Kleine mededeelingen.
61. Gorrekens ‘arm, schamel volcxken’.
In het hoofdstuk, getiteld ‘Vant beginsel ende oorsprong der stede van Gorinchem oft Gorcum’ Divisiekron. f. 166 (XVII 10) = van Gouthoeven f. 308 staat te lezen: ‘ende dese visschers om dattet een arm schamel volcxken was/ wierden sy gheheeten gorrekens, waer van dat die stede Gorrekom (maer nu Gorichom) gheheeten wert’. Evenzo in het oudere Latijn van Johannes à Leydis Chron. Com. XXII 11 blz. 192: ‘miseri piscatores Theutonice Ghorkens’ (Goerkens De Vita et Rebus gestis dominorum de Arkel = Matthaeus Analecta VIII1 300) en bij Snoy VII blz. 87: ‘Gurrigheus hoc est, anxie atque avare piscatione viventes’. Naar ik meen, was dit bij goor (gore, gorre) behorende woord tot dusverre onbekend.
Hilversum.
m. schönfeld.