. wairdu enz. evengoed aan een Idg. werdhú kan beantwoorden. Verder wordt gezegd: ‘Onzeker is de combinatie met on. vërðr, m. maaltijd’. Ik geloof dat beide woorden zeer nauw verwant zijn. Reeds het feit dat Ohd. wirtscaft geglosseerd wordt met ‘epulae’; wirtscafttjan en wirtôn, ‘epulari’, maakt het waarschijnlijk dat er verband bestaatGa naar voetnoot1). Doch er zijn nog andere feiten. In 't Pāli beteekent vaḍḍheti o.a. ‘spijs opzetten, opdisschen’. Vaḍḍheti Skr. varhhayati is in bet. feitelijk hetzelfde als het | |
[pagina 104]
| |
causatief van vardhate, groeien, gedijen, en beteekent dus ‘doen groeien, doen gedijen, kweeken, opvoeden’. In den zin van ‘spijzigen zal’ wordt Skr. vartsyati aangetroffen in Mahābhārata III, 3,72; vgl. 50,10Ga naar voetnoot1). Het actief vardhati is transitief, en verschilt dus feitelijk niet van vardhayati als causatief van vardhate, evenals bijv. Lat. verto op hetzelfde neerkomt als een causatief van vartate, vertor. Een woord, vormelijk overeenkomende met Got. wairdus, komt in 't Skr. of Pāli niet voor. Verreweg de groote meerderheid der met suffix u gevormde woorden heeft in 't Skr. een intransitieve beteekenis. Er zijn evenwel ook enkele nomina agentis op u; zoo: kārú, werkman (wkw. karoti); kārú, lofzanger (wkw. cakarti); waarbij men kan voegen ṛbhú, kunstenaar; ripú, bedrieger, schelm, vijand; hoewel deze twee woorden eigenlijk slechts gesubstantiveerde adjectieven zijn: ‘kunstvaardig’ en ‘bedriegelijk’. In 't Grieksch zijn alle met genoemd suffix afgeleide woorden intransitief van beteekenis en wordt voor nomina agentis de sterke vorm van u, nl. eu, gebruikt; dus: ἑρμηνεύς, Φονεύς, Φορεύς; hierbij zal ook wel behooren ὈρΦεύς als gelijkwaardig met Skr. ṛbhúGa naar voetnoot2). Ook in 't Litausch vormt suffix u slechts woorden met intransitieve beteekenis. Alleen met het naverwante suffix iu komen nomina agentis voor: sgius, dakdekker; kerdźius, herder; audjus, wever. Zooals gezegd, komt in 't Skr. geen vardhu (in stamvorm) voor; wel vardhana zoowel adj. als subst. Als subst. m. ‘wie doet groeien, doet gedijen, vermeerderaar’, enz. Vardhana, n. is ‘sterkingsmiddel, versterking’. Het adj. vardha is ‘versterkend’. Dat dit woord, gesubstantiveerd ‘voedsel’ kan beteekenen en dus overeenkomt met O N. verðr, al is dit anders gevormd, is moeielijk te ontkennen. Vardhayati beteekent dan | |
[pagina 105]
| |
ook: ‘opvoeden’. Verðr is ‘maal’; Zweedsch natt-värd is ‘nachtmaal’. Als dichterlijke uitdrukkingen kan men in Cleasby's Icel. Engl. Dict. 697 opgegeven vinden: Sleipnīs verðr, horse's meal’, i.e. hay; verð-giafi hrafns of verð-bjóðr, the raven's meal-giver, i.e. a warrior’. Hoe nauw de begrippen ‘groeien’ en ‘voeden’ samenhangen, blijkt ten overvloede duidelijk uit Lat. alo, waarbij behooren adolescere, adultus, alimentum, altus enz. Got. alan, opgroeien, is intransitief; ON. ala, voeden, transitief. Lat. altus, hoog, sluit zich aan bij 't intransief; evenzoo ons oud, dat in 't Skr. vertaald, geeft vṛddha. Lat. alimentum kan als een synoniem van ON. verðr gelden. Verdere verwante woorden vindt men bij Walde, ‘Lat. etym. Wörterbuch’, 2de druk, p. 29. Lat. alo is synoniem met Skr. vardhati; Got. alan, met vardhate. De slotsom van mijn betoog luidt kort samengevat, aldus: in 't Germ. woord voor waard ligt het begrip van ‘spijsverstrekker’: aan een gast als gastheer; aan de huisgenooten als huisheer, echtgenoot en vader; hij kan ook een verð-bjóðr zijn voor anderen. Hoe zich uit de begrippen van ‘gastheer’, ‘huisheer’ ook een woord voor ‘heer’ kan ontwikkelen, ziet men o.a. uit Skr. bhartar, onderhouder, heer; en vooral uit het Slavisch. In 't Tsjechisch is hospoda, Herberge; hospodár, Herr, Wirth, Hauswirth, Landwirth, Wirthschafter, Gastwirth, Hausverwalter; hospodin, Herr, Wirth, Gott der HerrGa naar voetnoot1). Zie verder art. gospodĭ in Etymol. Wörterbuch der slavischen Sprachen, van Miklosich. |
|