Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 34
(1915)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 34. E.J. Brill, Leiden 1915/1916
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: S. Ned. 12 8417
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van jaargang 34 van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde uit 1915. De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren beijvert zich voor het verkrijgen van toestemming van alle rechthebbenden; eenieder die meent enig recht te kunnen doen gelden op in dit tijdschrift opgenomen bijdragen, wordt verzocht dit onverwijld aan ons te melden (dbnl.auteursrecht@kb.nl).
redactionele ingrepen
p. 42, 43, 55, 59, 61, 62: op deze pagina's staan accolades die meerdere regels overspannen. Omdat wij dergelijke accolades in deze digitale versie niet goed kunnen weergeven, wordt op elke betreffende regel de accolade herhaald. Ook de woorden die erop volgen worden om misverstanden te voorkomen op iedere regel herhaald.
p. 55: In het eerste gedicht representeren de eerste vier accolades één accolade die vier regels omspant. De daaropvolgende twee accolades representeren één accolade die twee regels omspant. De accolades bij het tweede gedicht omspannen telkens twee regels.
p. 59, 61, 62: De accolades op deze pagina's omspannen telkens twee regels.
p. 74: het nootteken bij noot 1 ontbrak in de lopende tekst, wij hebben deze alsnog geplaatst.
p. 106, 122, 210: op deze pagina's zijn koppen tussen vierkante haken toegevoegd.
p. 318: het erratum dat genoemd wordt in de volgende jaargang (1916, p. IV) is hier doorgevoerd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Omdat een Franse titelpagina ontbreekt, bestaan pagina's I en II niet. Ook de blanco pagina (p.VIII) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina III]
TIJDSCHRIFT
VOOR
NEDERLANDSCHE
TAAL- EN LETTERKUNDE,
UITGEGEVEN VANWEGE DE
MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN.
VIER EN DERTIGSTE DEEL.
NIEUWE REEKS, ZES EN TWINTIGSTE DEEL.
BOEKHANDEL EN DRUKKERIJ
voorheen
E.J. BRILL.
LEIDEN - 1915/1916.
[pagina IV]
REDACTIE:
De Commissie voor Taal- en Letterkunde bij de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.
[pagina V]
INHOUD.
Bladz. | ||||
---|---|---|---|---|
w. de vries, Etymologische aanteekeningen | 1 | |||
Bok (een - schieten), bol (rond voorwerp), bom (schuit), breien, breidel, blz. 1; brem, bul, bol, balken, bulderbast, dauwelen, deger, blz. 2; deinen (dijnen), blz. 3; den, dial. doen, blz. 4; dof, duf, blz. 5; dol adj., dooier, doos, dras, blz. 6; dreutelen, droom, druk, drok, mnl. duunster, duitsch, dutten enz., eigen, blz. 7; erf, blz. 9; esch, esp, feeks, fleemen, blz. 10; flesch, flikflooien, blz. 11; flikkeren, flink, gapen, gat, blz. 13; geesel, mnl. intr. gehermen, geeuwen, gene en syn., geul, blz. 14; gieten, gist(en), gisteren, glas, dial. glei, blz. 15; mnl. (gron.) goyten, blz. 16; gooien, goor, blz. 17; gort, gras, graven, hazelaar, hebben enz., heeten, heffen, heftig, blz. 18; heiden, herken (dralen), hij, hijgen, hikken, blz. 20; hinder, nwfri. hippe, hommel, hoofd, hui, blz. 21; huid, huif, hunkeren, blz. 22. | ||||
j.w. muller, Geusevesper | 23 | |||
j. vercoullie, Sinterklaas | 32 | |||
g.s. overdiep, Over woordschikking en vers-rhythme in den middelnederlandschen Ferguut | 35 | |||
j.f.m. sterck, Tesselschade Hervormd of Doopsgezind? | 81 | |||
j.a. worp, D'onbekende voerman van 't Schou-burgh | 83 | |||
m. schönfeld, Uit middeleeuwse kronieken | 107 | |||
I. | Nibelungen, blz. 111. | |||
II. | De Britse romans, blz. 114. | |||
