Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 34
(1915)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe bron van Breero's Angeniet.‘Omtrent de bron van de “Angeniet” kan moeilijk eene gissing gewaagd worden, daar de dichter hoogst waarschijnlijk alleen uit zijne levensgeschiedenis putte. De geringe verwikkeling en het tooneel op den Olympus wijzen ons niets nader aan. Starter heeft van het gegevene een oordeelkundig gebruik gemaakt, mocht ook de inval, om Angeniet door de Olympiërs naar de Maan te doen verbannen, aan zijne oude zorgelooze grilligheid herinneren.’ Aldus Dr. Jan ten Brink in zijne Inleiding | |
[pagina 234]
| |
tot Breero's Angeniet (De Werken van G.A. Bredero, II, 341). Uit mijn Algemeene Inleiding tot de hier genoemde uitgaaf van Breero kan vroeger reeds gebleken zijn, dat Ten Brink's voorstelling in meer dan een opzicht herziening behoeft. De ‘inval om Angeniet naar de maan te doen verbannen’ immers is niet van Starter; men vindt haar reeds bij Breero; uit eenige regels van Lucelle - aangenomen dat deze ook in het origineel voorkomen - blijkt dat Breero in dezen Le Jars heeft gevolgd. (Vgl. De Werken enz. Inleiding blz. 21-22. Maar hoe kwam Breero ertoe, een achttal Olympische goden in zijn werk te doen optreden? Was dat eigen vinding? Dat is mogelijk, maar wordt toch minder waarschijnlijk, indien men in aanmerking neemt, dat twee tooneeldichters vóór hem evenzoo Olympische goden in eenzelfde stuk met menschen ten tooneele hebben gevoerd. De een is de Zuidnederlander Kolijn van Rijssele, in wiens Spiegel der minnen Saturnus, Phoebus en Venus den gang der gebeurtenissen te Middelburg en Dordt leidenGa naar voetnoot1). Aan Kolijn mogen wij te eer denken, omdat hij, mede door Coornhert's uitgaaf van zijn werk (1561), in Noord-Nederland bekend is gebleven en omdat hij door Breero genoemd wordt in zijn Spaanschen Brabander (vs. 211). De tweede is de bekende Engelsche prozaschrijver, Euphuïst en tooneeldichter John Lilly, die in 1597 zijn tooneelstuk The Woman in the Moone het licht deed zien. Op dit, te onzent nu weinig bekend, stuk wenschen wij de aandacht der lezers van dit Tijdschrift te richten. De inhoud komt ongeveer hierop neer: Pandora wordt door Nature geschapen op verzoek van eenige herders uit Utopia, die ‘as yet bewaile their want of female sex’; de zeven Planeten (Saturnus, Mars, Jupiter, Sol, Venus, Mercurius, Luna) komen op, drijven den spot met het nieuwe schepsel en misbruiken hun invloed door Pandora een | |
[pagina 235]
| |
onaangenaam karakter te geven; zij bejegent dan ook Gunophilus, door Nature gezonden om haar te dienen, en een viertal herders, zuur en snibbig; ook speelt zij de coquette tegenover hen (evenals Angeniet); Venus maakt haar: ‘false and full of slights’; Luna oefent ten slotte den sterksten invloed, zeggend: And as I am, so shall Pandora bee,
New-fangledGa naar voetnoot1) fyckle, slothfullGa naar voetnoot2), foolish, mad.
Ten slotte wordt Pandora door Nature voor de keus gesteld te verhuizen naar een der zeven planeten; haar beslissing vernemen wij uit de volgende verzen: Thou, Venus mad'st me love all that I saw,
And Hermes to deceive all that I love;
But Cynthia made me idle, mutable, forgetfull,
Foolish, fickle, franticke, madde;
These be the humors that content me best,
And therefore will I stay with CynthiaGa naar voetnoot3).
Indien Lilly's stuk behoord heeft tot het repertoire der Engelsche komedianten, die hier te lande in het laatst der 16de en de eerste helft der 17de eeuw voorstellingen hebben gegeven, en die waarschijnlijk ook te Amsterdam zijn geweest, dan kunnen Breeroo en Starter daar een vertooning van The Woman in the Moone hebben bijgewoond, Starter ook verstaan wat er gezegd isGa naar voetnoot4). Ten slotte moge nog het volgende opgemerkt worden. De inmenging der Olympische goden in de zaken der menschen komt ook reeds in het, door Breero bewerkte, deel van het stuk voor, al is in Lilly's stuk geen sprake van een hemelraad, op den Olympus gehouden. De afstand tusschen Breero's personages, die als gewone menschen worden voorgesteld en de Olympische goden is veel grooter dan in Lilly's stuk, waar | |
[pagina 236]
| |
wij te doen hebben slechts met een allegorisch personage als Gunophilus en Utopische herders. Endimion, de naam van den ouden rijken vrijer in Angeniet, is de titel van een ander stuk van Lilly: Endimion, The Man in the Moone, dat de bekende liefdesgeschiedenis van Cinthia (Diana) en Endimion behandelt.
Met de gegevens, die ons nu ten dienste staan, kunnen wij in dezen niet tot geheele zekerheid komen. Waarschijnlijk komt mij voor, dat Breero de eigenlijke stof voor zijn Angeniet ontleende aan zijn gemoedsleven of liever aan zijn droevige liefdeservaringen; in zóóver kan ik met Ten Brink instemmen; dat hij echter bij de bewerking dier stof zijn voordeel heeft gedaan met het werk van Kolijn van Rijssele of van Lilly of van beiden. g. kalff. |
|