Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 35
(1916)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Verwanten van Klaasje Zevenster.In Taal en Letteren XVI, blz. 321-340, heeft Prof. J.W. Muller eenige verhalen medegedeeld die gelijkenis vertoonen met hetgeen Van Lennep vertelt omtrent de wijze waarop Klaasje Zevenster het eerst ten tooneele verschijnt. Vooreerst vermeldt hij Le Francq van Berkhey's berijmde vertelling ‘De Braadpan, op Sint Nicolaas Candidaats Vaatje’, waarop reeds vroeger door Leendertz in den Navorscher en Beets in eene maandvergadering van de Mij der Nederlandsche Letterkunde de aandacht was gevestigd, en wijst hij op mondelinge overleveringen, die gewagen van een dergelijke ‘ware gebeurtenis’ in de Leidsche studentenwereld in de 18de en de 1ste helft der 19de eeuw, en een ander geval dat in het midden der 18de eeuw te Aardenburg zou zijn geschied. Daaraan voegt hij dan toe een door hem opgemerkte veel oudere lezing, waarin het geval zich aan de Leuvensche hoogeschool afspeelt, en die voorkomt in Het Masker van de Wereldt afgetrocken van Pater Poirters (8ste druk, Antwerpen 1659, blz. 63 vlg.). Onlangs vond ik nog een andere redactie van ditzelfde verhaal en wel in het zeer zeldzame Nederlandsche kluchtboekje: De Klugtige Tyd-verdryver Waar in de alder-aardigste vermaaklijkheden van verscheide Schrijvers t' zaam gezet zijn. Bestaande in boertige Bedrijven, aardige Vragen, vermaakelijcke Antwoorden, en treflijke Zin-spreuken. Tweede Druk Verbetert met ontrent Hondert uitnemende En noit in Neerlands gedrukte lokkernijen. t' Utrecht, Uyt de Boek-winkel van Simon de Vries. Anno M. DC. LIII. Wanneer de eerste druk verscheen is mij niet bekend, maar ongetwijfeld is dit een der eerste werkjes van den veelschrijver S. de Vries, die ettelijke anecdotenbundels heeft gecompileerd. Het bedoelde verhaal staat op blz. 93 vlgg. en luidt als volgt: | |
[pagina 51]
| |
In d' hoge School van Leuven, waren twee leerlingen, zig in Regtsgeleertheit oeffenende, zy makkers zijnde, waren gestadig t' zamen op de boevejagt: en verstaande, dat eenige van hun Cameraads, eens op een avond vrolijk waren, en dat ze onder andere geregten, een groote Pastey hadden doen maken, besloten die, ongekogt, en onbetaald aan te tasten: en met dit werm gebak zelf een vrolijk maal te houden: De gasten zonden, om deze Pastey te halen, een dienstmeit, by winter, en ten elf uren in de nagt uit. Sy die op schildwagt stonden, verwagten dat zy weer quam, om de zelve uit haar handen te rukken. Daar quam, terwijl sy op de hoekGa naar voetnoot1) van een straat loerden, daar dit lekker beetjen door moest, een dienst-maagt van de selve gedaante, die een pakje in haar handen dragende, daar door ging. Sy vielen aan, beroofde haar van het pakje, dat zy meenden de Pastey te wezen, en liepen zonder gerugt te maken weg. T'huis komende, meende zy deze buit te bestormen, en wakkere gaten daar in te maken, maar by het ligt zijnde, en deze Pastey ontwindende, hoorden gekrijt, zy lichten een voorlaken op, en zagen een schoon jong, en eerst nieuw-geboren kint; Onze makkers zagen malkander bedrukt aan, om te weten, wie deze Pastey zou houden, die eer behoefden t' eten, als gegeten te worden; Sy liepen weer na de zelve straat, maar de maagt van de regte Pastey was als voorby, en d' ander, bly zijnde dat zy de last quijd was, keerde niet weer. Yder had 'sanderdaags de mont vol van deze klugt; zy zogten overal d' ouders van dit kint, doch vonden haar niet, dies zy, die zelfs nauw leeftogt hadden, en derhalven deze derde mont niet behoefden, tot het Wees-huis gingen, om deze levendige Pastey quijd te zijn, maar men weigerde het aan te nemen. Sy gingen by d' Overigheit, maar die gaven haar bevel, 't zelve, op haar kosten, op te voeden. Sy moesten't dan houden, en door d' opvoeding kregen zy't hertelyk lief. Hy tot den ouderdom van 12 of 13 jaren gekomen zijnde, begaf zig by een rijk Koopman, dien hy zoo wel diende, dat de Koopman hem toeliet beneffens zijn, ook zijn eigen koopmanschap te doen; waar door hy, in korte tijdt, den rijkdom van ontrent thien duyzend ducaten bequam, maar doen quam de dood; doch eer hy storf, maakte hy zijn Voester-heeren, erfgenamen van al zijn goed, zoo dat zy voor d' opvoeding rijkelijk betaalt wierden. De inhoud van het vertelsel komt dus nagenoeg geheel overeen met dat bij Poirters, maar het is in geheel andere bewoor- | |
[pagina 52]
| |
dingen verteld. Poirters heeft een paar bijzonderheden (b.v. ook de opmerking omtrent Lipsius en de vermelding dat de beide juristen Gentenaars waren) die in den Tyd-verdryver niet voorkomen, en men zou op grond daarvan kunnen gissen dat Poirters anterieur moet zijn. Dat echter S. de Vries zijn anecdote aan Poirters zou hebben ontleend en naar eigen trant oververteld, lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. Ik heb nagegaan of het verhaal der marodeerende studenten reeds in den oudsten, 4o-druk van het Masker, van 1646, voorkomt. Dit bleek niet het geval te zijn. Het is dus, met zoovele andere exempelen, ingevoegd bij de omwerking die het boek later heeft ondergaan. In onze openbare boekerijen zijn de oudste gewijzigde drukken niet aanwezig; ik weet dus niet in welk jaar het verhaal het eerst gedrukt is en of het mogelijk is dat S. de Vries dit, voor het verschijnen van zijn boekje, in het Masker heeft gelezen. Daar ik in den Klugtigen Tydverdryver geen andere verhalen heb opgemerkt die aan Poirters ontleend zijn en niets er op wijst dat hij diens boek heeft gezien, moeten wij dus eerder veronderstellen dat er een (nog niet aangewezen) werk zal bestaan, waaruit zoowel Poirters als De Vries hebben geput. In hoeverre het kluchtboekje van S. de Vries rechtstreeks of indirect aanleiding kan hebben gegeven tot de latere verhalen, in Holland met betrekking tot Leidsche studenten verteld, valt nog niet nader aan te wijzen. In elk geval heb ik in de talrijke Nederlandsche kluchtboeken uit de 17de en 18de eeuw die ik heb kunnen raadplegen het vertelsel nog niet teruggevonden. Poirters' Masker daarentegen is gedurende de 18de eeuw ook in Holland vele malen herdrukt.
g.j. boekenoogen. |
|