III. | De dierfabel, blz. 117. | |||
IV. | Van den neghen besten, blz. 119. | |||
V. | Augustijnken van Dordt, blz. 120. | |||
VI. | Een nuwe cluyt van een ridder, blz. 121. |
[pagina VI]
Bladz. | ||
---|---|---|
c.g.n. de vooys, Fragmenten uit Jan van Leeuwen's werken. I | 123 | |
c.g.n. de vooys, Fragmenten (enz.) II en III | 153 | |
a.g. van hamel, E.M. Post en Hirschfeld | 184 | |
r. van der meulen, Rob, Rop | 211 | |
r. van der meulen, Mnl. toelgen, toillien, thoillien | 214 | |
w. de vries, Etymologische Aanteekeningen | 217 | |
Ieder, iegelijk, ijver, blz. 217; ijzen, ik, in, inwilligen, blz. 218; jaar, jaarmaal, jas, jopenbier, juichen, blz. 219; juk, kaam, blz. 221; kade, kaai en dgl., blz. 222; kadetje, kaf, keet, keg(ge), kerel, blz. 223; kern, keuvelen, kever, kiem, kier, kies, blz. 224; kieuw, kiezel, blz. 225; kijken, blz. 226; kinkhoest, klad, blz. 229; nwfr. klâdderje, klatterje, klâdsje, klappen, klauteren, klauw, kleven, blz. 230; klieven, klif, klim, klits, klodder, klomp, klos, blz. 231; klungel, kneden, knerpen, knevel(en), blz. 232; kniezen, blz. 233. | ||
g. kalff, De bron van Breero's Angeniet | 233 | |
c.g.n. de vooys, Fragmenten uit Jan van Leeuwen's werken. IV | 241 | |
w. de vries, Etymologische Aanteekeningen | 282 | |
Kneuzen, gron. knijlen, knijpen, knobbel, knoedel (en knoeien), knoffelen, blz. 282; knoop, knutselen, knutterig, koe, blz. 283; koek, koekeloeren, dial. koeken, kijken, mnl. coerhuus, kof, kol, blz. 284; koon, kraag, kraan, dial. krang, krat, kribben, krieken, krijgen, blz. 285; krop, krot, kruipen enz., kruk, krul, kuil (vischnet), kuim, kweesten, blz. 286; kwelder, kwinkslag, os. *kwinta of dgl., laai, blz. 287; laten, lebbe, leek IV in Nl. Wb., lens, wangeroog lets, leut(e), leven, lidmaat, blz. 288; lied, mnl. lieke, blz. 289; mnl. loeken, blz. 290; log, lokken enz., loof, lof, look, loom, blz. 291; loopen, gron. lórt, losbandig, mnl. luchten, lui, blz. 292; luim, delden lulle, speeksel, maaien, made, maggelen, blz. 293; meenen, dial. mein |
[pagina VII]
Bladz. | ||
---|---|---|
subst., meisje, mik, blz. 294; dre. mil, misschien, missen, misten, dre. módde, moezen, blz. 295; mond, moot, mos, blz. 296; mot (insect), mot IV. V. VI in Nl. Wb., muur en mier (plant), blz. 297. | ||
p. leendertz Jr., Vondel's Roskam | 298 | |
p. leendertz Jr., Op de Jonghste Hollantsche Transformatie | 311 | |
m. schönfeld, Van de man die tot ezel werd | 318 |
Klein Mededeelingen.
41. | a.j. barnouw, Sjappitouwer, orenbaar, bakkeleien | 68 |
42. | a.j. barnouw, Blankofficier | 71 |
43. | j.a. worp, De Aran en Titus en de Oene van Jan Vos | 72 |
44. | e. haslinghuis, Formine? | 73 |
45. | g. kalff, Aanteekening op de onuitgegeven brieven aan J.P. Klein en A. Klein - Ockerse | 75 |
46. | g. kalff, De drie ringen in Mariken van Nieumeghen | 75 |
47. | g. kalff, J.J. Bodmer over Antonides' Y-stroom | 77 |
48. | c. bake, Geen drukfout bij Vondel | 78 |
49. | c.h.ph. meijer, Ledanzemaker | 79 |
50. | g.j. boekenoogen, Bredero's Moortje, vs. 2931 | 80 |
51. | g.a. nauta, Huyghens' Cluyswerck, vs. 400 en 402 | 106 |
52. | g. kalff, to bliktri | 122 |
53. | h. kern, Naar aanleiding van 't Poolsche woord legart | 149 |
54. | h. kern, Robbe, vischmaag | 150 |
55. | g. nauta, Moortje vs. 2292. (Terentius' Eun. vs. 184) | 151 |
56. | g. kalff, Een Engelsch lied ‘van den Hazelaar’ | 210 |
57. | r. van der meulen, Mnl. tentenel | 236 |
58. | k. ter laan, Sunter | 238 |
59. | g. overdiep, Seghelijn vs. 1422 vg. | 239 |
60. | p. leendertz Jr., Walewein 833 | 281 |
61. | m. schönfeld, Gorrekens, ‘arm, schamel volcxken’ | 297 |